Uw zoekacties: Tiendcommissies

6 Tiendcommissies ( Het Utrechts Archief )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
De tiendcommissies
6 Tiendcommissies
Inleiding
De tiendcommissies
Organisatie: Het Utrechts Archief
Het tiendrecht had op het einde van het Ancien Régime zijn kerkelijk karakter bijna volkomen verloren. Voor een groot deel was het in handen van adel en patriciaat. Als niet behorend tot de eigenlijke heerlijke rechten heeft het echter de stormen van de revolutie overleefd en bleef het nog de gehele 19e eeuw bestaan, hoewel het steeds sterker gezien werd als een relikt van een voorbije periode. Dat de tiendheffer door de ontvangst van een evenredig deel van de vruchten van het land wel profiteerde van de voordelen, maar niet deelde in de verliezen, achtte men in strijd met een goede agrarische politiek. De wet van 12 april 1872 trachtte de afkoop van de tienden te bevorderen, maar had weinig resultaat. De wet van 16 juli 1907, de zg. Tiendwet 1907, verklaarde alle tienden opgeheven met ingang van 1 januari 1909.
Onder tiendplichtigheid verstond deze wet iedere als zakelijke last op onroerend goed rustende schuldplichtigheid van een evenredige hoeveelheid van vruchten of een daarvoor in de plaats komend geldelijk bedrag. In de memorie van toelichting op de ontwerp-wet werden de volgende nadelen vermeld:
1e dat, aangezien de tiendplichtige een evenredig deel van de vruchten moest afstaan aan de tiendheffer en nu ten gevolge van de voor bedijking, waterafvoer en cultuurverbetering aangewende kosten het land vooral na 1860 meer vruchten afwierp, ook de tiendheffer zijn evenredig deel groter zag worden, ofschoon hij in die kosten niets bijdroeg, en hierdoor de regelmatige ontwikkeling van de landbouw werd belemmerd
2e dat de tiendplichtige de oogst niet mocht binnenhalen vóór hij de tiendheffer had gewaarschuwd zijn aandeel op te halen, en hierdoor schade veroorzaakt werd, althans kon worden, bij ongunstig oogstweer;
3e dat bij de keus van bebouwing allicht te weinig met het belang van de grond werd te rade gegaan, omdat de neiging bestond zo min mogelijk tiendplichtige vruchten te verbouwen
4e dat het verzet, dat zich ieder jaar tegen de tiendheffing uitte, een verkeerde morele invloed had op de landbouwersstand.
Als vijfde bezwaar kan er aan worden toegevoegd, dat de rechtsgeldigheid en de aard van veel tiendrechten vaak, de omvang er van altijd werd betwist,, Van nagenoeg geen enkele tiend stond vast wat zijn omvang was, m.a.w. welke percelen of perceelsgedeelten er onder vielen. Deze onzekerheid t.a.v. geldigheid, aard en omvang was bij herhaling oorzaak van “zware pleitgedingen” (de uitgebreide jurisprudentie over tiendzaken toont het aan) en ze gaf op haar beurt aanleiding tot rechtsonzekerheid ten aanzien van de grondeigendom, en drukte de prijs der landerijen.
Op 1 januari 1909, de dag van inwerkingtreding van de Tiendwet 1907, was ingevolge art. 1 van deze wet alle tiendplichtigheid in Nederland vervallen. Aan hen, die toen tot tiendheffing gerechtigd waren, verzekerde de wet een schadeloosstelling van rijkswege, mits aangifte van het recht was gedaan bij de bevoegde tiendcommissie vóór 1 april 1909. Ten bate van het rijk werd op de voorheen tiendplichtige grond een grondrente, onder de naam tiendrente, gevestigd, welke verschuldigd was over 30 achtereenvolgende jaren, te beginnen met het jaar, volgende op dat, waarin de schadeloosstelling opeisbaar werd. De tiendcommissie stelde vast de geldigheid, de aard en de omvang van het aangegeven tiendrecht zoals het bestond op 31 december 1908; hoger beroep van de beslissing der tiendcommissies stond open bij de gerechtshoven, waarvan de arresten op de gewone wijze aan cassatie waren onderworpen.
Onder leiding van elke tiendcommissie werkten schattingscommissies, die hetgeen de tiendrechten op de binnen het schattingsdistrict gelegen gronden gewoon waren op te brengen, moesten schatten, nadat de beslissing omtrent geldigheid, aard en omvang onherroepelijk vaststond. Van de beslissing van deze schattingscommissies was beroep mogelijk op de herschattingscommissie van het gehele tienddistrict, genaamd commissie van beroep, terwijl van de beslissing der herschattingscommissies beroep kon worden ingesteld op de hoven. De beslissingen der hoven waren slechts aan cassatie in het belang der wet onderworpen.
De verdeling van het land in tienddistricten en de aanwijzing van de standplaatsen der tiendcommissies werd geregeld bij koninklijk besluit van 4 augustus 1908 nr. 67. Elke commissie bestond uit vijf leden: drie juristen en twee agrarische deskundigen. Het aantal aangiften varieerde meestal van 300 tot 600 per commissie. Ook het aantal bezwaarschriften was groot en omdat juridische bijstand niet was voorgeschreven lieten de stukken aan zakelijkheid en duidelijkheid veelal te wensen over. Het aantal beroepen op de gerechtshoven, die soms nog tot cassatie leidden, was weliswaar gering maar veroorzaakte uiteraard groot oponthoud bij de afdoening.
Het vierde en zesde tienddistrict strekten zich uit over gedeelten van de provincie Utrecht. Het vierde district Utrecht met vijf schattingsditricten omvatte het arrondissement Utrecht en het zesde district Rotterdam met negentien schattingsdistricten omvatte de arrondissementen Rotterdam (waaronder zuid-west Utrecht) en Dordrecht.
Archieven en inventarisatie
Bewerkingsgeschiedenis
Erfgoedstuk

Kenmerken

Datering:
1909-1938
Toegangstitel:
Inventaris van archivalia afkomstig van de tiendkommissies 1909-1938
Auteur:
W. van Bruggen
Datering toegang:
1975
Datering bewerking:
2010
Openbaarheid:
Volledig openbaar
Rechtstitel:
Overbrenging van een overheidsarchief
Omvang:
5,46 m oude verpakking
Archiefvormer(s):