Roloff Michiels en Pieter Godscalck, schepenen van Deventer, getuigen, dat Willem van Zweten en Geertruijt, zijn huisvrouw, verklaard hebben te hebben verkocht aan Hessel Henrickx soen een jaarrente van 10 gouden overlandsche keurvorster Rijnsche guldens uit hun erf en huis in de Noordenbergstraat tussen de erven en huizen van Henrick Putman en Steven Tappe onder voorbehoud van een jaarrente daaruit van 5 Rijnsche guldens aan de erfgenamen van Geerd Hakesberch, één van 8 mud rogge aan Geertruijt ter Molen en één van 6 Rijnsche guldens aan Herman Dirickx soen, 1476 november 19

1476 november 19

Aanvraagnummer:

90240 : 597

Charterlijst: regestnummer 964.

1 charter.

Zie ook:

Toegang 2000, Regest 964

Gebruik CTRL + scroll om te scrollen

Organisatie: Collectie Overijssel locatie Deventer

laatste wijziging 15-03-2024

1 gedigitaliseerd

598 Johan van Oldenniell verklaart van de erfgenamen van Hattem te hebben ontvangen de som van 32 heerenpachtponden die hij jaarlijks verrenten zal met 2 heerenpachtponden gaande uit zijn huis en hofstede en bij opzegging een half jaar te voren zal restitueren, 1477 maart 5 i

599 Coenraet ten Duijne en Willem ten Colcke, schepenen van Deventer, getuigen, dat Willem van Zweten voor hen verklaard heeft als gemachtigde der stad, te hebben verkocht op de Steerne en overgedragen heeft aan Albert Morringk het erf en huis in de Norenbergstraat tussen Engele Bangen en Eefse van Benthem, welk erf en huis toebehorde aan Geerd van Kessel en door de stad naar rechten was aangeslagen wegens een door Gaerd verschuldigde breuk van 100 heerenpond, 1477 juni 17 i

600 Johan van Lair en Willem Krijt, schepenen van Deventer, getuigen, dat Johan van Kuijck en zijn vrouw Alijt en Wichmoet, weduwe van Peter Backer, verklaarden verkocht te hebben aan Geert Heckman een jaarrente van 1 1/2 gouden Rijnschen gulden, die zij bezaten bij erfenis van Peter Goesening uit twee huizen en erven in de Norenbergstraat, vervallende naar uitwijzen van een schepenbrief bezegeld door Geert te Coeverden en Garcelis van Aller, behoudens daaruit eerst een jaarrente van 4 zware pond aan de stad, één van 2 Rijnsche gulden aan Willem Kremer, één van 1 Rijnsche gulden aan Geertruijt van Wechgeler, erfgenamen, en één van 1 Rijnschen gulden aan Johan Johanss, 1477 december 13 i

601 Johan van Lair en Willem Krijt, schepenen van Deventer, getuigen, dat Henrick van Kuijck verklaarde te hebben verkocht aan Geert Heckman een jaarrente van 2 gouden verlandsche Rijnsche guldens, uit een huis en erf bij de Norenbergerpoort tussen dat van Hondelt backer en Herman Lerss, naar uitwijzen van een schepenbrief bezegeld door Ludeloff Henrickx soen en Reijner van Rensen, behoudens daaruit eerst een jaarrente van 2 zware pond aan de erfgenamen van Alijt toe Wechgele en één van gelijk bedrag aan de stad, 1477 december 13 i

602 Johan Borre, cameraar van Deventer, verklaart vanwege de stad te hebben verhuurd aan Johan Hermans soen en Mechtelt zijn vrouw, het erf en huis gelegen binnen Deventer bij het Scoemakers perck, tussen de huizen van Geert Geertsoen en Geert Molner, tegen 5 herenpond 's jaars op St. Peter ad Cathedram te betalen, met bepaling, dat onder die 5 pond het booggeld zal begrepen zijn, dat zij het huis hun leven lang zullen mogen bewonen en dat zij het zullen moeten onderhouden, 1478 februari 21 i

603 Johan van Zonnenberghe beleent Henrick van Mijllinghen, zoon van wijlen Claes, met drie stukken land in het kerspel van Wijhe, buurtschap Tongeren, geheten die Appelboom, Everdingloerberch en het Weijtenland, 1478 december 21 i

604 Broeder Harman Delwener, custos in Vriesland, en de seniores van het Minderbroederklooster te Deventer, van wegen Gaedeker Johanzon, procurator van het convent, benevens Lambert Claesson en Peter Verwer, provisoren en procuratoren van het Sacramentsgilde in de Lieve Vrouwe kerk aldaar, verklaren, dat Ghetruijt van Ghent en Henrick ter Poerten mogen heffen tot op het overlijden van den langstlevende (totten lesstenlijve) een jaarrente van een Frankrijksch schild, welke door Ghetruijt voornoemd, volgens een schepenbrief bezegeld door Roloff Michiels en Peter Godtschalck, is verkocht, 1480 mei 11 i

605 Albert van den Haeve en Garcelis van Aller, schepenen van Deventer, getuigen, dat Berent Roeck en Willem, zijn huisvrouw, voor hen verklaarden te hebben verkocht aan Geert Heckeman een jaarrente van een heerenpond, uit hun huis en erf binnen Deventer bij de Norenbergerpoort, tussen dat van Meister Geert baertscherre en Herman Leerse, 1481 mei 24 i

606 Willem van der Zede en Henrick Wullingk, schepenen van Deventer, getuigen, dat Harman Ketell en Mechtelt zijne vrouw, voor hen verklaard hebben te hebben verkocht aan Willem van Averengk de jaarrente van een gouden Rijnschen gulden, die zij hebben uit de twee huizen en erven aan malkander gelegen op de hoek van de Waterstraat aan de ene en Mariken then Duijne aan de andere zijde, half te beuren op Paschen, half op Zantganghe, 1483 i

719 Hermannus, gardiaan van het Minderbroederklooster te Deventer, verklaart Everhardus Gerardi met zijn vrouw en kinderen op te nemen, 1484 (zonder datum)

607 Peter Gotscalck en Herman Ludolph, schepenen van Deventer, getuigen, dat meister Johan Baertscherer en Engell, zijn vrouw, verklaarden te hebben verkocht aan Johan Heckman een jaarrente van 3 overlandsche gouden Rijnsche guldens uit hun erf en huis aan de Nieuwmarkt, tussen dat van Geert Kock en dat van de erfgenamen van Herman Hoefacker, behoudens eerst daaruit aan Belij Hoefackers een jaarrente van 6 Rijnsche guldens, één van 5 Rijnsche guldens aan ..... Steijnbeckers, één van 5 lichte pond aan de kapellaans der L.V. kerk, één van een kwart wijn aan het oude convent en één van 6 penningen aan Henneken Krijt, 1484 juli 27 i

608 Henrick Wultinck en Geert Bruens, schepenen van Deventer, getuigen, dat Johan ten Berchuijs met Griete, zijn vrouw, verklaarden te hebben verkocht aan Henricus Spegell een jaarrente van 1 gouden overlandschen keurvorster Rijnschen gulden twee heerenpond, uit zijn huis en erf binnen Deventer in de Rijckmoetenstraat tussen dat van Johan voornoemd aan de ene en van Geert Becker aan de andere zijde, behoudens eerst daaruit aan Johan van Zuerhuesen een jaarrente van 2 Rijnsche gulden en een van 4 lichte pond aan de vicarissen van de St. Lebuinuskerk, 1484 november 4 i

609 Bisschop David van Bourgondië verzoekt de prior van Albergen om de overeenkomst, die hij (David) onlangs heeft gesloten met de priores en het convent van het klooster te Weerselo, met de abt van St. Paulus te Utrecht te willen helpen uitvoeren, 1484 november 24

610 Geert ter Bruggen en Henrick van Bulderen, schepenen van, Deventer, verklaren, dat Herman Seemsmaker en zijn vrouw Hille verkopen aan Geert Heckman een jaarrente van 1 gouden overlandschen Rijnschen keurvorster gulden uit een huis en erf in de Norenbergstraat aan het schild, tussen dat van Johan van Rijssen en dat van Werner steenmetseler, behoudens daaruit eerst een jaarrente van 1 goudgulden aan de erfgenamen van Delis Witappel, één van twee lichte pond aan St. Augustinusgilde, één van 1 lichte pond aan de erfgenamen van Geert Scriver en één van 1 lichte pond aan het klooster van Sibculo, 1485 november 15 i

611 Stephanus Petri de Harlem, decretorum licentiatus, door bisschop David van Bourgondië benoemd tot rechter in de na te noemen zaak, geeft last aan alle presbijteri, notarii et cursores, aan wien deze brief is gericht, om bijgaand mandatum eerst aan te plakken aan de kerkdeur te Utrecht en vervolgens deken en kapittel van St. Walburg te Zutphen te citeren tegen de procurator fiscalis curie ad decendum cos et corum quemlibret respective literis dicti Rmi Domi nostri domini Trajectensis inhibitoriis et monitoriis, waardoor deze brief is getransfigeerd, 1486 februari 16 i

612 De regering der stad Deventer geeft vidimus van een brief gegeven in den jairenn nae Christi gebort 1486 am sonnavende vor dem sonnendage Vocem jocunditatis, waarbij de stad Lubeck afschrift geeft van een gewijsde d.d. Jubilate 1486 in een harer stedeboeken geregistreerde en betreffende een geschil over enige geborgen goederen tussen Tijlen Korner en Hennijng Grijsz, 1486 mei 17 i

613 Gerit van Mekeren, drost van Veluwe, verklaart, dat Coenraad ten Duijne c.s., Gerselis van Aller c.s., provisoren van het H. Geest gasthuis te Deventer, Johan van Groelle c.s., Henric Zwitse als provisor van het St. Augustimusgild te Deventer, Henric van Twelle c.s., Johan van Graes, prior in de Bergkerk te Deventer, Beerte ten Sande, Emme, Garberich Gruijters, Petra Witappels, materschen respectievelijk van Meester Geerts-, Brands-, Lammenklooster en het oude convent te Deventer, alsmede Beerte, weduwe van Gelmar Gelmarss c.s., gevolmachtigd hebben Peter Gaetschalck en Engelbert van Doetinchem om hen in rechten te verdedigen voor de keizer of andere wereldlijke zowel als geestelijke rechters tegen het arrest en de bezetting op hun goederen, renten, tienden enz. in Veluwe door deken en kapittel van St. Walburg te Zutphen gedaan, 1486 oktober 31

614 Peter Gotschalck en Geert Kuerkamp, schepenen van Deventer, getuigen, dat Johan Heckman en Griet, zijn vrouw, verklaarden te hebben verkocht aan Geert Heckman een jaarrente van 3 gouden Rijnsche Gulden uit een huis en erf aan de Nieuwemarkt, tussen dat van Geert Kock en dat van de erfgenamen van Herman Hoefackers, naar uitwijzen van een schepenbrief, bezegeld door Peter Gotschalck en Herman Ludolph, 1486 december 4 i

615 Johan Hijssink, zijn huisvrouw Kersteken en Hasken, zoon van Kerstiken, verklaren te hebben verkocht aan Johan van Arnhem ten behoeve van het huis die Voirst binnen Deventer, twee koeweiden uit hun wantalen liggende op Epserweerd achter het Kuerhuijs, 1488 november 8 i

616 Johan Oesterhues en Albert van Costrijck, schepenen van Deventer, getuigen, dat Henrick Rikeltts en Marijken, zijn huisvrouw, verklaarden te hebben verkocht aan Gheert Heckeman de jaarrente van een gouden overlandschen Rijnschen gulden, die zij hebben uit het huis en erve binnen Deventer in de Nieuwstraat, tussen dat van Berte Kremels en dat van Gheert Waterman, blijkens een schepenbrief bezegeld door Henrick Puijsse en Willem to Averengk, die zij Gheert hebben overgeleverd, 1490 april 24 i

617 Willem van Zweten en Johan Stubbe, schepenen van Deventer, getuigen, dat Lambert Claess en zijn vrouw Lutghert verklaarden te hebben verkocht aan Willem van Willigenhove hun jaarrente van 3 gouden overlandsche Rijnsche gulden uit een huis en erve binnen Deventer aan de Bisschopstraat met de ene zijde op de hoek van de Smedenstraat en met de andere naast het huis van Marten Maes, behoudens daaruit eerst een jaarrente van 4 Beijersche gulden aan de erfgenamen van Jelijs Wittappel, een van 14 lichte pond en een kwart wijn aan Aleijt ten Thoerne, en een van 3 1/2 licht pond aan Mechtelt ten Duijnen, naar inhouden van een schepenbrief door Johan Borre en Ghert ter Bruggen bezegeld, 1493 januari 31

618 Roloff Kreijnck beleent Roloff Hageman en Alijd, echtelieden, met zes morgen land uit den Dijstelhoff in het kerspel van Wijhe in de buurtschap van Tonderen, die aan Roloff en Alijd verkocht waren door Henricus van Mijllingen, 1493 november 14 i

619 Alfer Bloemendal, richter te Wijhe, verklaart, dat Henricus van Millengen, zoon van wijlen Clawes, met Rolof Kreijnck, zijn momber, verklaarde te hebben verkocht en overdroeg aan Roleff Hogeman en zijn vrouw Aleijde een huis en een stuk land in het kerspel van Wijhe in de buurtschap van Vechterholt gelegen zoals nader wordt aangeduid, 1493 november 14 i

620 Hertog Karel van Gelre geeft aan Truijde ter Heghen en haar zuster Koenegout, vrouw van Lambert Sleter, ingezetenen van Deventer, kwijtschelding daarvan, dat zij het hofhorig goed Reterdijnck, in het kerspel van Bathmen gelegen, een tijdlang gebruikt en bezeten hebben "also sonder dair nae hoerijch ende lodijch to sijn as sich dat bellick na natueren desselven guedtz behoirt hadde" en verandert het op hun verzoek in een vrij erftijnsgoed, zodat het kan worden bezeten voortaan zonder dat de bezitters "dair nae hoerijch off lodich" moeten worden, 1493 november 28 i

621 Willem van Zweten en Johan van den Haeve, schepenen van Deventer, getuigen, dat Hessel Henrickss en zijn vrouw Alheijt, Johan Heeckt en zijn vrouw Geertruijdt, Hermen ten Bussche en Alheijt zijn vrouw en Andries Hessels, als erfgenamen van Lubbert Boerijnck verklaarden te hebben verkocht aan Willem van Willigenhave hun jaarrente van 2 goede gouden Beiersche gulden uit een huis en erf in de Nieuwstraat tussen dat van Johannes Scriver en Derick van den Wele, benevens hun andere jaarrente van 2 1/2 Reijnalts gulden uit een huis en erf in dezelfde straat tussen dat van de erfgenamen van Barte Kremers en Fflorijs van den Kampe, verder hun jaarrente van 1 gouden overlandschen Rijnschen gulden uit het huis en erf in dezelfde straat tussen dat van Gheert Albertss en Arent Becker, alles naar uitwijzen van drie schepenbrieven bezegeld door: 1. Derick Splijthoff en Egebert Eskens, 2. Pelgrijm ther Bruggen en Henric van Doetinchem, 3. Garcellijs van Aller en Willem ten Colcke, 1494 november 15 i

622 Henrick Koetken, richter te Zwolle, getuigt, dat Duede Aelertsoen van Kampen verklaarde "bezate" te hebben laten doen aan pachtsaet liggende te Wijtmen, toebehorende aan wijlen Hans Gijginges, waarvan aanzegging was geschied aan Hermen en Griete Gijginges, erfgenamen van Hans voornoemd. Daar dezen evenwel verklaard hebben geen erfgenamen van Hans te zijn waarop de richter de "pachtsaet" aan Duede heeft geeigend op afrekening van 120 Andries gulden door wijlen Hans Gijginges aan Duede verschuldigd, 1494 november 26 i

623 Peter Gotschalck en Johan Boeck, schepenen van Deventer, getuigen, dat Garcellijs van Aller, Hademan van Lair en Gherijt van Wijndesen, provisoren van het manhuis te Deventer, voor hen verklaarden te geven aan Gosen van Wuerden een stede in dat huis met kost en inwoning, levenslang, waarvoor Gosen aan het huis overdraagt een jaarrente van 10 gouden Rijnsche guldens uit het huis van Claes Pelgrijm, 1496 december 16 i

624 Vicedeken en kapittel van Deventer maken bekend, dat zij drie dagelijkse missen hebben ingesteld in de kapel van de H. Maagd in de Lebuinuskerk en beloven dat zij aan de priester die deze bedient zullen uitkeren de jaarlijkse rente van 38 gouden Rijnsche guldens die Wilhelmus ten Colcke, magister Lubbertus de Rensen, Wilhelmus de Willigenhave en Henricus Ludolphi, kerkmeesters (magistri fabrice) van die kerk, hun ter vermeerdering van de godsdienst hebben gegeven, 1497 november 2 i

625 Herman Ludolphs en Johan van den Have, schepenen van Deventer, getuigen dat Zwene, weduwe van Johan ter Poirten, met haar momber Henrick ter Spillen, verklaarden te hebben verkocht en droeg over aan Herbert Lijnnewijves een huis en erf in de Smedenstraat tussen het bussenhuis en Elze Momme, waaruit toekomt aan de stad 3 pond van bogengeld en een jaarrente van 1 goudgulden aan de kinderen van wijlen Johan Hammaker, 1498, z.d. i

626 Otte van Doetinchem en Wijcher van Randen, schepenen van Deventer, getuigen, dat Peter Wittappel en Katherine zijn vrouw, verklaarden te hebben verkocht en overdroegen aan Gheert Heckman de jaarrente van 2 gouden Rijnsche gulden uit een huis en erf in de Norenbergstraat tussen dat van Johan van Rijssen en dat van Werner Steenmetzeler, blijkens twee schepenbrieven, de ene van 1,5 gulden bezegeld door Ludolph Henrickss en Geert Haexberch, de andere van 0,5 gulden bezegeld door Henric van den Brincke en Gheert ter Bruggen, 1499 juni i

627 Vicedeken en kapittel van Deventer verklaren dat zij afstand hebben gedaan van alle eigendom, recht en aanspraak op het huis en hof van de St. Michaels vicarie van hun kerk, liggende in de Papenstraat tussen het vicariehuis van St. Anthonius en dat van Albert Hoeffkens en dat zij daarvoor ten behoeve der St. Michaels vicarie in ruil hebben genomen een huis en hof in de Assenstraat tussen het hof van der Eijze en het huis van Ecbert Strubben, 1500 maart 18 i

628 Petrus, bisschop van Doornik, vanwege de paus 'indulgenciarun plenis simarum sacrijubilei commissarius et executor unicus' in het gebied van Philips van Oostenrijk, Bourgondië enz., geeft aan Magister Johannes Gerardi c.s. ter beloning van hetgeen zij tot bestrijding der Turken van hun goederen hebben bijgedragen, vrijheid om voor een door hunzelf gekozen biechtvader te biechten, betreffende enige zaken der H. Stoel voorbehouden. Deze biechtvader zal hun daarvan absolutie mogen schenken en hen verder in plaats van de door hen gedane geloften (enige uitgezonderd) het verrichten van andere vrome werken mogen vergunnen, 1501 oktober 28 i

702 Alpher Bloemendael, richter te Wijhe, getuigt dat het Heer Florenshuis te Deventer 3 morgen bouwland in het kerspel Wijhe op de Wechterholter Es, gelegen tussen het land van Johan van Ytterssem te Warckhem en het land van Peter Alfersoen van Kampen, heeft verkocht aan Henrick Hessel en zijn vrouw Truyde, 1502 januari 28 i

629 Garcellijs van Aller en Henrick van Remen, schepenen van Deventer, getuigen, dat Otte Johansz en Alheijt zijn vrouw, verklaarden te hebben verkocht aan Wessell Martins een jaarrente van 3 gouden overlandsche Rijnsche gulden uit een huis en erf binnen Deventer in de Bisschopstraat op de hoek van de Smedenstraat en met de andere zijde aan het huis en erf van Marten Maes, naar uitwijzen van een schepenbrief bezegeld door Johan Borre en Geert ter Bruggen, 1503 mei 23 i

630 Hermen Ludolph en Gheert Zwaefken Gheertszoon, schepenen van Deventer, getuigen dat Johan Egbertsz, gezworen roededrager en dienaar der stad, voor hen op zijn ambtseed verklaarde, dat hij de twee laatst verlopen jaren tot de mis in de raadskapel, gesticht door wijlen Johan Stoefkannen, ten behoeve van de vicarissen, die deze bedienen moeten, ontvangen heeft enige renten, te weten één van 11 goudgulden uit Albert Seemsmakers huis in de Assenstraat, één van 5 goudgulden uit Wendelen Goijmans huis in de Polstraat, één van 5 goudgulden uit Hofsteden huis in de Kleine Overstraat en één van 4 goudgulden uit het huis van Johan van Apeldoorn tegen de Vaalt. De schepenen verklaren verder dat hun de bezegelde principaal schepenbrieven daarvan zijn vertoond, 1507 januari 20 i

631 Het stadsbestuur van Deventer verkoopt aan Gherijt Koppendreijer de jaarrente van 2 heerenpond, die de stad heeft van bogenhuur uit het erf en huis van Herman Hoedemaker in de Walstraat tussen dat van Henrick Vliege en Johan Eskens, 1511 februari 21 i

632 De stadsbesturen van Deventer, Kampen en Zwolle verklaren aan Steven Schrage, burger van Munster, schuldig te zijn een jaarrente van 27 goudgulden gaande uit hun accijnsen, tollen, enz., wegens door hem geleverde ijzeren kogels ("Cloeten") voor Oldenzaal en elders, 1511 april 2 i

720 Attestatie ingebracht bij het gerecht van Oldenzaal , 1512 augustus 23

634 Henrick ter Bruggen, richter, getuigt dat Willem van Middele en Elsebe van Voorst, zijn vrouw, verklaarden te hebben verkocht en overdroegen aan meister Derick Gelmars en zijn vrouw Agnese, het erf en goed geheten die Kijckhaer met Bangenbroeck in het kerspel van Olst, in de buurtschap Middele, zijnde een leen van het sticht, 1513 april 16 i

635 Henric ter Bruggen, richter te Olst, getuigt dat Willem van Mijddele en Elsken zijn vrouw, verklaarden te hebben verkocht en overdroegen aan meijster Derick Gelmers en Agnese, zijn vrouw, twee akkers land in het kerspel van Olst, in de buurtschap van Middele, liggende en strekkende zoals het nader opgegeven wordt, 1514 maart 4 i

704 Johan Kettel, richter te Colmschate, getuigt dat Cornelys van Zallant de erven en goederen Ten Nyenhuys, Zandwick en Bonenkamp met de Kotterstede, eertijds bewoond door Claes Kuper, gelegen "in den gherichte van Kolmeschote in den kerspel van onser Lieven Vrouwen kercke in die buerscap to Tyoene" overdraagt op zijn vrouw Styne "om en summe ghelds die jonffer Styne voirscreven hem verlecht heft daer hye syn schult mede betaelt heft", 1516 juni 4

636 Gherijt Zwaeffken en Evert Stuerman, schepenen van Deventer, getuigen dat meijster Rijckelt bairtschere en zijn vrouw Johanna verklaarden verkocht te hebben aan Claes Poirtenaer en Trude, zijn vrouw, een jaarrente van 1,5 gouden Rijnschen gulden uit hun erf en huis op de Berg aan het schild, tussen dat van Bernt Boesel en dat van Stijne van Kessel, behoudens daaruit een jaarrente van 2,5 gulden aan Fenne Vrolijcken, één van 1 gulden in onser Liever Vrouwen loff op den Berg en één van 4 Hornsche gulden in het olde convent, 1517 januari 2 i

637 Johan van Wamell, richter, Berndt van Werven en Arndt Hulman, schepenen in den Nijenbroick, getuigen dat Henrick Gansenebben als gemachtigde van zijn moeder Nijess Gansehebben, Laurens van Hildesijm en pater en convent van Brantshuis binnen Deventer (van wegen zijn zuster Hilliken Gansehebben) verklaarde verkocht te hebben en overdroeg aan Johan van Duren Ailbertsz en Alijt zijn vrouw, 3,5 morgen land in Nijbroek, strekkende en liggende zoals nader wordt opgegeven, 1517 februari 5 i

638 Johan van Ittersum, drost van Salland, beleent Johan van Zallandt met de twee hoven en goeden Assendorp en ter Steghe in het ampt van Salland, kerspel van Raalte, buurtschap van Raden, die Johan van Zallandt geerfd heeft van zijn neven Herman van Keppel en diens zoon Herman, 1518 augustus 12 i

639 Johan van Windesem en Marten Blauwe, schepenen van Deventer, getuigen, dat meijster Rijckelt bairtschere en Johanna, zijn vrouw, verklaarden te hebben verkocht en overdroegen aan Jurien van Dorth en zijn vrouw Katherine het huis en erf op de hoek van de Duinpoort naast het huis en erf van Heijle Roberts, behoudens daaruit eerst aan de Voorst een jaarrente van 6 gulden en een van drie oude vuurijzers aan de pastoor van de Lieve Vrouwekerk, 1519 mei 10 i

640 Schepenen en Raden der stad van Deventer geven akte van de verklaringen voor hen afgelegd door Peter van Mouwick, Marten Blauwe, Gherijt van Kuenre, Herman Harnsmaker en Peter Vondelinck, betreffende een zekere Hans Holm, onderdaan van de koning van Denemarken, die eerst enige tijd te Arkelstein en daarna binnen Deventer in hechtenis is geweest, 1519 september 10 i

641 Splinter van Dorssem, abt te Oistbroick buiten bij Utrecht, scheldt kwijt aan Alijt, Claes Tunincks en haar dochter Elsabe, alle recht en aanspraak, die de abdij van wege brueder Claes, monnik aldaar, heeft op haar huis in de Assenstraat te Deventer, 1520 maart 18 i

642 Johan, heer van Lembecke, verklaart Johan Brijnckhues, zoon van Bernt en Gese, geboren in het kerspel van Heijden, in het ambt van den Braeme, vrij van "alsodane egendooms rechte und horinge", waarmede Brinckhues hem te voren verbonden is, 1521 maart 26 i

643 Wilhelmus van des Heren berghe, prior, en het convent van het klooster te Vrenswegen bij Noirthoern, verklaren, dat Aleijt Tueninges aan het convent heeft betaald de 100 goudgulden, die heer Lambert in het klooster uit de boedel van zijn moeder Mechtelt ten Stalle verschuldigd was aan het convent, 1522 december 5 i

644 Gherijt Zwaeffken Hendrickss en Johan Luesze, schepenen van Deventer, getuigen dat Esken, reetmaker en IJngerman zijn vrouw, verklaarden te hebben verkocht en overdroegen aan Johan Telgen en zijn vrouw, Stijne, een jaarrente van 5 Gouden Rijnsche gulden uit een huis in de Papenstraat tussen die welke toebehoren aan het Buskenshuis, behoudens daaruit eerst een jaarrente van 2 lichte pond aan Bernt Bleskens vicarie, 1523 april 20 i

645 Wilhelmus prior en het convent van het regulieren klooster te Marienwolde in de graafschap Bentheim in het kerspel van Noerthoern, geven kwitantie aan Alijdt Tunijnges en haar dochter Elsken, van 190 gouden Rijnsche gulden, welke aan het convent toekomen vanwege hun "meddes convents heren Lamberte then Stalle dorch versterff ende testamente Mechteldes ten Stalle", 1523 november 2 i

646 Gherijt van Langen, drost van Salland, getuigt dat de vier Cameraars van Deventer verklaarden te hebben opgenomen tot inlossing der huizen en vlekken, thans in handen der Gelderschen, 300 goudgulden van deken en kapittel, 500 van pater en convent van het Meester Geertshuis, 100 van Brantshuis, 100 van Lammenhuis, 800 van de provisoren van het H. Geest Gasthuis, 100 van Derick van Kuenre, 100 van Evert Dapper, voor welke sommen zij uit naam van den Raad en met toestemming der gemeente overdragen de jaarrente van 110 overlandsche Rijnsche gulden, die de stad heeft uit alle erfenissen, tienden en goederen van de jonker van Bronkhorst en de kerspelen Ommen, Helendorn, Dalfsen en Den Ham, behoudens aan de stad het recht van lossing, 1525 juni 30

647 Deken en kapittel van Deventer verklaren, dat zij tot betaling van de ruiters en knechten in het land ter leen hebben opgenomen van Evert Dapper de som van 300 enkele gouden overlandsche keurvorster Rijnsche gulden en dat zij hem daarvoor hebben gegeven een jaarrente van 15 dergelijke gulden uit het huis en erf van Jacob van Lengell in de Polstraat op de hoek van de Apeldoornsteeg, van welke jaarrente het kapittel zich verbindt genoemde Jacob schadeloos te houden, terwijl het belooft zijn huis daarvan binnen vier jaar te zullen ontlasten, 1525 november 22 i

648 Barbara Henricks, abdis, en Henrick van Bonnen, pater, en gemeen convent van het Brigittenklooster van Maria Rosecamp binnen Kampen, verklaren verkocht te hebben en over te dragen aan Gherijt van Leijden en Geert Richter, kerkmeesters van de Lebuinuskerk te Deventer, een jaarrente van 1 goudgulden "comende van die stadt van Deventer", 1528 januari 21

649 Arnt van Dordrich, Haduwich Lubbertss, mater, Jutte Onbescheid, procuraterse van het convent te Oene, geven aan Danijel Egbertss en Heijle zijn huisvrouw, een weg van hun huis en hofstede, gelegen in de buurtschap Markel, over land aan hun convent toebehorende, 1528 september 25 i

650 Willem van Doettinchem, kastelein te Holten, Luijken Bruijns en Gherit Luijsse, holtrichters van de mark van Holten, Gerijt Zwaeffken, kerkmeester van Holten, verklaren verkocht te hebben aan Johan Raeven, schulte te Holten, en zijn vrouw Katherine, een huisstede gelegen binnen Holten, tussen de boom te Holten en het dorp naast de landweer, een gaardeken gelegen naast de landweer na de tolboom en een stuk bouwland van een mudde groot gelegen op Loijcker enck, 1529 augustus 18 i

651 Johan van Heijden, richter, Jacob Bloutor en Arndt Lubbertss, schepenen in den Nijenbroick, getuigen, dat Derick Gherits en Eefse, zijn vrouw, verklaarden verkocht te hebben en overdroegen aan Wijllem Hermanss en Grijete, zijn vrouw, 3,5 morgen land in het Nijbroek liggende en strekkende zoals nader wordt aangeduid, 1530 mei 15 i

652 Authentieke kopie van een sententie gewezen voor het gericht te Voorst in het erfhuisgeding tussen Egbert Lambertss en Jorden Zeemsmaicker, 1530 juli 8 i

653 Ernst van Itterssum beleent Wijnandt van Zallandt met het erf en goed Kindeshoff, zoals dat gelegen is in het kerspel van de Lieve Vrouwe kerk binnen en buiten de stad Deventer, 1532 februari 24

654 Jan van Heijden, richter, Willem Horstinck en Derick Arntss, schepenen in den Nijenbroick, getuigen dat Gerit en Trude, nagelaten kinderen van Derick Geritss en Eve, verklaarden te hebben verkocht aan Willem Hermenss en Grijete, zijn vrouw, een kamp land geheten die Langhe Kamp, groot 7 morgen 1,5 hont, in het Nijbroek, liggende en strekkende zoals nader wordt opgegeven, 1532 december 28 i

655 Hertog Karel van Gelre bevestigt de koop te zijnen behoeve gedaan van Gerit Beijerman's te Zutphen voor de 19 goudgulden, die Gerit jaarlijks aan de hertog heeft te betalen uit Lubbert Hissincks goet in de buurtschap Gietel in het ampt van Voorst en geeft aan Sander Bentinck, die als rentmeester 's hertogs goederen te Voorst beurt, bevel zich hiernaar te gedragen, 1533 juni 24 i

656 Johan de Wilde, richter van Colmescote, getuigt, dat Gheze, weduwe van meijster Henrick ter Middelwick, verklaarde te hebben verkocht en overdroeg aan Derck van Cuenre en Johanna zijn vrouw, het erve en goed geheten den Dam, in het gericht van Colmescote in het kerspel van Wezepe, in de buurtschap van Verloe, voor een som geld alsmede een lijfrente van 5 gouden Rijnsche gulden en een Oert uit het huis van Derck, na haar dood losbaar met 100 enkele gouden Rijnsche guldens, 1534 oktober 24 i

717 Derck van Averenck en Johann ther Avest, schepenen van Deventer, verklaren dat Johann van Arnhem en zijn vrouw Berthe een rente hebben verkocht aan Henrick van Kuijthem, de proost van het klooster Clarenwater bij Hattem, 1537 november 7 i

724 Bisschop George van Egmond staat toe dat Henricus de Haghen en Elizabeth Goeijmans "in facie ecclesie per quosqunque curatos sive capellanos et qioqunque tempore prohibite extra tempus divinorum non obstantibus statutis provincialibus et sijnodalibus quibusconque" in het huwelijk worden verbonden, 1538 september 15

721 Lambert van Bulderen en Johan van Dotinchem, schepenen van Deventer, verklaren dat een rente is getransporteerd van Bernt Cryt op de kinderen van Willem Bitter gaande uit een pand in de Noordenbergstraat, gelegen tussen het pand van Cornelis van der Hoeff en dat van Jan van Bemen, 1538 augustus 7

716 Jacob Henricks en Gerlich Doys, schepenen van Deventer, verklaren dat de broers Volcker (16 jaar) en Johan Arnts (13 jaar), met hun gekozen momber Otto Basters, een volmacht geven op Henrick ter Spillen en Gijsbert Everts voor de verkoop van onroerende goederen in de stad Deventer, 1539 maart 10

657 Johan van Heijden, richter, Willem Horstinck en Derick Willems, schepenen in het Nijbroek, getuigen, dat Derick Arntmerss en Beele, zijn vrouw, verklaarden te hebben verkocht aan Berndt Willems en Jutte zijn vrouw, acht morgen land in het Nijbroek, liggende zoals nader wordt omschreven en belast met des heeren tijns en tiende en twee jaarrenten, één van 1,5 gulden en één van drie molder rogge aan de kerk in Nijbroek, 1539 maart 17 i

658 Albert van Vilsteren, scholte te Wijhe, getuigt, dat Anna, dochter van Michiel Zwanen, verklaarde te hebben verkocht en overdroeg aan Henrick Michielss en zijn vrouw Cathrine, een half erve, geheten die Menhorst, in het kerspel van Wijhe in de buurtschap van Herxen, belast met een rente van 13 goudgulden daaruit gaande, 1543 maart 17 i

659 De regering der stad Zwolle getuigt, dat Jacob van de Water en Jacob van Tweenhuijsen, burgers dier stad, verklaard hebben, dat Focko Rengers ruim twee jaar geleden door Henrick Schaep in hun tegenwoordigheid is beleend met zeker leengoed van de proosdij te Deventer, groot 8 morgen land, gelegen in het kerspel van Wijhe en dat Focke daarvan behoorlijk zijn heergewaad heeft betaald, 1544 maart 24 i

660 Hermen Hessels en Wijnolt van Twickell, schepenen van Deventer, getuigen, dat zuster Johanna ter Spillen, materse en procuraterse van het Oude Convent, verklaarde verkocht te hebben aan Henrick Holst een jaarrente van 5 gouden Rijnsche gulden uit hun erf en huis in de Bagijnestraat, tussen vrouw Sijmonssen en juffer Huginges, behoudens het recht van lossing met 100 goudgulden, 1544 maart 29 i

661 Jan Ventkens en zijn vrouw Alertz verklaren verkocht te hebben aan juffer Creijijncks en haar kinderen, een akker land in den Nijenhuijsser kamp in het kerspel van Voerst, buurtschap Gietell, liggende en strekkende zoals nader wordt opgegeven, alsmede hun aandeel in het aan de Nijenhuisser hofstede toebehorende waartal in de Gietelermark, zijnde onbelast behalve met een tijns van een halve stuiver en de tiende aan de tiendheer, 1544 november 8 i

662 Derick, weduwe van Albert Brijnck, verklaart te hebben verkocht aan juffer Crijnck, weduwe van Menso Creijijnck, hare hofstede in het kerspel van Opvorst in de buurtschap van Gietell, geheten die Brijnckshofstede, op voorwaarden nader vermeld, 1545 maart 28 i

718 Onderste deel van een akte waarbij een zekere Barta (achternaam is onbekend) twee renten overdraagt aan het convent van Dyckenyngen (abdij Dikninge). Ze is eigenaar van een rente gaande uit een erf en huis in de Lange Bisschopstraat in Deventer gelegen tussen dat van juffer Gelmers en wijlen Engelbert van Dotinchem blijkens een schepenakte van 24 oktober 1544 gezegeld door Derick Weijs en Claes Grevink, en een rente gaande uit een erf en huis in de Smedenstraat in Deventer gelegen tussen dat van Bernt Ruwinck en Jan Velthoen blijkens een schepenakte van 30 april 1543 gezegeld door Johan van Laer en Derick ten Stall, 1545 november 23

707 Dereck van Averenck en Lubbert van Kuenre, schepenen van Deventer, verklaren dat Hans van Northuysen en zijn vrouw Mechtelt hebben verkocht aan Marten Jacob Vlyeth doctor en zijn vrouw Styna een rente van 5 Rijnse guldens gaande uit een erve en huis in de Grote Overstraat ("Groete Averstraete") gelegen tussen de panden van Peter Keppinck en Johan van Heeck, 1546 februari 18 i

663 Otto Basters en Marten Boickers, alsmede Johan Braem en Johan Haelwech brengen als "moetsoens unde gescheitz luijden" een moetzoen tot stand tussen meister Willem ten Hackhuijs en zijn vrouw Zwene, Peter van den Gronde, Wijnold van den Gronde, Elsken van den Gronde ter eenre, en Agniese, weduwe van Wijnolt van der Gronde ter andere zijde, inhoudende zoals nader wordt opgegeven, 1546 september 23 i

664 Otto Basters en Marten Boickers, geërfden in Veluwe, getuigen, dat meister Willem ten Hackhuijs en zijn vrouw Zwene, Peter van den Gronde, Wijnolt van den Gronde en Elsken van den Gronde verklaarden verkocht te hebben en overdroegen aan Agniese van den Gronde, weduwe van Wijnolt van den Gronde, twee stukken land, het eene geheten die Hagens Campe, het andere die Hackelt, en dat, om gevolg te geven aan het maaggescheid tussen hen tot stand gebracht, 1546 oktober 4 i

665 Clas van Doersten, genaamd Kueper en zijn vrouw Harman, verklaren te hebben verkocht aan St. Anthonius altaar te Voorst een jaarrente van een volwichtigen Jochemdaler, gerekend op 28 goede gevalueerde stuivers brabantsch en gaande uit het aandeel in het erve en goed Huijsmanninck in het kerspel van Voorst, buurtschap Gijttelo alsmede uit de goederen dije Tije, den Kuem en den Hoegen Kamp, eveneens aldaar gelegen, behoudens het recht van lossing met 16 Jochemsdalers, 1547 mei 6

666 Gerit Hugen en Derick Willemss, schepenen in het Nijbroek, getuigen, dat Fflorijs Claess en zijn vrouw Steijne, verklaarden te hebben verkocht en overdroegen aan Roloff Derickss en Merrije, zijn vrouw, een huis, hofstede en een stuk land omstreeks drie morgen groot, in het Nijbroek, geheten Grontz hofstede, liggende zoals nader wordt opgegeven, 1548 januari 17 i

667 Albert van Vilsteren, richter te Wijhe, getuigt, dat Jacob Duijsterbecke, burgemeester van Zwolle, daartoe gemachtigd van zijn neef Ffocke Rengers, heeft overgedragen aan Alijedt Porgieters, burgeres van Deventer, en haar zoon Johan van Unnae, een stuk land groot 8 morgen, gelegen in het kerspel van Wijhe en in de buurtschap Wegterholt, dat te leen gaat van de erfgenamen van wijlen Henrick Scaep en waaruit jaarlijks een rente gaat van 3 goudgulden losbaar met 60 goudgulden, 1549 januari 11

668 Johan van Dottinchem en Johan Draeck, schepenen van Deventer, getuigen, dat Otto Bungenhoiff en zijn vrouw Steijne verklaarden verkocht te hebben en overdroegen aan Johan van Gheemen en zijn vrouw Guede, een jaarrente van 2 gouden Rijnsche gulden uit een huis en erf in de Menstraat, tussen dat van Tomas Eijckelbom en dat van Peter Willemss, behoudens eerst uit dat huis een jaarrente van 5 gouden ? aan het officium van het H. Kruis-altaar, één van 6 gouden ? aan Johan ten Nienhuis en één van 3 lichte pond aan het hof van der Eze, 1549 oktober 31 i

669 Johan Coster en Henrick van Merckell, schepenen van Deventer, getuigen, dat Gerlich Johanss en Effsche, zijn vrouw, verklaarden verkocht te hebben aan Johan ter Hoefft een jaarrente van 0,5 gouden Rijnschen gulden uit hun huis en erf in het Achterkerspel bij de Schoenmakerspoort, tussen het huis van de Lebuinuskerk aan de ene en dat van het Sacramentsgilde aan de andere zijde, behoudens eerst daaruit een jaarrente van een heerenpond aan de stad en één van 5 stuiver brabantsch aan het St. Ewoltsgilde en het recht van lossing met 10 gouden Rijnsche gulden, 1550 juni 4 i

709 Schuldbrief van de stad Deventer voor Pouwell van Walbeeck en zijn vrouw Aeltghen, groot 700 gulden, opgenomen ter verbetering van de haven, waarvoor een jaarrente wordt gegeven van 35 gulden op de inkomsten van de stad., 1554 mei 23 i

671 Johan Draick en Geridth van Wenckum, schepenen van Deventer, getuigen, dat Rijckholt van Elspitt en zijn vrouw Truijtken verklaarden te hebben verkocht aan Sijmon van Nuijss en zijn vrouw Geesken, een greeve met een zerksteen daarop, liggende in de Groote Kerk "tendens sunte Joannes altare ende tegens dat kleine Bargerfarstoeltken", 1555 april 18 i

672 "Eijn extrackt van Sententien uit der stadt boeck" houdende dat schepenen en raden in het geschil tusschen juffer van Diepenbroick en Wijnolt van Twickell gewezen hebben, dat de eerstgenoemde in het bezit is van de 4 goudgulden min een oort, jaarlijks gaande uit Twickels huis, 1556 oktober 23 i

673 Jacob van den Gronde en zijn vrouw Margareta verklaren te hebben verkocht aan Riekelt Slotboem, burger van Deventer, een jaarrente van 6 goudgulden uit het erve en goed den Hagenkamp, in het ampt van Voorst in het kerspel van Terwolde en in de 14 hoeve in Tuijlermark, omtrent zes morgen groot, liggende zoals nader wordt opgegeven, behoudens het recht van lossing na verloop van 4 jaar met een som van 100 goudgulden, 1556 november 20 i

633 Het stadsbestuur van Deventer verklaart dat Berndt Scrage en zijn vrouw Gertrudt deze rente verkocht en overgedragen hebben aan Jeronijmus van Visbecke, 1557 oktober 28 i

670 Hessell van Averenck en Derick Scerff, schepenen van Deventer, getuigen, dat Lubbert Wuestinck en Lijsberth, zijn vrouw, voor hen verklaarden te hebben verkocht en overdroegen aan Andries Arndtssoen en zijn vrouw Hermen, hun erve en huis in Norenbergstraat "op ten Zijll" tussen het huis van Arndt Brouwer en dat van Wijthe Gortemaicker, behoudens daaruit een jaarrente van drie vuurijzers aan het sacramentsgilde, 1558 januari 12 i

674 Herman Berntzhuijsen genaamd Morre en Lenart Wijnter, schepenen van Kleef, getuigen, dat Elbert Verhorst aan de richter Absolon Oevelacker heeft opgedragen, ten behoeve van Johan Blessen, een huis en hofstede aldaar liggende zoals nader wordt opgegeven, 1558 maart 19 i

675 Marten van Heiden, richter, en Willem Horstijnck en Derck Willemsen, schepenen van Nijbroek, getuigen, dat Johan Krijth en joffer Alijt Wanijnges, echtelieden, verklaarden te hebben verkocht en overdroegen aan Johan van Gesseler en zijn vrouw Trude, weduwe van Willem Harmsen, hun aandeel groot 7 morgen, 1,5 hont land in de zogenaamde Langenkamp gelegen in Nijbroek en toebehorende aan van Gesseler voornoemd, 1558 oktober 3

676 Claes Girinck en Jelijs van Lijth, schepenen van Deventer, getuigen, dat Johan Coster, kameraar der stad, en zijn vrouw Aeltghen er in bewilligd hebben, dat de rector meister Johan van Bronckhorst en zijn vrouw Clara "om verguedinghe des erves ther Cappe (tegens dat leenguet, twelck Borchart van Averenck thendens oirer beider doith hebben sall, ingecofft voir 1350 goldengulden) noch hebben sullen 450 golden Guldenn enz." alsmede, dat Johan Coster en zijn vrouw overeengekomen zijn, dat de langstlevende van beiden alle na te laten goederen en bezittingen naar "lijfftuchtes rechte" zal gebruiken en verder, dat Johan gelegateerd heeft aan het St. Elisabeths gasthuis 50 goudgulden, 1558 oktober 4 i

677 Jacob van den Gronde en zijn vrouw Margaretha verklaren te hebben verkocht aan Henrick van Oerdingen, priester, een jaarrente van 5 enkele Jochemsdaler, elk gerekend op 30,5 stuiver brabantsch, uit een stuk land geheten die Haghens kamp, groot 6 morgen, in het ampt van Voorst, kerspel van Verwolde (?) liggende zoals nader wordt opgegeven, behoudens het recht van lossing met 100 enkele goede dalers, 1558 december 10 i

678 Joannes Kridt, episcopus Aconensis, vicaris generaal en suffragaan van Bernhard, elect van Munster (?) verklaart op datum dezes de ordines minores te hebben geconfereerd aan Johannes Kloedt, 1559 maart 10 i

679 De officiaal van de proost en aartsdiaken van St. Lebuinus te Deventer maakt bekend dat hem voor de vacante vicarie van het H. Kruis en Johannes evangelist in de parochiekerk van Olst is voorgedragen Michael van Visbecke en gelast de priesters in Olst en het algemeen alle andere priesters, clerice, notarii en tabellionibus onmiddelijk na ontvangst van deze brief te behoorlijke plaatse hiervan afkondiging te doen, opdat ieder die tegen Michael bezwaar heeft, zijn bezwaren zou kenbaar kunnen maken voor zijn rechtbank, 1559 mei 8 i

680 Robert van Itterssum beleent Cornelijs van Zallant Wijnoltszoon met het erve en goed Kijndeshoff in het Lieve Vrouwe kerspel van Deventer gelegen, 1562 mei 27

681 Johan van Voirthuijsen, proost en aartsdiaken van Deventer, getuigt, dat Johan Godersen, vicaris van de St. Agathen vicarie, en Reijner van Keppel, pastoor in het Nijbroek, als collator dier vicarie, met believen en voorweten van Henrick van Mierloe, prior te Monnikhuizen, en Marten van Heiden, richter in het Nijbroek, verklaarden over te dragen op nader vermelde voorwaarden aan Johan van Gesseler en zijn vrouw Gertruith, een stukje land, aan de vicarie toebehorende en gelegen in 't Nijbroek, in ruil voor enige jaarrenten uit nader vermelde landerijen in Welsum en Olst, 1564 maart 5

682 Gertruidt, weduwe van Johan van Gesseler, stelt haar erve en goed de Wijck in het kerspel van Terwolde, tot onderpand voor het rustig en ongestoord bezit van een hoeve land, groot 16 morgen, en een stuk land die Gheer genoemd, groot 3,5 morgen, liggende in het Nijbroek en door haar, haar schoonvader Henrick van Gesseler, en haar schoonbroeder Henrick van Gesseler, als mombers van hare onmondige kinderen, verkocht aan Arndtt van Oldeniell en zijn vrouw juffer Mechtelt, 1565 april 20 i

683 Ffrerijck Bijerman en Ffenne zijn vrouw, verklaren te hebben verkocht aan Hijlle Lubbers, weduwe van Lubbert Hijssinck een jaarrente van 3 enkele goede Jochemsdaeler uit een stuk land genoemd Huijsmannijnckkamp, in de buurtschap van Gietele, liggende en strekkende zoals nader wordt opgegeven, 1565 juni 5 i

705 Hessel van Averenck en Steven van Rhemen, schepenen van Deventer, getuigen dat Gerrit Tellighen en zijn vrouw Heijltgen verklaard hebben te hebben verkocht aan Henrick van Gesseler en zijn vrouw Willem een jaarrente van 2,5 gouden Rijnse guldens uit hun huis en erf op de Graven, tussen het huis "den Stockvisch" en dat van Wijnolt Gherritssen, behoudens daaruit eerst een jaarrente van 5,5 goudgulden aan het Stappenhuis, één van 2 goudgulden min een oort gouds aan de St. Lenarts vicarie in de Grote Kerk, één van 2 goudgulden aan Armgert Swartgens huis, één van 0,5 oud schild aan Henrick Steen en één van 5 goudgulden aan Gotschalk Kannegieter en onder voorwaarde dat de rente zelf aflosbaar zal zijn met 50 gouden Rijnse guldens, 1566 januari 19 i

703 Johan van Twyckelloe, schultes te Raalte, getuigt dat Gerrijt Harmenss en zijn vrouw Barthe een jaarrente van 3 goudgulden uit het erve en goed Ten Brijnckhuijs in het kerspel Raalte buurtschap Botele hebben verkocht aan Henrick Wijllemss ter Huerne en zijn vrouw Derick, behoudens het recht van lossing met 60 goudgulden, 1566 oktober 14

684 Johan Kreinck en Winoldt van Mouwick, schepenen van Deventer, getuigen, dat Henrick van Gesseler en Willemken, zijn vrouw, verklaard hebben een jaarrente van 2,5 goudgulden te hebben overgedragen aan de stad Deventer tot voldoening van hetgeen zij aan deze wegens de pacht van het pand verkopers ampt zijn verschuldigd, 1577 september 18 i

685 Herman van ... en Derijck ..., schepenen der stad Cleve, getuigen, dat Johan van Holt heeft overgedragen aan Lubbert Volcker en zijn erfgenamen, een huis en hofstad c.a. gelegen tegen de grote rooster der Minderbroeders tussen het erve van Arndt van den Wolde en van Evert dije man, 1567 september 12 i

686 Thonis Hoebatinck Dobben c.s. verklaren te hebben verkocht en over te dragen aan Johan Dijmmer en Aeltijen, zijn vrouw, het kindsdeel en moeder verstarff, dat hun aangekomen is van hun moeder Geertien Dobben, in het Hengeler, gelegen in het ampt van Brummen, kerspel van Voorst, buurtschap Empe alsmede het kindsdeel, hun aangekomen van hun broeder Derrijck Hoebetinck, in een stuk land gelegen in dezelfde buurtschap en geheten het Hontzvelt, 1568 maart 21 i

687 Evert Luijckenss verklaart te hebben verkocht en over te dragen aan Johan Dimmes en Alijt, zijn vrouw, de helft in het erve en goed het Hengeler in het ampt van Brummen, kerspel Opvoerst en buurtschap Empe, 1569 december 20

688 Johan Roloffzoen en Lijsken, echtelieden, verklaren te hebben verkocht en over te dragen aan Johan Dijmmer en zijn vrouw Alijt, hun aandeel in het stuk land geheten het Hengeler in het ampt van Brummen, kerspel van Opvoerst, buurtschap Empe, 1570 maart 13 i

689 Henrick Bentijnck, richter van Arnhem en Veluwezoom, getuigt, dat Everdt van Monninckhaeven, als gevolmachtigde van zijn vader Johan van Monninckhaeven, heeft overgedragen aan Johan Dijmmer en Alijdt, echtelieden, alle schuld welke Everdt Luijckens aan Johan verschuldigd is, wegens welke schulden Everdt van Monnickhaeven namens zijn vader op het aan Everdt Luijckens toebehorende goed het Hengeler "becommerijnge" gedaan heeft, 1570 juni 28 i

690 Johan Hoberdinck Dobbenss en Kathrina, echtelieden, en Peter Hoberdinck Dobbenss, gebroeders, verklaren, dat zij verkocht hebben en overdragen aan Johan Dimmer en Alijdt zijn vrouw, het aandeel in hun bijerfenis van hun moeder Geertken Dobben, aangekomen in een stuk land genoemd het Hengeler, in het ambt van Brummen, kerspel van 0pvoorst, buurtschap Empe, alsmede het aandeel van Johan en Kathrina, aangekomen bij erfenis van Derrick Dobben en Essele Dobben, weduwe Wolter Kremer, in een stuk land geheten het Honsveld in het ampt, kerspel en buurtschap voornoemd, 1570 juli 31 i

710 Peter Westerhuijss en Reinier Zwaefken, schepenen van Deventer, verklaren dat Jeronijmus Vissbecke een jaarrente van 27 goudguldens gaande uit tollen van de steden Deventer, Kampen en Zwolle heeft verkocht aan Margreten Hessels, de weduwe van Thomas Blisfert, 1572 november 24 i

691 Jan Dummer en Alijet, echtelieden, verklaren schuldig te zijn aan Thonis Evertss en Griete, zijn vrouw, uit hun erve en goed het Hengeler in het ampt en kerspel van Voorst, een jaarlijkse rente van twee Jochemsdalers van 30 stuivers Brabantsch het stuk, 1573 (z.d.) i

692 Henrick van der Kapellen en Willem Mijddeldorp, geërfden in Veluwe, getuigen, dat juffer Gertruijt Baecks, weduwe van Gerrith van Buerloe, met Gerlich en Rense van Buerloe, Steven van Kernenhem, Gaedert Barver, mombers van de nagelaten voordochter van wijlen Gerrith van Buerloe en jonffer Jorden van Holthuesen, en Gerlich en Rense, als mombers van de nagelaten kinderen van Gerrith en zijn tweede vrouw Gertruijt Baecks, verklaarden te hebben verkocht en overdroegen aan Jan Hissinck en Arntgen, zijn vrouw, een stuk land genaamd Capellenkamp gelegen in het kerspel van Voorst, buurtschap Appen, strekkende zoals nader wordt opgegeven, 1576 juni 18 i

693 Johan Kreinck en Wijnolt van Mouwick, schepenen van Deventer, getuigen, dat voor Gerrit Michiels en Anna, zijn vrouw, voor hen verklaarden verkocht te hebben en overdroegen aan Reintt Lubbertss en Nenne, zijn vrouw, hun huis en erf binnen Deventer in de Walstraat, tussen de huizen van Herman Wruchtmeester en Geert van Weseke, behoudens daaruit eerst een jaarrente van 5 goudgulden aan de erfgenamen van Hans Donckell, genaamd Walcker, en een bozenhuur van een goudgulden aan de stad, 1577 oktober 4

712 Roeloff Lubeley en zijn echtgenoot Anna verkopen en dragen over aan Elysebet, de weduwe van Hermann Velinger, een jaarrente uit een huis, hofstede en erve in Nijebroek., 1578 juni 9 i

711 Burgemeesters, Schepenen en Raad van Deventer verkopen aan Reijner Zwaeveken, mede-raadslid, een jaarlijkse rente 6 goudgulden wegens een som van 100 goudgulden door hem in november 1578 en februari 1579 aan de stad voorgeschoten tot afkoop en uitbetaling van een aantal soldaten, 1580 maart 25 i

706 Richter Johan Gerrydtz de Bruijn, Wyer Storminck en Huege Derickx, schepenen in den Nijenbroick, verklaren dat Roeloff Luebelen een stuk land van achttien morgens, geheten "die groefe Weyde", heeft verkocht aan Lubbert Haelewech, 1580 juni 26 i

713 Anna, weduwe van Roeloff Lubeley, geeft Burgemeester, Schepenen en Raad van Deventer volmacht en procuratie aan de gezworen Bode van de stad, Egbert Strockell, om namens haar met recht of anders in te vorderen een geldsom die Geert Boss tho Hadensleghe in Denemarken haar blijkens schuldbetekenis is verschuldigd, 1581 september 20 i

722 Gerhardt van Brunsfelt, amptman van Colmschate, getuigt dat Wynoldt Berndtssen van Linderte heeft verklaard geen recht te hebben op het aan het hof van Colmschate horige goed Bertraminck, gelegen in het ampt Raalte, buurtschap Heeten en aan het erve en goed Then Messche in het kerspel Deventer, buurtschap Borgele, maar dat hij daarmee is belast ten behoeve van jonffer Gertruidt van Berverden, weduwe van Gerhardt van Twickell en van Gerberies Kreynck, aan wie hij zich verbindt om genoemde erven desgewenst weer over te dragen, 1586 juli 16

696 Johan ten Bruggen en Geertruidt Zwaveken, echtelieden, Wilhelm Huerninck en Bernhardt van Wijnssem, mombers van Gerridt Zwaveken, onmondige zoon van wijlen Reijner Zwaveken, verklaren, dat zij ter voldoening aan het testament van wijlen Reijner Zwaveken aan Aeltijen Schimmelpennincks overgeven een jaarlijkse lijfrente van 10 mud rogge uit de hof te Appen in het ampt en kerspel van Upvoerst in de buurtschap Appen, 1587 oktober 6

697 Diederich van Wijttenhorst, proost van Deventer, beleent Tonnis Rolophz als hulder ten behoeve van Claes Henrichz tho Westenenk met het volschuldige hofhorige erve en goed Westenenck in het kerspel van Apeldoorn en in de buurtschap Wormingen gelegen, 1591 november 16 i

486 Notariële akte, houdende proces-verbaal van het voorgevallene bij de ontzetting van Arnold de Eerste als priester van de St. Michaeliskerk te Zwolle door het kapittel van St. Lebuinus te Deventer, 1460

487 Reglement op de wijze van procederen in het graafschap Zutphen, met een lijst der gerechtsjura, 1473

488 Verhandeling opgesteld door de stadssecretaris Hendrik Staelbijter over de huldiging binnen de stad Deventer van bisschop Frederik van Baden. Met afschrift van de eedsaflegging, 1496

489 Bestand tussen aartshertog Maximiliaan van Oostenrijk en hertog Karel van Gelre. Gelijktijdig afschrift, 1497

490 Cahier, houdende afschriften van stukken der 15e eeuw betreffende de verhouding van de stad Deventer tot de bisschop van Utrecht inzake het veerstal voor de stad, de bisschopstol en het gruithuis

491 Extract uit de akte van het vierjarig bestand d.d. 1513 tussen Keizer Karel V en hertog Karel van Gelre, 1513

492 Fragment van een afschrift van het verdrag tussen hertog Karel van Gelre en ridderschap en steden, waarbij deze zich verbinden de bisschop van Utrecht niet te zullen bijstaan tegen de hertog, 1522

493 Akte van volmacht van de stad Deventer aan leden van het stadsbestuur om in Kampen met de Hollandse steden te onderhandelen ter beëindiging van de geschillen over de betaling van de Katen- en de Bisschopstol, 1542 april 16 i

494 Akte van volmacht van de stad Deventer voor Wynolt Remmels om verschillende renten en schulden voor de stad te innen, 1551 december 18 i

Rente en pandbrieven ten laste van de stad aan verschillende particulieren afgegeven, 1555-1587

Toon details van deze beschrijving

Strafproces voor de magistraat der stad Dantzig tegen Hendrik Werterschwiegk uit Deventer wegens aanranding in Mecklenburg van Jacob Dembker, burger van Dantzig. Afschrift(en?), 1559, 1564, 1565

Toon details van deze beschrijving

496 Rekest van Johan van Stienwick aan koning Filips II om een perceel land uit de koninklijke domeinen in het rentambt Coevorden in erfkoop te hebben. Concept, ca. 1570

497-1 Formulier voor de eed door de bisschop van Utrecht na zijn verkiezing af te leggen, 1577

497-2 Stukken van particuliere aard betreffende een reis van de stadssecretaris Jurriën Voet als afgevaardigde van de drie steden Deventer, Kampen en Zwolle naar Antwerpen, 1576, 1577

Brieven en andere stukken gericht aan Berend van Winssem, lid van het stadsbestuur, als afgevaardigde van de stad Deventer tot verschillende aangelegenheden. Verbroken lias, 1577, 1578

Toon details van deze beschrijving

Brieven aan verschillende particulieren, 1573-1587

Toon details van deze beschrijving

499-3 Register van restanten, door verschillende stadsrendanten verschuldigd aan de stadssecretaris Bernard Luninck. Met aantekening van aflossingen, 1581-1603

499-4 Aantekening betreffende het aanvragen van toestemming door verschillende personen om uit de stad te mogen vertrekken met meename van enkele bezittingen, z.j. (16e eeuw)

500-1 Brieven zoals beschreven in ID 690, inv. nr. nr. 499-1, 1583

500-2 Ingekomen stukken bij de Staten van Overijssel, 1583

Kopieën van staatsstukken, 1576-1578

Toon details van deze beschrijving

505 Rekeningen van de Lebuinuskerk, 1551/1552, 1608, 1611/1612, 1614/1615 i

506 Rekening van de Bergkerk, 1639, 1640

507 Notariële akte betreffende de intrede van Dirk Willems van Schoonhoven in het klooster van de derde orde van St Franciscus in Leiden, 1419 augustus 29 i

510 Bekentenis van Herman van Deventer, zoon van Coerth mitten Blicken Kraem, betreffende de doodslag op zijn vader van ongeveer 7 jaar geleden, en andere kleinere misdaden, voornamelijk diefstallen, 1554

514 Testament van Dymme Slaetkens, 1470 (?)

515 Fragment van een brief (?) van Winandus Herlensis, lector duarum inimarum classium scholae, Begin 16e eeuw (1505?)

522 Brief van Egidius de Monte, vicaris generaal van Deventer, (een neef van de bisschop), over de besteding van de inkomsten van het gratiejaar van overleden pastoors en geestelijken in het gewest van Linge. Met bijbehorende correspondentie en transcriptie, 1590

laatste wijziging 16-03-2024

2.542 beschreven archiefstukken

1.632 gedigitaliseerd

totaal 26.985 bestanden

Delen

Doorsturen per email

Delen via Facebook

Delen via X (Twitter)

Printen

Duurzaam webadres

Mijn Studiezaal

Favoriet of een notitie maken

Stel een vraag of plaats een opmerking op de tijdlijn

Reageren

Stuur een reactie naar Collectie Overijssel locatie Deventer

Bekijk gegevens Collectie Overijssel locatie Deventer

Kenmerken

(1046) 1241-1591

22,5 meter(s)

Omvang in stuks:

907

Voorwaarden voor raadpleging:

Het archief is openbaar.

Voorwaarden voor reproductie:

De voorwaarden voor reproductie bij Collectie Overijssel locatie Deventer zijn van toepassing.

Taal:

Nederlands

Fysieke kenmerken:

132-1 ivm schimmel schoongeborsteld

Nadere toegangen:

index geel 2-4, index rood 120-124, index rood 241-256

Opmerkingen:

Namen van Schepenen en Raden in: G. Dumbar, Het kerkelyk en wereltlyk Deventer. Zie ook toegangnummer 0693, 0695, 0698, 0699, 0700 en 0701.

Publicaties:

G. Dumbar, Het kerkelyk en wereltlyk Deventer

Inventarisatierichtlijn:

ISAD(G): Algemene Internationale Norm voor Archivistisch Beschrijven

Citeerinstructie:

Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste eenmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
NL-DvCO, Collectie Overijssel locatie Deventer, ID 0690, Stad Deventer, periode Middeleeuwen, inv.nr. …
VERKORT:
NL-DvCO, ID 0690, inv.nr. ….

Categorie:

Algemeen bestuur en Politiek

laatste wijziging 16-03-2024

2.542 beschreven archiefstukken

1.632 gedigitaliseerd

totaal 26.985 bestanden