Uw zoekacties: Commissie van landbouw in de provincie Utrecht

315 Commissie van landbouw in de provincie Utrecht ( Het Utrechts Archief )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Commissie van landbouw in de provincie Utrecht
315 Commissie van landbouw in de provincie Utrecht
Inleiding
Commissie van landbouw in de provincie Utrecht
Organisatie: Het Utrechts Archief
Tijdens de Franse overheersing waren handel en nijverheid nagenoeg lamgelegd; noodzakelijkerwijze werd toen de aandacht meer op de landbouw geconcentreerd. Voor de opbouw van het ambtelijk apparaat voor allerlei landbouwzaken kreeg de regering in de voormalige predikant J. Kops een bekwaam medewerker. Op zijn advies ging raadpensionaris Schimmelpenninck op 9 september 1805 over tot de instelling van Commissies van landbouw.
Volgens de instructie van 1805 zou in elk departement der Republiek een Commissie van landbouw worden ingesteld (in het departement Holland twee). De Commissies zouden bestaan uit landbouwers of andere deskundigen op het gebied van de landbouw, waaraan, indien mogelijk, een ervaren veearts moest worden toegevoegd. De leden ontvingen alleen reis- en verblijfkosten, de secretaris ontving enig salaris. Het aantal leden varieerde van 7 tot 12. Iedere Commissie, die tenminste drie keer per jaar zou vergaderen - bij K.B. van 21 Februari 1809 (no. 10) werd dit veranderd in tweemaal per jaar en wel in het voorjaar en na de afloop van de oogst -, was verdeeld in subcommissies, aan welke het toezicht op afzonderlijke districten was toegewezen. Eens per jaar werd een nationale vergadering gehouden van afgevaardigden der provinciale commissies, waarbij de Commissaris van de landbouw als secretaris optrad. Kops zelf werd op 24 maart 1806 door de raadpensionaris tot "Commissaris tot de Zaken van den Landbouw der Bataafsche Republiek" aangesteld. De Commissies werden gefinancierd uit het in 1806 ingestelde Landbouwfonds.
Na de inlijving bij Frankrijk werden per 22 januari 1812 de commissies in Amstelland en Utrecht opgeheven en vervangen door een nieuwe Commission d’agriculture du département du Zuyderzee, bestaande uit 15 leden.
De betrekking van Commissaris tot de Zaken van de Landbouw werd eveneens afgeschaft en J. Kops werd benoemd tot secretaris der Commissie van landbouw in het Departement der Zuiderzee, dat Noord-Holland en Utrecht omvatte. Zodra ons land de onafhankelijkheid terug kreeg, werden de Commissies op hun oude voet hersteld. Omdat volgens de grondwet van 1814 de Provinciale Staten ook met de uitvoering van alle wetten en reglementen betreffende de landbouw belast werden, was er nauwe samenwerking tussen deze twee lichamen, Ook J. Kops werd weer in zijn oude functie hersteld, maar in een brief aan de Commissie van 22 Januari 1816 deelde hij mede, dat hem het "Hoogleeraarambt in de Kruidkunde en Natuurkennis der planten en in de Landhuishoud-kunde te Utrecht" opgedragen was en bedankte hij voor de samenwerking. In zijn plaats werd niemand anders benoemd. Bij K. B. van 28 Juni 1818 (nr. 99) werden "de nuttige inrigting van kommissiën van landbouw, thans in de noordelijke provinciën bestaande, onder de gepaste wijzigingen, voor al de provinciën van het Rijk en het Groot-Hertogdom Luxemburg" ingesteld. De punten der instructie van 1805 bovengenoemd werden mutatis mutandis overgenomen.
De commissies zouden bestaan uit “geoefende landbouwers”, met bij voorkeur ook een veeartsenijkundige. De Utrechtse commissie, die twee- tot driemaal per jaar vergaderde, bestond uit 5 leden, te weten de heren Spinhoven, Van Hengst, Van Lilaar, van Lijnden van Sandenburg en G. Wttewaal. Meer notabelen dan geoefende landbouwers !
Tenminste eenmaal per jaar werd in Den Haag een algemene vergadering gehouden van afgevaardigden van de verschillende departementale commissies (Stad en lande van Groningen, Friesland, Drenthe, Overijssel, Gelderland, Utrecht, Holland noordelijk gedeelte, Holland zuidelijk gedeelte, Brabant en Zeeland).
De oorspronkelijke commissies werden - na de bevrijding van de Franse overheersing - in september 1814 weer in ere hersteld. Na de Belgische omwenteling in 1834 bleven de commissies nog gewoon bestaan. De Noord-Nederlandse Commissies voor de Landbouw werden per 31 december 1850 opgeheven.
Archief en inventarisatie
Literatuur
Erfgoedstuk

Kenmerken

Datering:
1807-1841
Toegangstitel:
Inventaris van het archief van de commissie van landbouw in de provincie Utrecht 1807-1841
Auteur:
W.B. Heins
Datering toegang:
1992
Datering bewerking:
2006
Openbaarheid:
Volledig openbaar
Rechtstitel:
Overbrenging van een overheidsarchief
Omvang:
0,12 m zuurvrije dozen