Uw zoekacties: Huis Linschoten

84 Huis Linschoten ( Het Utrechts Archief )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Geschiedenis
84 Huis Linschoten
Inleiding
Geschiedenis
Organisatie: Het Utrechts Archief
Linschoten, gelegen in het Hollands-Utrechtse grensgebied, is de naam van een rivier, een dorp, een polder, een heerlijkheid, een gerecht (later gemeente), een kasteel en een riddermatig geslacht. In laatstgenoemde hoedanigheid duikt de naam voor het eerst op in een oorkonde uit 1172. Gerardus de Lindescote en zijn broers Jacob en Hendrik, dienstmannen van de bisschop van Utrecht, treden dan op als getuigen *  De veronderstelling dat Gerard land bezat bij de rivier of de nederzetting Linschoten, waaraan hij zijn naam ontleende, ligt voor de hand. Aangezien de rivier aanvankelijk "het Oudewater" heette, zal Linschoten oorspronkelijk een plaatsnaam zijn geweest en pas later ook de naam van de rivier. Linschoten betekent: een met linden begroeid stuk hoger gelegen land, inspringend in moerassig terrein * 
De proost van het kapittel van Oudmunster te Utrecht was van oudsher de bezitter van de tiend te Linschoten. In 1246 verkoopt ridder Gerard van Over de Vecht zijn huis met bijbehorende schuren en landerijen, benevens de tiend te Linschoten, die hij van de proost in leen hield, aan het kapittel van Oudmunster te Utrecht. Gerard belooft de goederen over te dragen voor schout en schepenen van Linschoten *  Op grond van deze vermelding meende Dekker, dat Linschoten één van de eerste plattelandsgerechten in het Sticht was, waar onder Hollandse invloed de ad hoc rechtbank van landgenoten en buren werd vervangen door een vast college van schepenen *  Toch moet deze vernieuwing in de rechterlijke organisatie van korte duur geweest zijn, want in 1383 blijkt het gerecht Linschoten weer te bestaan uit buren en landgenoten *  Het kapittel van Oudmunster te Utrecht bezat van oudsher ook de lage jurisdictie in Linschoten * 
In 1270 blijkt de ministeriaal Willem Rusche van Linschoten goederen in de parochie Linschoten in leen te houden van de heer van Zuilen. Deze mocht over Willems huis beschikken als over een "open huis" *  Dit zal het eerste huis te Linschoten zijn geweest. Het stond toen nog niet in de Hoge Polder, maar in de polder Rapijnen op de nog aanwezige verhoging bij de kerk in het dorp Linschoten *  Het huis blijkt in 1310 van steen te zijn * 
De heren van Abcoude, verwant aan de Van Zuilens, volgen laatsgenoemde familie in 1288 als leenheren op *  Bij bisschoppelijke uitspraak van 1 april 1356 verbeurt Willem van Linschoten het huis Linschoten met bijbehorende leengoederen aan Gijsbert van Abcoude, omdat hij gedeelten van het leen vervreemd had, buiten medeweten van de leenheer *  Op 1 september 1383 verkoopt de heer van Abcoude het huis te Linschoten met 20 morgen land aan Hendrik van Montfoort, die het drie jaar later aan de Hollandse graaf opdraagt en in leen terug ontvangt *  Vanaf dat moment is het huis te Linschoten een Hollands leen. Op 14 oktober 1438 blijkt het huis een ruïne *  Waarschijnlijk is het verwoest in de Hoekse en Kabeljauwse twisten. Later is het weer opgebouwd, want in de beleningsakte van 1541 wordt het huis nog expliciet vermeld *  Hoewel Jacobus Stellingwerf pretendeert het huis af te beelden zoals het er in 1597 moet hebben uitgezien, komt het sinds 1594 niet meer in de beleningsakten voor *  Mogelijk is het in de 80-jarige oorlog verwoest. Kort daarna zal het huis geheel gesloopt zijn.
De parochie Linschoten bestond reeds in 1270 en werd niet, zoals S. Muller Hzn. meende, eerst na 1316 van de parochie Woerden afgescheiden *  Wanneer bisschop Hendrik van Beieren in 1527 de kerk van Linschoten incorporeert bij het kapittel van Oudmunster te Utrecht blijkt de kerk gewijd te zijn aan S. Maria Magdalena *  Mogelijk is later een verandering in patrocinium opgetreden, want thans staat de kerk bekend als de Grote of Sint Janskerk. De heer van Linschoten bezat in de 17e eeuw het patronaatsrecht. Het recht om de koster te benoemen deelde hij met het kapittel.
De heerlijkheid Kattenbroek viel onder de parochie Harmelen. Wulverhorst, Linschoter Haar, Kromwijk en Vlooswijk behoorden tot de parochie Woerden en de Hollandse heerlijkheden Lange Linschoten, Snelrewaard, Hekendorp en IJsselvere tot de parochie Oudewater *  Bij vonnis van het Hof van Holland werd dit laatste in 1736 nog eens bevestigd *  De invloed van de Hollandse graaf in dit gebied neemt enorm toe aan het einde der 13e eeuw. In 1298 wordt de heer van Montfoort leenman van de graaf. Jan van Linschoten volgt zijn voorbeeld op 24 juni van datzelfde jaar * 
Gedurende de 14e eeuw weten de heren van Montfoort langs de Linschoten steeds meer goederen te verwerven. Naast losse landerijen - waaronder zes morgen Hollands leen in Rapijnen in 1320 *  , waarop zij het huis Heulestein bouwen (zie afbeelding 7) - verwerven zij verschillende heerlijkheden. In 1317 verwierven zij de lage rechtspraak van Linschoter Haar en in 1319 die van Linschoten (waaronder de polders Mastwijk, Rapijnen, IJsselveld, Hoge Polder en Lage Polder vielen) als een leen van de proost, respectievelijk het kapittel van Oudmunster *  De heerlijkheid Kattenbroek werd door de heren van Montfoort sinds 1376 in leen gehouden van de Hollandse graaf, die het weer in leen hield van de bisschop van Utrecht. In 1383 verwierven zij nog de helft van de heerlijkheid Den Engh, ook wel Schagen en Den Engh genoemd, als leen van de proost van Oudmunster. De andere helft werd door Jan de Wale van de bisschop in leen gehouden. De heerlijkheid IJsselvere werd als leen van de proost van Oudmunster door Jan van Montfoort in 1423 verworven; later is IJsselvere een Hollands leen. Tenslotte beleent Filips van Bourgondië, ruwaard van Holland, Jan van Montfoort in 1428 nog met enige hoge heerlijkheden in Holland: Lange Linschoten (bestaande uit de polders Noordzijde van Linschoten en Zuidzijde van Linschoten), Snelrewaard en Hekendorp * 
Hoewel Filips de Schone, graaf van Holland, al in 1505 Hekendorp, Lange Linschoten en Snelrewaard van een kwaadleen in een goedleen had omgezet, trekken de Staten van Holland de lenen aan zich, wanneer de laatste manlijke telg van de heren van Montfoort in 1583 sterft. Diens zuster Philipotte weet de Staten kennelijk van dit onrecht te overtuigen, want zij is sinds 1584 burggravin van Montfoort *  Wanneer zij in 1592 overlijdt, wordt het Montfoortse goed gesplitst. Haar oudste dochter Anna wordt burggravin en krijgt onder andere de Stichtse leengoederen. Haar dochter Jenne wordt ondermeer bedeeld met Hekendorp, Lange Linschoten, Snelrewaard en IJsselvere *  Anna en haar man Filips van Merode, heer van Westerlo, bepalen in hun testament (1621) dat na Jenne's overlijden hun oudste zoon Ferdinand Filips de, naar hun mening, fideï-commissaire goederen zal krijgen. Jenne beschikt echter anders en staat in 1637 haar goed af aan Johan, zoon van Maximiliaan van Merode, die een jongere zoon is van Anna en Filips van Merode. Veel processen, alle in dit archief aanwezig, zijn hiervan het gevolg. De uitkomst is tenslotte, dat Johan van Merode in 1643 bij sententie van het Hof van Holland in het gelijk wordt gesteld * 
In 1648 ziet Ferdinand Filips van Merode, burggraaf van Montfoort, zich gedwongen zijn Utrechtse heerlijkheden te verkopen om de schulden van zijn vader en grootvader te kunnen betalen. Het burggraafschap wordt op 4 juli 1648 door de Staten van Utrecht aangekocht. Johan Strick, deken van het kapittel van Oudmunster te Utrecht, koopt in datzelfde jaar Kromwijk, Polanen en Linschoter Haar en wordt daarmee door het kapittel beleend. In 1658, na een proces met de weduwe van Ferdinand Filips van Merode over de omvang van de gekochte goederen, moet Johan Strick van Linschoten Kromwijk en Linschoter Haar afstaan aan Johan Webster. Hij behoudt Polanen * 
Al vanaf 1626 was Johan Strick druk doende land aan te kopen in Linschoten. Het kapittel verkoopt in 1633 aan hem de heerlijkheid Linschoten en het patronaatsrecht van de kerk aldaar. In 1647 laat hij in de Hoge Polder een huis bouwen, dat de naam huis te Linschoten krijgt. Vanuit dit huis breidde de familie Strick hun bezittingen in de loop der tijd aanzienlijk uit en beheerden zij hun heerlijkheden. Tot een volwaardig leenhof op het huis te Linschoten is het niet gekomen. In het archief ontbreken leenregisters en ook uit leenakten komt het rudimentaire bestaan van het leenhof tot uitdrukking. Zo vindt in 1706 een belening voor het gerecht Linschoten plaats bij gebreck of absentie van leenmannen *  Johans zoon, eveneens Johan geheten, gaat zich naar de eerst verworven heerlijkheid noemen, waarin ook het huis is gelegen: Johan Strick van Linschoten. Aangezien deze Johan in 1690 nog beleend wordt met een stuk land en zijn zoon hem in februari 1694 in dit leen opvolgt, zal hij kort voor februari 1694 overleden zijn, en niet reeds in 1686, zoals de literatuur vermeldt * 
De heerlijkheid Den Engh wordt in 1652 door Ferdinand Filips van Merode aan Leonard van der Nath, heer van Pethem, verkocht. De Staten van Utrecht belenen hem op 31 juli met de helft van het gerecht, de tijns en de tienden. De wederhelft houdt hij in leen van het kapittel van Oudmunster te Utrecht *  In 1650 had Ferdinand Filips aan Johan Webster al de heerlijkheden Kattenbroek, de Uiterdijken van Mastwijk en Schagen en Den Engh, alsmede het landgoed Wulverhorst verkocht *  Webster raakt evenwel in financiële problemen en verkoopt in 1668 Kattenbroek en de Uiterdijken van Mastwijk aan Daniël Bernards Daniëlszoon, die hiermee in 1670 door de Staten wordt beleend *  In 1671 voegt laatstgenoemde beide gerechten samen tot één gerecht * 
Maximiliaan van Merode, curator over zijn zoon Johan van Merode, verkoopt in 1654 de heerlijkheden Hekendorp en IJsselvere aan Johan Olij van Velsen *  In 1661 sluit Johan van Merode met Ferdinand Filips van Merode een akkoord, waarbij Johan de heerlijkheden Snelrewaard, Lange Linschoten en Hekendorp mag vervreemden. De heerlijkheden worden in dat zelfde jaar aan Johan de Witt, raadpensionaris van Holland, verkocht. Dit heeft een proces met Johan Olij van Velsen tot gevolg, aan wie Johans vader, zoals we zagen, al eerder Hekendorp en IJsselvere verkocht had *  Johan Olij van Velsen verliest het proces en de heerlijkheden blijven tot 1723 in het bezit van de familie De Witt.
De kleinzoon van Johan de Witt verkoopt in 1723 Lange Linschoten, Snelrewaard, Hekendorp en IJsselvere aan Jan Hendrik Strick van Linschoten *  Op 13 november 1756 breidt Jan Hendrik de familiebezittingen nog uit met de heerlijkheid Schagen en Den Engh, gekocht van Catharina van der Nath *  Wanneer zijn zoon Adriaan Strick van Linschoten in 1764 trouwt met Elisabeth Buys, vrouwe van Kattenbroek, zijn tenslotte alle heerlijkheden in één hand verenigd.
Ten tijde van de Bataafse Republiek, in 1798, worden de heerlijke rechten afgeschaft. Paulus H.A.J. Strick van Linschoten ziet zich genoodzaakt publiekelijk af te kondigen dat hij van zijn rechten afstand doet. Als blijkt dat de bezitters van heerlijke rechten voor het verlies hiervan gecompenseerd worden, herroept hij zijn bekendmaking echter schielijk *  Na de Franse tijd worden enkele heerlijke rechten in 1814 weer hersteld, maar in 1848 definitief afgeschaft. Slechts het recht om gemeentelijke functionarissen, een heemraad van de Hoge IJsseldijk tussen Montfoort en de Wiericke en de predikant voor te dragen, blijft de heer van Linschoten bezitten * 
De gerechten Linschoten, Mastwijk, Polanen, Schagen en Den Engh, Kattenbroek met de Uiterdijken van Mastwijk, Linschoter Haar met Kromwijk en Wulverhorst, en Vlooswijk met Oostwijk en het andere gedeelte van Kromwijk, worden in 1798 samen gevoegd tot de gemeente Linschoten *  Het onderscheid tussen Hollandse en Stichtse gerechten, die tot dan toe in de administratie gemaakt werd, verdwijnt dan; Anthony van Dam was over alle voormalige gerechten van de heer van Linschoten schout en secretaris *  Krachtens de wet van 27 april 1820 werden Snelrewaard en Lange Linschoten bij de provincie Utrecht gevoegd en vormen de gemeente Snelrewaard. In 1846 vormen Achthoven, Linschoten, Snelrewaard en Wulverhorst één gemeente *  Wanneer Snelrewaard later weer een eigen gemeente wordt, krijgt de gemeente Linschoten de grenzen die zij tot de recentelijke samenvoeging met Montfoort heeft behouden.
Met de dood van Adriaan Johan Hendrik Paulus Emil Napolionius sterft deze tak van de familie Strick van Linschoten in 1849 in manlijke lijn uit. Bij testament laat hij het landgoed na aan Else von Arnim, de dochter van zijn zus Elisabeth. Else trouwt in 1855 met Friedrich Wilhelm von dem Bussche Ippenburg, genaamd von Kessel. Zij verbleven voornamelijk in Duitsland en lieten - evenals Adriaan J.H.P.E.N. Strick van Linschoten - het landgoed door een rentmeester administreren. Uit deze periode zijn nauwelijks stukken in het archief aanwezig. Zij verkopen op 22 september 1891 het huis met landerijen aan Gerlacus Ribbius Peletier junior. In 1939 richt zijn kleinzoon de Stichting G. Ribbius Peletier jr. tot behoud van het landgoed Linschoten op, die krachtens zijn testament in 1969 het landgoed in eigendom kreeg. De Stichting is nog steeds de eigenaar van het huis.
Het archief
Bewerkingsgeschiedenis
Bijlagen
1. Stamboom van de burggraven van Montfoort
Erfgoedstuk
2. Stamboom van de familie Strick van Linschoten
Erfgoedstuk
3. Kaart van de gerechten in het Land van Montfoort
Erfgoedstuk
4. Oudste topografische kaart van Linschoten en omgeving
Erfgoedstuk
Erfgoedstuk

Kenmerken

Datering:
1402-1891
Toegangstitel:
Inventaris van het archief van het huis Linschoten 1402-1891
Auteur:
K.M. Buiskool
Datering toegang:
1992
Datering bewerking:
2013
Openbaarheid:
Volledig openbaar
Rechtstitel:
Opneming in beheer van een particulier, niet in eigendom verkregen
Omvang:
3 bladen kaarten; 7,54 m zuurvrije dozen
Thema trefwoorden:
Categorie: