Uw zoekacties: Schutterij

0755 Schutterij ( Collectie Overijssel locatie Deventer )

beacon
 
 
Inleiding
De oudste vermelding van Deventer schutters vindt men in de stadsrekening van 1347. In 1359 volgde met goedkeuring van schepenen de vaststelling van de statuten van de olderluiden van het schuttersgilde *  . Van 1360 tot 1370 waren er voor verdediging en bewaking reeds 32-48 schutters, één specialist voor de voetboog (armborstier) en ca. 10 toren- en poortwachten aangevuld met 3-5 (kruisboog)soldeniers *  . Bijzonderheden omtrent de schutterij geeft de ordonnantie van 1392. Voor eigen genoegen werd er in de Doelen (Sijzenbaan hoek Smedenstraat) met de handboog geschoten. Naast de verdediging waren er als publieke taken nachtsurveillance en brand blussen. Eenmaal gekozen door het gilde diende elke schutter vanaf 1392 een voetboog aan te schaffen. De schutterij kende dus deels particuliere gildeactiviteiten, deels onbetaalde publieke taken. Voorts begeleidden zij hooggeplaatsten. Zo escorteerden op 2 sept 1425, 72 schutters de hertog van Kleef over de IJssel vanaf Nijenbeek tot aan de stad; drie dagen later bracht eenzelfde aantal de hertog naar Zutphen *  . Voor hun diensten werden de schutters, althans de ouden, door de stad gekleed en maandelijks onthaald op een take wijn. Ook op het schieten van de papegaai woensdag na Pinksteren volgde een drinkgelag op kosten van de stad. Bovendien gaf het de schutterskoning een jaar lang vrijstelling van nachtsurveillance en van 'vuerwerc' *  .
In de 16e eeuw leidden toenemende spanningen tot hervormingen. De ordonnantie van 23 juni 1513, die elke schutter de aanschaf van een geweer en een harnas 'tot onser Stadt eere ende walvairt'  *  bevool, zal in niet geringe mate beïnvloed zijn door de wapenfeiten van de hertog van Gelre en de zwakke positie van de Utrechtse bisschop. Relatief kort daarna (1556) herzag het stadsbestuur de schutterij opnieuw 'om die te stercken ende die te reformieren tot welfart der Stad' *  . Conform de herziening kregen op 3 mei 1556 alle schutters ontslag, waarna twee schepenen de nieuwe schutters selecteerden, beëdigden en aannamen. Deze tweede hervorming moet gezien worden tegen de volgende achtergrond. Allereerst kon op de uitbreiding van de Habsburgse macht in Overijssel door oplegging van een provinciaal gerechtshof (Kanselier en Raden) in 1553 een reactie moeilijk uitblijven en bovendien had Deventer in dezelfde tijd een ernstig conflict met Zutphen over de Epserweerd *  . Van geheel andere aard waren de spanningen als gevolg van de reformatie vanaf 1560 *  , die in 1566-1567 hoog opliepen. Ondanks grote bezwaren van de stadhouder en van Brussel waagden schepenen en raad het op 12 september 1566 de Mariakerk voor de verkondiging van de nieuwe leer vrij te geven.
Voor deze stap kapittelde de landvoogdes op 20 september 1566 het stadsbestuur, dat de brief met terechtwijzingen op haar vergadering van 26 september besprak. Het is niet onmogelijk dat het hierin een verhulde aanzegging las om protestantse, i.c. Lutherse godsdienstoefeningen binnen de stad met geweld te beletten of uiteen te drijven. De problemen die de stad en de schutterij hiermee zouden krijgen laten zich raden.
Er werd in dezelfde vergadering dan ook op aangedrongen dat de schutters en olderluiden hun positie zouden bepalen. Hoe die eruit zag is niet bekend, wel weten we dat het stadsbestuur er al in december 1566 toe overging om via een oproep 50 mannen te zoeken voor de nachtsurveillance. Tegelijk verlangde de Gezworen Gemeente dat het stadsbestuur ettelijke harnassen en korte geweren aan zou schaffen *  . Na de aanwezigheid van Spaanse legers van 1568-1576 en in 1578, kwam er voor de nachtsurveillance in 1579 een definitieve oplossing door het oprichten van de Wacht, die in de 17e eeuw werd aangepast en-met een onderbreking in de Franse tijd-tot 1850 intact bleef *  .
Nadat de Grondwet van 1814 de oprichting van plaatselijke schutterijen had bevolen, begon in maart 1815 een stroom van missiven van de gouverneur aan de stad met als eerste opdracht 'om onverwijld de Schutterij te organiseren' *  , hoewel de instelling eerst bij de wet van 11 april 1827, stb 17, een uniforme landelijke basis kreeg. De schutterij diende voor het 'behoud van de inwendige rust' van grotere gemeenten (boven 2.500 inwoners), met inbegrip van brandpiket. De schutters die een burgerbaan of -beroep hadden, oefenden om de 14 dagen op zondagmiddag. Als opperbevelhebber besliste de burgemeester over de gevallen, die inzetten van de schutterij vereisten. Op bevel van de gouverneur kon zij bovendien elders in de provincie worden opgeroepen. Bijzonder was dat zij in buitengewone omstandigheden ook bevolen kon worden om ondersteunende taken van de Nationale Militie over te nemen, d.w.z. met uitsluiting van deelname aan gevechtshandelingen. Bij Koninklijk Besluit van 19 september 1867 werd bepaald, dat de sterkte der schutterij zou worden geregeld naar het aantal inwoners volgens laatste tienjarige volkstelling. Dit bracht de actieve sterkte der Deventer schutterij in 1868 op 325 man. Op 31 december 1900 bestond het schuttersbataljon in Deventer uit 554 manschappen, waarvan 338 actief. Het bataljon telde 3 compagnieën elk onder bevel van een kapitein. Bij het bataljon fungeerden een auditeur-militair, een officier van gezondheid en een luitenant-kwartiermeester. De schuttersraad bestond uit een kapitein (voorzitter), een 1e en 2e luitenant, een sergeant, een korporaal en een schutter.
De luitenant-kwartiermeester trad op als secretaris, terwijl de auditeur-militair vonniste. De bode van de schuttersraad, die tevens de veroordeelden in hechtenis nam en voor inning der opgelegde boeten zorgde, was een sergeant-majoor. Voor de administratie en het geven van instructies was er een adjudant-onderofficier, terwijl een sergeant-tamboer de leiding had over 8 tamboers. Vermeldenswaard is nog dat de tamboers, aanvankelijk enkel bedoeld als steun bij het exerceren, weldra de basis vormden van een kapel, die van direct belang voor het stedelijk muziekleven was. In 1901 werden de Nederlandse schutterijen bij Koninklijk Besluit opgeheven (inwerking getreden 1905). De Landweer werd de opvolgster van de schutterij.
Inventaris
3. Naamlijsten

Kenmerken

Datering:
1814-1905 (1907)
Openbaar:

Omvang:
3 m
Voorwaarden voor raadpleging:
Het archief is openbaar.
Voorwaarden voor reproductie:
De voorwaarden voor reproductie bij Collectie Overijssel locatie Deventer zijn van toepassing.
Taal:
Nederlands
Opmerkingen:
Schutterij werd ook wel genoemd landstorm. Zie voor periode voor 1795 ID 752
Publicaties:
Oud 22, historisch overzicht op pag.250-252
Inventarisatierichtlijn:
ISAD(G): Algemene Internationale Norm voor Archivistisch Beschrijven
Citeerinstructie:
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste eenmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
NL-DvCO, Collectie Overijssel locatie Deventer, ID 0755, Schutterij, inv.nr. …
VERKORT:
NL-DvCO, ID 0755, inv.nr. ….
Categorie: