Uw zoekacties: Deputaatschap voor Algemene Diaconale Arbeid (Algemeen Diaco...

1525 Deputaatschap voor Algemene Diaconale Arbeid (Algemeen Diaconaal Bureau) van de Gereformeerde kerken in Nederland ( Het Utrechts Archief )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Deputaatschap voor Algemeen Diaconale Arbeid
1525 Deputaatschap voor Algemene Diaconale Arbeid (Algemeen Diaconaal Bureau) van de Gereformeerde kerken in Nederland
Inleiding
Deputaatschap voor Algemeen Diaconale Arbeid
Organisatie: Het Utrechts Archief
De Generale Synode van Leeuwarden stelde op 17 april 1956 een deputaatschap in met de opdracht een Algemeen Diakonaal Bureau in te stellen, uitgaande van de kerken (zie acta van de Generale Synode van Leeuwarden in 1955, art. 438 en bijlage CIX). De nadruk lag op de woorden "uitgaande van de kerken", want eerder was al het Centraal Bureau Diakonieën opgericht door en uitgaande van het Comité Centrale Diakonale Conferentie. Dat bureau had echter geen rechtstreekse band met de Generale Synode.
Door ontwikkelingen op het terrein van het diaconaat en van de sociale zekerheid vond de synode het tijd worden om verantwoordelijkheid te nemen voor het diaconale werk van het kerkverband. Het rapport over dit onderwerp maakte de ontwikkelingen duidelijk. In de eerste plaats werd onderscheid gemaakt tussen de primaire en de secundaire taak van de diaconie. Onder de primaire taak werd verstaan de hulp aan-thuiszittende-armen en allen die in nood verkeren. Onder de secundaire taak verstond men de meer algemene taak van de diakenen, die zich niet zozeer richt op de enkeling maar waarbij gestreefd wordt naar het nemen van maatregelen waardoor bepaalde noden in het algemeen worden opgeheven of verminderd (bijvoorbeeld stichting van tehuizen voor bejaarden, tehuizen voor ongehuwde moeders e.d.). Naast deze kerkelijke taken kregen de diakenen steeds meer te maken met vragen van technische aard, zoals wettelijke regelingen op het terrein van de sociale wetten en voogdijkinderen. De kerkelijke vergaderingen beschikten niet over voldoende deskundigheid om met deze vraagstukken om te gaan. De conclusie van het rapport luidde: "De zich steeds uitbreidende sociale wetgeving en de zich verder strekkende bemoeienis van de overheid met sociale vraagstukken, die de arbeid der diakenen raken en zelfs vaak overlappen, hebben tal van diaconieën voor onoverkomelijke moeilijkheden geplaatst, die zij zonder deskundige voorlichting zelf niet konden oplossen."
Daar kwam nog bij dat de overheid bij het voorbereiden van wettelijke maatregelen regelmatig overleg voerde met maatschappelijke instanties, zo ook met de directeur van het Centraal Bureau Diakonieën. Deze moest het standpunt van de gereformeerde kerken vertolken zonder daarvoor echter een kerkelijke bevoegdheid te hebben en zonder verantwoordelijk te zijn tegenover de kerkelijke instanties, in het bijzonder tegenover de Generale Synode. Vandaar dat de synode besloot om over te gaan tot het instellen van een Algemeen Diakonaal Bureau, uitgaande van het kerkverband en werkend onder haar verantwoordelijkheid. De taken van het Centraal Bureau Diakonieën zouden dan ook worden overgedragen aan het nieuwe Algemeen Diakonaal Bureau.
In 1961 werd de naam van het deputaatschap gewijzigd. De deputaten voor het Algemeen Diaconaal Bureau werden omgedoopt tot deputaten voor Algemeen Diaconale Arbeid. Vanaf die tijd was het deputaatschap ingedeeld in drie secties, namelijk de sectie Wereldhulpactie (later Werelddiaconaat), de sectie Binnenlands Diaconaat en de sectie Instellingen. De laatste is omstreeks 1969 opgeheven.
Voor het jaar 1956 benoemde de Generale Synode van Sneek op 6 maart 1941 al een deputaatschap voor diaconale zaken met als beperkte opdracht de diaconieën in de bezettingstijd van advies te dienen. Over zijn werkzaamheden rapporteerde het deputaatschap op 22 juni 1943 in de synode van Utrecht. Dat rapport is opgenomen in de acta van die synode, art 23 en bijlage III. Van dit kortstondige deputaatschap zijn geen archiefstukken aangetroffen.
Zelf hadden de diaconieën al in 1889 een Comité Centrale Diaconale Conferentie opgericht, maar dit werk viel niet onder de verantwoordelijkheid van de generale synoden.
In 1946 is door het Comité Centrale Diaconale Conferentie het Centraal Bureau voor informatie en advies ten dienste van de diaconieën der gereformeerde kerken opgericht, kortweg aangeduid als Centraal Bureau Diakonieën. Het bureau was gevestigd aan de Balijelaan 79bis te Utrecht. Directeur was de heer A. Hofman.
Na de oprichting van het deputaatschap voor het Algemeen Diaconaal Bureau in 1956 werd het werk van het Centraal Bureau Diaconieën langzamerhand overgenomen door het Algemeen Diaconaal Bureau, totdat het werk in 1964 geheel werd overgedragen aan het kerkelijke bureau. Op dat moment werd het Centraal Bureau Diaconieën opgeheven. Het archief van het Comité Centrale Diaconale Conferentie en het Centraal Bureau Diaconieën is overgedragen aan de deputaten voor Algemene Diaconale Arbeid en is als gedeponeerd aan deze inventaris toegevoegd.
Per 1 mei 1978 is het Diaconaat gesplitst in Binnenlands Diaconaat en Werelddiaconaat Het werk van het Binnenlands Diaconaat werd ondergebracht in het nieuw ingestelde deputaatschap voor Gemeenteopbouw waarin negen werksoorten werden gebundeld. Die werksoorten vonden hun plek in verschillende secties en taakgroepen. Het binnenlandse werk van het deputaatschap Algemeen Diaconale Arbeid werd voortgezet als sectie Binnenlands Diaconaat van het deputaatschap Gemeenteopbouw. Het werk van de sectie Werelddiaconaat ging in 1978 over naar het afzonderlijke deputaatschap voor het Werelddiaconaat dat sinds 1982 een plek kreeg als sectie van het toen ingestelde deputaatschap voor Zending en Werelddiaconaat.
Vanaf 1978 was de Algemene Diaconale Beleidsraad het coördinerende orgaan voor het Binnenlands en het Werelddiaconaat. Eind 1990 besloot de synode van Emmen in 1989 de Algemene Diaconale Beleidsraad op te heffen. Functie en taken van de beleidsraad werden overgenomen en voortgezet door resp. de deputaatschappen voor Gemeenteopbouw en voor Zending en Werelddiaconaat.
Archief en inventarisatie
Addendum
Erfgoedstuk

Kenmerken

Datering:
1956-1978
Toegangstitel:
Inventaris van het archief van het Deputaatschap voor Algemeen Diaconale Arbeid van de Gereformeerde Kerken in Nederland (1903) 1956-1978 (1980)
Auteur:
A. Bolhuis en C.J. de Kruijter
Datering toegang:
2013
Datering bewerking:
2014
Notabene:
Vanwege ruimtegebrek bewaren wij dit archief niet in ons eigen depot. U kunt dit archief inzien door het aan te vragen via ons aanvraagformulier: https://hetutrechtsarchief.nl/aanvragen
Openbaarheid:
Volledig openbaar
Rechtstitel:
Opneming in beheer van een particulier, niet in eigendom verkregen
Omvang:
26 m
Bijzonderheden:
Vanwege ruimtegebrek bewaren wij dit archief niet in ons eigen depot. U kunt dit archief inzien door het aan te vragen via ons aanvraagformulier: https://hetutrechtsarchief.nl/aanvragen