Uw zoekacties: Oude rooms-katholieke aalmoezenierskamer te Utrecht (O.R.K.A.)

794-1 Oude rooms-katholieke aalmoezenierskamer te Utrecht (O.R.K.A.) ( Het Utrechts Archief )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Voorwoord
Oprichting en scheiding van de Rooms-Catholieke Aelmoessenierscamer
Organisatie en werkwijze van de Rooms-Catholijke Aelmoessenierscamer (1674-1746) en van de Oude Rooms-Katholieke Aalmoezenierskamer (1746-1971)
Wees- en oudeliedenhuis
794-1 Oude rooms-katholieke aalmoezenierskamer te Utrecht (O.R.K.A.)
Inleiding
Wees- en oudeliedenhuis
Organisatie: Het Utrechts Archief
Het weeshuis werd geopend in 1696. Het stond buiten de Weerdpoort. Het besturen van het weeshuis was een van de taken van de kamer. De besluiten, genomen over het weeshuis, werden in het algemene resolutieboek, vanaf 1798 notulenboek geheten, bijgehouden.
De reglementen, opgesteld in 1696 en 1700, golden alleen voor meisjes vanaf 6 jaar. In 1729 werd het pand aangeschaft waar ook nu nog de kamer haar domicilie heeft, het pand in de Mariahoek *  . Ook het weeshuis werd in dit pand gevestigd. Vanaf 1739 werden ook jongens officieel tot het weeshuis toegelaten. Officieus werden voor die tijd ook al jongens onder de 7 jaar, onder speciale condities, in het weeshuis opgenomen *  . Oudere weesjongens werden tot 1739 uitbesteed. In de beginperiode van het weeshuis, tot 1742, werden door de regenten twee buitenmoeders benoemd die de verantwoordelijkheid over het weeshuis hadden. De financiële zaken werden door de boekhouder geregeld.
Na conflicten over de kerkgang van weeskinderen, werden de taken van de buitenmoeders overgenomen door twee regenten, de huisvaders. Na de scheiding werd een regent verantwoordelijk voor het weeshuis. De dagelijkse leiding van het weeshuis was in handen van een binnenvader (vanaf 1739) en van een binnenmoeder.
Zij werden geassisteerd door een naaister en een kleermaker.
Het personeel was inwonend. In 1739, toen ook jongens tot het weeshuis werden toegelaten, waren ongeveer vijftig wezen in het weeshuis ondergebracht. Na de scheiding was het ook mogelijk dat kinderen van buiten Utrecht tot het weeshuis werden toegelaten. Een bepaling in het testament van Johan Heydendaal uit 1781 maakte het mogelijk dat veel kinderen van buiten Utrecht in het weeshuis werden grootgebracht. Dit werd gefinancierd uit de fundatie Heydendaal. De wezen droegen uniforme kleding. Dit is tot het begin van deze eeuw zo gebleven. De kinderen bleven tot hun 21e jaar in het weeshuis. Bij hun vertrek kregen ze, in geval van goed gedrag, een uitzet mee.
De mogelijkheden van de kamer om er een weeshuis op na te houden werden bepaald door haar financiële positie. In de Napoleontische tijd en in de beginperiode van het Koninkrijk was de financiële positie ernstig verzwakt. Veel geld van de kamer was in staatsobligaties belegd. Door de tiërcering van de staatsschuld daalden de inkomsten uit de rente van deze staatsobligaties met tweederde. Het gevolg was dat met ingang van 1812 tot sluiting van het weeshuis moest worden overgegaan. In 1849 werd het weeshuis heropend. Door het sterk teruglopen van het aantal wezen in het begin van de 20e eeuw, werd in 1905 besloten het weeshuis samen te laten gaan met het oudeliedenhuis.
De zorg voor Oud-Katholieke bejaarden werd tot 1855 individueel geregeld, o.a. door het toewijzen van vrijwoningen. In 1855 werd door de kamer het "bestedelingenhuis" in de A.B.C.-straat opgericht. Hoewel dit huis in principe opgericht was voor bejaarden, bleek in de praktijk dat de leeftijdsopbouw zeer gevarieerd was. Ook jongeren die niet in aanmerking kwamen voor het weeshuis, werden in het "bestedelingenhuis" geplaatst. Aan deze moeilijke constructie kwam een eind toen in 1893 het huis werd opgeheven en de bejaarden hun eigen oudeliedenhuis in de Spoorstraat kregen. Dit huis heeft niet lang als zodanig gefunctioneerd. Zoals reeds is vermeld liep het aantal wezen sterk terug; daarnaast was het financieel onhaalbaar zowel een wees- als een oudeliedenhuis te beheren. In 1905 verhuisden de bejaarden naar de Mariahoek. Tot 21 december 1933 heeft het wees- en oudeliedenhuis bestaan. De in 1933 nog aanwezige drie wezen werden bij gezinnen uitbesteed.
Vanaf die datum spreken we van het oudeliedenhuis in de Mariahoek. In de 2e Wereldoorlog werden de panden Mariahoek 16 en 17 door de Duitsers gevorderd. De bejaarden werden tot 1 oktober 1946, toen men weer terug kon naar de Mariahoek, in het pand Rijnkade 5 gehuisvest. In 1956 werd besloten ook niet-Oud-Katholieke bejaarden in het tehuis toe te laten. In 1966 was nog maar 40% van de bewoners van het tehuis Oud-Katholiek.
Met het van kracht worden van een nieuwe wet op de bejaardenoorden, moest het tehuis aan een aantal veiligheidsvoorwaarden voldoen. De kosten die hiervoor gemaakt zouden moeten worden, waren zo hoog, dat de regenten op 26 november 1973 besloten het tehuis op korte termijn te sluiten.
De archieven
Literatuur

Kenmerken

Datering:
(1654) 1674-1971
Toegangstitel:
Inventaris van het archief van de rooms-catholieke aelmoessenierscamer (1654) 1674-1746 (1750) en van de oude rooms-katholieke aalmoezenierskamer te Utrecht (O.R.K.A.) (1722) 1746-1971
Auteur:
J.G. Muskee
Datering toegang:
1987
Openbaarheid:
Stukken jonger dan 100 jaar slechts ter inzage na toestemming inbewaargever
Rechtstitel:
Opneming in beheer van een particulier, niet in eigendom verkregen
Omvang:
6,24 m
Thema trefwoorden: