Uw zoekacties: Instellingen van weldadigheid te Deventer

0700 Instellingen van weldadigheid te Deventer ( Collectie Overijssel locatie Deventer )

beacon
 
 
Inleiding
Alleen van die instellingen van weldadigheid is hier sprake, aangaande welke stukken in het archiefdepôt der Gemeente berusten. Aan een lijst van deze stukken, die niet jonger zijn dan 1795, zijn mededeelingen toegevoegd betreffende de geschiedenis dier stichtingen, in verband daarmede eveneens loopende tot het einde der Republiek.
Nagenoeg alle instellingen van weldadigheid stonden onder oppertoezicht van het stedelijk bestuur, dat daartoe telken jare op St. Petersoctaaf voor elke stichting twee "overprovisoren" uit zijn midden benoemde, terwijl het dagelijksch beheer en toezicht berustte bij twee leden der Gezworen Gemeente, die eveneens door het college van Schepenen en Raad werden aangewezen.
Met groote erkentelijkheid maak ik melding van de welwillende wijze waarop Dr. M.E. Houck alhier mij eenige zijner aanteekeningen ter raadpleging heeft afgestaan.
1. Het heilige geesten- of groote gasthuis
2. Het voorster gasthuis
0700 Instellingen van weldadigheid te Deventer
Inleiding
2.
Het voorster gasthuis
Den 20 Maart 1471 heeft de aanzienlijke Deventer burger Geerlich of Geert Hakesberch, die gedurende meerdere jaren schepen en raad dezer stad en kerkmeester van de St. Lebuïnuskerk geweest is, zijne onroerende goederen op de Berg in de Goltstraat bestemd "tot enen gasthuyse arme luyden dair inne te woenen ende oer kost ende noeturfte dair inne te hebben", aan welke stichting hij tegelijkertijd zijne geheele nalatenschap vermaakte. De uitvoering dezer beschikkingen werd bij dezelfde acte opgedragen aan vier met name genoemde "testamentores", die zich zelf bij het overlijden van een hunner zouden aanvullen, zoo dat in de plaats van den overledene "enen gueden man, gelike mechtich" door de overlevenden gekozen moest worden * 
Het gedeelte van de Goltstraat, waar het "Geert Hakesberch's Gasthuis" gelegen was, heette de Voorst, wellicht aldus genoemd naar een voormalig huis daar ter plaatse van de heeren van Voorst. En in een acte van 25 Maart 1478 wordt het dan ook genoemd "zal. Geerd Hakesberges gasthuis geheeten in die Voerst" *  Deze lange benaming wordt in een schepenbrief van 1485 reeds verkort tot "gasthuis in die Voerst" *  waaruit ten slotte de naam Voorster gasthuis ontstaan is.
De door de beheerders vastgestelde ordonnantie op de stichting bepaalt dat iemand die "aelmissen" geniet en "eigen off horigh" is niet mag worden opgenomen en dat er in het gasthuis 18 mannen en 8 vrouwen, die ouder dan 50 jaar zijn, kunnen geplaatst worden * 
Dan stelt een waarschijnlijk later aan de ordonnantei toegevoegd voorschrift vast dat de provisoren der stichting bestaan uit een schepen, een raad en twee gemeenslieden en dat bij overlijden van een hunner de keuze berust bij de overlevenden, die echter gehouden zijn in diens plaats in diens plaats iemand van dezelfde waardigheid te kiezen. Aan dit recht van cöoptatie is in den loop der 16e eeuw een einde gekomen: blijkens het oudst bewaard gebleven petrikeurboek, dat over 1582, toch werden reeds toen - en zoo is het tot het einde der Republiek gebleven - twee provisoren telken jare door de schepenen en raden uit hun midden gekozen.
De beide gemeenslieden waren belast met het dagelijksch toezicht *  en één van hen daarenboven met het beheer van de goederen en fondsen der stichting; volgens het zooeven aangehaald voorschrift moest deze laatste jaarlijks rekening en verantwoording afleggen aan zijne drie medeprovisoren.
Later werden de rekeningen van de beheerenden gemeensman alleen opgenomen door de beide provisoren uit de Raad, echter in tegenwoordigheid van den tweeden gemeensman. Van wanneer deze verandering dagteekent is onbekend, doch blijkens de oudst bewaard gebleven rekening (1623) was dit toen reeds het geval. En wanneer, zooals de rekeningen aantoonen, van 1707 af niet twee, maar vier gemeenslieden als besturende provisoren worden aangewezen, zijn dan ook drie hunner bij de afhooring tegenwoordig.
Reeds twee jaren later, sinds die over 1709, worden de rekeningen niet meer afgelegd door één hunner maar door de gezamenlijke provisoren uit de Gezworen Gemeente; de beide provisoren uit den Raad blijven bij voortduring met de opneming belast.
Hoewel Geert Hakesberch zijne stichting bestemd had ten behoeve van "arme luyde", zij het dan ook dat deze volgens de boven aangehaalde ordonnantie geen "aelmissen" mochten genieten, hebben de provisoren reeds in de eerste helft der 16e eeuw een andere maatstaf voor opneming aangelegd en de opengevallen plaatsen uitsluitend tegen betaling vergeven, zoodat het gasthuis allengs niet meer door "arme luyde" doch slechts door meer gegoeden bewoond was. Opmerkelijk in dit verband is een acte van 16 Augustus 1546, waaruit blijkt dat reeds eenige jaren te voren de gemeensman Wijnolt ten Berchuys, die beheerend provisor van het gasthuis was, met zijne vrouw in het voorhuis daarvan woonde en hem toen door zijne medeprovisoren toegestaan werd daar levenslang te blijven en de kost te genieten *  Een bewijs, hoe het verblijf in het Voorster gasthuis zelfs voor een lid der Gezworen Gemeente aantrekkelijk, althans niet beneden zijn waardigheid was.
Of de maatregel om uitsluitend kostkoopers op te nemen het gevolg was van achtearuitgang der inkomsten blijkt nergens en is ook niet waarschijnlijk. Het kan dan ook geen verbazing verwekken dat eindelijk gesproken wordt van het "misbruyck als in der Voirst geschiet is" en de Gezworen Gemeente in een gezamenlijke vergadering met den Raad voorstelt voortaan "den armen ende nyet den rycken die plaitsen om Gaetwillenn t'vergeven" *  Aan dit voorstel, waarmede Schepenen en Raad zich vereenigden, moge in den beginne de hand zijn gehouden, zeker is dat reeds in de rekening over 1623, evenals in de latere, wederom inkoopsommen van kostkoopers verantwoord worden; en de schrijver van de "Tegenwoordige staat van Overijssel" (1792) vermeldt dan ook: "zedert lange jaren worden de kost en huisvesting daar alleen vergund aan diezelven kunnen kopen" * 
Niettegenstaande bij de gewone inkomsten der stichting ook nog deze baten kwamen is de finantieele toestand van het Voorster gasthuis in den loop der 17e eeuw langzamerhand achteruit gegaan; zoozeer, dat Schepenen en Raad in December 1682 aan de beide provisoren uit hun midden meenden te moeten aanbevelen het landbouwbedrijf met paarden en vee af te schaffen en de bewoners in het Groote gasthuis onder te brengen. *  Dit plan, dat een radicale verbetering beoogde, vond echter bij de gezamenlijke provisoren zelf geen instemming en men sukkelde nog tien jaren door totdat ook zij inzagen dat het niet langer ging en zelf een voorstel in den geest van dat van 1682 aan Schepenen en Raad deden. Naar aanleiding hiervan besloten deze in hunne vergadering van 21 Januari 1691, dat de proveniers, die moesten uitsterven tot 28, zouden worden overgebracht naar het Groote gasthuis en dat de paarden, vee, landbouwgereedschappen en huisraad zouden worden verkocht; tevens machtigden zij de provisoren van het Groote gasthuis het op hun terrein gelegen "groote bouwhuys" voor de nieuwe bewoners behoorlijk in orde te laten brengen en in den gevel daarvan in grauwen steen te laten uithouwen: "Het Voorster gasthuis".
Tegen half April was een en ander gereed en konden de proveniers de nieuwe woning betrekken. Was hierdoor het Voorster gasthuis overgebracht naar het terrein en zelfs in een gebouw van het Groote gasthuis, van een vereeniging der twee stichtingen was nog geen sprake: elke der beide instellingen behield haar eigen provisoren en bleef geheel afzonderlijk beheerd.
Lang duurde het niet of men begreep dat het practisch zou zijn indien dezelfde personen het dagelijksch bestuur van beide gasthuizen uitoefenden; en reeds van 1709 af werden dan ook steeds dezelfde gemeenslieden tot beheerende provisoren van elke der twee stichtingen gekozen. Alleen de twee provisoren uit den Raad, aan wie genen rekenplichtig waren, bleven voor beide instellingen nog verschillen totdat ook, van 1758 af, telken jare dezelfde schepen en dezelfde raad tot provisoren én van het Groote én van het Voorster gasthuis benoemd werden. Doch dit alles bracht uit den aard der zaak nog geen vereeniging der beide stichtingen mede: het bleven geheel afzonderlijke instellingen, over elke waarvan de provisoren jaarlijks rekening en verantwoording aflegden.
Eerst na de omwenteling van 1795 zou ook hierin verandering komen.
Den 27en Maart 1798 vergunde de municipaliteit namelijk aan de inmiddels benoemde bestuurderen de inkomsten en uitgaven van beide stichtingen in één rekening te verantwoorden. En van toen af waren de beide instellingen geheel vereenigd onder één aan de stedelijke overheid rekenplichtig bestuur en sprak men voortaan van het Groote en Voorster gasthuis.
3. Het St. Jurriëns gasthuis
4. Het St. Geertruiden gasthuis
5. Het St. Elisabethsgasthuis
6. Het heilige sacramentshuis.(henrick bruynshuis)
7. Het oude mannenhuis, pols-armenhuis en haverhuis
8. Het burgerweeshuis
9. Het kinderhuis
10. Het oude vrouwenhuis
11. Het Stappenhuis
12. Het Mouwickshuis
13. Het Herman Boevinckshuis
14. Het Meyershof en Armgart Swartjeshuis
15. Het Waeningshuis en het dymme Slaetkenshuis
16. Het Scherffs (Herman Hessels) huis

Kenmerken

Datering:
1388-1807
Omvang:
8,7 meter(s)
Omvang in stuks:
15
Voorwaarden voor raadpleging:
Het archief is openbaar.
Voorwaarden voor reproductie:
De voorwaarden voor reproductie bij Collectie Overijssel locatie Deventer zijn van toepassing.
Opmerkingen:
Stedelijke instellingen op het gebied van armenzorg, gezondheidszorg en bejaardenzorg. Specificatie: Heilige Geest- of Groote Gasthuis, Voorster Gasthuis, St. Jurriensgasthuis, St. Geertruidengasthuis, St. Elisabethsgasthuis, H. Sacramentshuis (Henrick Bruynshuis), Oude Mannenhuis, Polsarmenhuis, Waeningshuis, Dymme Slaetkenshuis, Haverhuis, Scherffshuis (Herman Hesselshuis) Burgerweeshuis, Kinderhuis; later onder een naam als Vrouwenhuis: Stappenhuis, Mouwickshuis, Herman Boevinckshuis, Meyershof, Armgart Swartjenshuis. Zie ook ID 862, ID 690, ID 691 en ID 692
Citeerinstructie:
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste eenmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
NL-DvCO, Collectie Overijssel locatie Deventer, ID 0700, Instellingen van weldadigheid te Deventer, inv.nr. …
VERKORT:
NL-DvCO, ID 0700, inv.nr. ….