Uw zoekacties: Nederlands Instituut voor Katholieke Kerkmuziek en Kathedral...

1801 Nederlands Instituut voor Katholieke Kerkmuziek en Kathedrale Koorschool ( Het Utrechts Archief )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Geschiedenis van de R.K. Kerkmuziekschool St. Caecilia, voortgezet als Nederlands Instituut voor Katholieke Kerkmuziek (NIKK), 1925-1995
1801 Nederlands Instituut voor Katholieke Kerkmuziek en Kathedrale Koorschool
Inleiding
Geschiedenis van de R.K. Kerkmuziekschool St. Caecilia, voortgezet als Nederlands Instituut voor Katholieke Kerkmuziek (NIKK), 1925-1995
Organisatie: Het Utrechts Archief
De Stichting Nederlandse R.K. Kerkmuziekschool St. Caecilia werd op 11 maart 1925 opgericht vanuit de Nederlandse St. Gregoriusvereniging om katholieke kerkmusici op te leiden en te ondersteunen. De school droeg de naam van de patroonheilige voor de zangkunst. Met geld uit inzamelingen kocht men in hetzelfde jaar in Utrecht de panden Plompetorengracht 1 en 3 aan. Pater dr. Caecilianus Huygens OFM, die als docent verbonden was aan het conservatorium van Amsterdam en het Koninklijk Conservatorium van Den Haag, kreeg een aanstelling als directeur. Het bestuur van de school werd gevormd door het hoofdbestuur van de St. Gregoriusvereniging, dat zowel de directeur als de leraren benoemde, terwijl het curatorium als dagelijks bestuur fungeerde. Een commissie van beheer droeg zorg voor het financiële beleid.
Het woonhuis op Plompetorengracht 3 werd bestemd voor de opleiding, terwijl Plompetorengracht 1 verhuurd werd aan notaris C.J. Simons. Het achterste deel van eerstgenoemd pand bouwde men om tot een repetitieruimte, die tegenwoordig als ‘oefenkapel’ gebruikt wordt door de Kathedrale Koorschool. In 1927 plaatste de firma Pels & van Leeuwen in deze ruimte een orgel, dat in 1940 nog werd uitgebreid. In een later stadium werden ook het pand Ridderschapstraat 2 en het bijbehorende koetshuis Ridderschapstraat 4 aangekocht.
De kerkmuziekschool werd in november 1925 officieel geopend door aartsbisschop van Utrecht Mgr. H. van de Wetering. In 1928 besloot men tot de toevoeging van een extra leerjaar aan de tweejarige opleiding. De zolder van Plompetorengracht 1 en 3 werd ingericht als verblijf voor de studenten, bestaande uit twintig kamers verdeeld over twee verdiepingen. Dit internaat heeft bestaan tot 1970. Van de studenten ging echter maar een deel naar de kerkmuziekschool, aangezien daar jaarlijks niet meer dan circa 12 studenten werden toegelaten. Aan leerlingen die de studie niet zelf konden bekostigen, werden studiebeurzen verstrekt. Aan de Plompetorengracht zijn veel bekende dirigenten, organisten en componisten opgeleid, onder wie Hendrik Andriessen, Louis Toebosch en Herman Strategier. De studenten kregen behalve muzieklessen ook onderricht in liturgie.
In 1939 werd besloten tot de aankoop van het pand Plompetorengracht 5. Het voorste deel daarvan werd na de oorlog, in 1946, verbouwd tot een concertzaal met orgel, die op 11 december werd geopend door kardinaal J. de Jong. In de hal van het gebouw werd tevens een gedenksteen onthuld ter nagedachtenis van Philippus Rovenius, die als vicaris-apostolicus van Utrecht tussen 1614 en 1651 op dit adres verbleef. De jarenlange zoektocht van pater Huygens onder de vloeren van de drie panden van de kerkmuziekschool en in de tuin naar het stoffelijk overschot van Rovenius leverde echter niets op. In 1954 werd Huygens als directeur vervangen door kapelaan Huub Voncken van de Kathedrale Basiliek. De school kreeg in 1959 erkenning van het Rijk als beroepsopleiding voor kerkmuziek en werd op 18 september van dat jaar omgedoopt tot Nederlands Instituut voor Katholieke Kerkmuziek (NIKK).
Vanaf 1978 participeert het Nederlands Instituut voor Katholieke Kerkmuziek in het Nederlands Instituut voor Kerkmuziek. In het bestuur van deze organisatie kwamen twee bestuursleden namens het NIKK. De andere bestuursleden vertegenwoordigden de R.K. kerk, de Nederlandse Hervormde Kerk, de Gereformeerde kerk en de Evangelisch-Lutherse kerk. In 1987 ging de opleiding van het Nederlands Instituut voor Kerkmuziek op in de Hogeschool voor de Kunsten te Utrecht.
Geschiedenis van de Kathedrale Koorschool, 1959-1995
Archieven en inventarisatie
Addendum
Literatuur
Erfgoedstuk

Kenmerken

Datering:
1925-1995
Toegangstitel:
Inventaris van de archieven van het Nederlands Instituut voor Katholieke Kerkmuziek te Utrecht (1906) 1925-1995 (1996) en de Kathedrale Koorschool te Utrecht (1956) 1959-1995 (2009)
Auteur:
K. van Dooren
Datering toegang:
2015
Openbaarheid:
Op inv.nrs. 138, 142 en 178-197 is een openbaarheidsbeperking van 50 jaar van toepassing. Eerdere inzage van voornoemde stukken is slechts mogelijk na schriftelijke toestemming van de gemeentearchivaris
Rechtstitel:
Schenking (van een niet overheidsarchief)
Omvang:
4.50 m
Rubrieken: