Uw zoekacties: Verzameling J.B. Netelenbos

1408 Verzameling J.B. Netelenbos ( Het Utrechts Archief )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Het leven van Jan Bernard Netelenbos
N.B. Zie voor Netelenbos: C.J. de Kruijter, De erfenis niet geweigerd. Ds. Jan Bernard Netelenbos (1879-1934), in: Jaarboek voor de Geschiedenis van de Gereformeerde Kerken in Nederland (red. D.Th. Kuiper e.a.), dl.6 (1992), p. 83-129 (Inv.nr. 168)
1408 Verzameling J.B. Netelenbos
Inleiding
Het leven van Jan Bernard Netelenbos
N.B. Zie voor Netelenbos: C.J. de Kruijter, De erfenis niet geweigerd. Ds. Jan Bernard Netelenbos (1879-1934), in: Jaarboek voor de Geschiedenis van de Gereformeerde Kerken in Nederland (red. D.Th. Kuiper e.a.), dl.6 (1992), p. 83-129 (Inv.nr. 168)
NB:
Zie voor Netelenbos: C.J. de Kruijter, De erfenis niet geweigerd. Ds. Jan Bernard Netelenbos (1879-1934), in: Jaarboek voor de Geschiedenis van de Gereformeerde Kerken in Nederland (red. D.Th. Kuiper e.a.), dl.6 (1992), p. 83-129 (Inv.nr. 168)
Organisatie: Het Utrechts Archief
Jan Bernard Netelenbos, geboren Amsterdam 7 maart 1879 *  , overleden Winterswijk 18 juni 1934 *  , was de eerste zoon van Bernard Gerardus Netelenbos, winkelier te Amsterdam, en Louisa Maria Vermeer. Zijn moeder overleed op 15 juni 1881 toen Jan Bernard nog maar twee jaar oud was. Zijn grootmoeder van moederszijde nam grotendeels de opvoeding voor haar rekening. Na het Gereformeerd Gymnasium in de hoofdstad doorlopen te hebben, studeerde hij van 1899-1905 theologie aan de Vrije Universiteit (V.U.) te Amsterdam *  . Tijdens deze studie hadden met name de hoogleraren dr. H. Bavinck (1854-1921) en dr. G.H.J.W.J. Geesink (1854-1929) invloed op hem. Na het afleggen van de kerkelijke examens trad Jan Bernard Netelenbos op 29 november 1905 te Dordrecht in het huwelijk met Johanna Geertruida Vogelzang, geboren Haarlem 1 juli 1880, dochter van Willem Vogelzang en Johanna Harmina Katharina de Vries. Netelenbos was
achtereenvolgens gereformeerd predikant te Oostkapelle (1905), Heerenveen (1910) en Middelburg (1912-1919).
In deze laatste plaats kwam hij in conflict met de classis Middelburg. Dit leidde tot een kerkelijke procedure met schorsing en afzetting als het uiteindelijke resultaat. Nadat het besluit tot zijn afzetting als gereformeerd predikant, genomen door de classis Middelburg, op 8 september 1920 was gehandhaafd door de generale synode van de Gereformeerde Kerken in Nederland van Leeuwarden, ging Netelenbos over tot de Nederlandse Hervormde Kerk. Daar diende hij tot zijn overlijden een drietal gemeenten, te weten Heinkenszand (1921), Roermond (1928) en Groenlo (1931-1934).
Vanaf zijn studententijd ontwikkelde Netelenbos zich tot vertegenwoordiger van de ethisch-gereformeerde stroming in de Gereformeerde Kerken in Nederland. Dit was een gevolg van verschillende factoren: invloed van een vrome grootmoeder, weerzin tegen de manier waarop in huiselijke kring over het kerkelijke conflict (de Doleantie van 1886) gesproken werd en kerkbezoek bij de ethisch-hervormde dr. F.E. Daubanton, van 1889-1903 hervormd predikant te Amsterdam. Hij zette zich almeer af tegen de overheersende neo-calvinistische optie binnen de Gereformeerde Kerken. Dat bleek al toen Netelenbos deel ging uitmaken van het V.U.-dispuut IVMBO, waarvan de leden over het algemeen kritisch stonden tegenover deze richting binnen de Gereformeerde Kerken in Nederland. Zijn kritische houding tegenover het neo-calvinisme bleek tevens uit het lidmaatschap van de Nederlandsche Christen-Studenten Vereeniging (N.C.S.V.), uit zijn voorkeur voor de theologie van Bavinck en Geesink boven die van dr. A.
Kuyper (1837-1920), uit zijn reeds in 1905 beleden afwijkende opvatting over de duur van de scheppingsdagen en uit zijn medewerking aan het dagblad De Nederlander van de christelijk-historische leider Jhr. mr. A.F. de Savornin Lohman (1837-1924). Deze bredere oecumenische en culturele oriëntatie, met een nadruk op innerlijke geloofsbeleving in de traditie van het Réveil, ging ook gepaard met apologetische en evangelisatorische motieven, getuige het openbare debat in 1911 met F. Domela Nieuwenhuis (1846-1919) *  en een accent op nationaal-historisch besef.
Toen op 28 februari 1917 de vereniging van de zelfstandige gereformeerde kerken in Middelburg (de A-, B- en C- kerken, afkomstig uit resp. de christelijke afgescheiden, kruisgezinde en dolerende tradities) tot stand kwam, ontvouwde Netelenbos een vergezicht van de bredere oecumene met andere christelijke kerken. Daartoe was hij geïnspireerd door de zogenaamde 'eenheidsbeweging', de Wereldbond der Kerken (opgericht in 1914), die zich onder de indruk van de verschrikkingen van de Eerste Wereldoorlog richtte op de bevordering van internationale vriendschap door en tussen kerken. De op 12 april 1915 opgerichte Nederlandse afdeling, onder voorzitterschap van de ethisch-hervormde predikant dr. J.A. Cramer (1864-1952), propageerde hier de ideeën van de 'Wereldbond' over vrede, veiligheid, rechtvaardigheid in internationale verhoudingen en de boven-nationale taak van kerken en christenen *  . Netelenbos was hiervan een warm voorstander. Hij kwam er van
af die tijd openlijk voor uit. Daarbij overschreed hij qua stellingnamen en de door hem gekozen publieke forums ruimschoots de duidelijk gemarkeerde grenzen die toen in de gereformeerde wereld golden. Dit leidde in de jaren 1917-1920 tot een conflict binnen de kerk en de classis van Middelburg.
Op 18 april 1917 hield Netelenbos te Utrecht een referaat voor de Algemene Predikanten Vergadering, in de ogen van gereformeerden bepaald geen rechtzinnig gezelschap. Sprekend over 'Jezus Christus, het hoofd der gemeente' introduceerde hij voor het eerst de term 'Christus-ervaring', een term die niet goed viel bij zijn kerkeraad. Niet de Christus-ervaring als kenbron, maar de Heilige Schrift moet als uitgangspunt worden gekozen bij het gesprek met niet-gereformeerden over geloofszaken *  . Dr. F.W. Grosheide (1881-1972) schreef in 1919 naar aanleiding hiervan zijn brochure Christus-ervaring.
De commotie als gevolg van het optreden van Netelenbos te Utrecht bracht een gemeentelid van hem, dr. C.M. Buizer, leraar klassieke talen aan het Middelburgs' gymnasium, ertoe een gravamen in te dienen tegen het nog langer handhaven van het in de artikelen 27-30 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis geformuleerde onderscheid tussen de ware en de valse kerk. Naar de mening van Buizer moest men erkennen dat er door de vele kerksplitsingen sinds de Reformatie een pluriformiteit van meer of minder zuivere kerken was ontstaan. Hij zag dan ook geen mogelijkheid om zijn overtuiging in overeenstemming te brengen met de leer van de Confessie over de ware en de valse kerk. Daarom stelde hij voor-naar analogie van de revisie van artikel 36 van de Nederlandsche Geloofsbelijdenis (N.G.B.) in 1905 door de synode van Utrecht-de desbetreffende artikelen aan te passen aan de veranderde opvattingen *  . Netelenbos steunde dit gravamen, maar dat maakte zijn posit
ie er niet beter op.
Tijdens zijn vacantie vervulde Netelenbos buiten medeweten van zijn kerkeraad op 10 juni 1917 een preekbeurt voor de hervormde predikant dr. J.A. Cramer te 's-Gravenhage. Cramer had aan Netelenbos gevraagd deze preekbeurt in de Grote of Sint Jacobskerk te Den Haag over te nemen, omdat hij op die zondag als spreker op de zomerconferentie van de NCSV te Ellecom aanwezig moest zijn *  . Netelenbos nam het verzoek aan in de hoop hiermee de oecumene te bevorderen. Hij wilde ermee bereiken, dat velen eens wat ernstiger zouden gaan nadenken over de eenheid van alle gelovigen in Jezus Christus. Over dit optreden van Netelenbos diende de kerkeraad van de Gereformeerde Kerk te 's-Gravenhage een bezwaarschrift in bij die van Middelburg * 
De kerkelijke procedure leidde uiteindelijk tot afzetting van ds. J.B. Netelenbos door de classis Middelburg. Dit vond plaats op 19 november 1919 *  . Netelenbos ging in beroep bij de generale synode van Leeuwarden, maar op 8 september 1920 handhaafde de synode het besluit van de classis Middelburg. Netelenbos werd hoofdzakelijk afwijking van de artikelen 4 en 5 van de N.G.B. ten laste gelegd. Hij achtte vorm en inhoud van de Heilige Schrift feilbaar *  . Kort na zijn officiële afzetting preekte hij over Hebreeën 11: 6b. Hij gebruikte hiervoor-en dat is veelzeggend-dezelfde tekst als bij de bidstond op 23 september 1914 naar aanleiding van het uitbreken van de eerste wereldoorlog *  .
Gedurende de kerkelijke procedure publiceerde Netelenbos een drietal brochures: Dat zij allen één zijn (Zutphen, 1917), De grond van ons geloof (Utrecht, 1919) en Ben ik gereformeerd? (Baarn, 1920) *  . Voorts hield hij tal van spreekbeurten over de tegen hem gevoerde procedure en over het onderwerp 'Ethisch-gereformeerd'. Deze laatste lezing gaf hij in 1923 uit als brochure *  . In dat zelfde jaar ging hij er alsnog toe over om op verzoek van dr. A.W. Bronsveld "Een terugblik" op het voorgevallene te schrijven *  . Mede op aandringen van prof. J.H. Gunning Jhz. en ds. J.G. Geelkerken. Hij vroeg De Savornin Lohman vooraf om advies of hij dit wel moest doen en of hij zich in zijn verdediging op zijn leermeester dr. H. Bavinck mocht beroe
pen, daar deze inmiddels was overleden *  .
Van 1919-1921 was Netelenbos voorganger van een kring van circa 400 sympathisanten. Hij redigeerde in die tijd een tweetal periodieken: eerst De Zeeuwsche Leeuw (weekblad van de vernieuwingsgezinde gereformeerden in de provincie Zeeland) *  en vanaf het voorjaar van 1921 Siloam (onafhankelijk maandblad voor het Nederlandsche volk) *  . In september 1920 werden Netelenbos en zijn vrouw toegelaten als leden van de Hervormde Gemeente te Middelburg. Het provinciaal kerkbestuur van Overijssel nam hem op 27 april 1921 het colloquium doctum af *  . Vanaf die datum was hij beroepbaar in de Nederlandse Hervormde Kerk. Ook hier had Netelenbos het niet gemakkelijk. Enerzijds werden zijn kwaliteiten, die hij ongetwijfeld bezat, miskend; anderzijds maakte hij zich naast vrienden ook vijanden, omdat zijn rechtvaardigheidsgevoel hem afkerig deed zijn van alle onwaarachtigheid.
Naast theologie had Netelenbos ook veel interesse voor vaderlandse geschiedenis en letterkunde. De hier beschreven collectie bevat naast lezingen over godsdienstige onderwerpen *  ook referaten op deze terreinen van zijn belanstelling *  .
Geschiedenis van het archief
Verantwoording van de inventarisatie

Kenmerken

Datering:
1897-1934 (1935)
Toegangstitel:
Inventaris van de collectie ds. J.B. Netelenbos 1897-1934 (1935)
Auteur:
H.J.Ph.G. Kaajan en C.J. de Kruijter
Datering toegang:
1993
Openbaarheid:
Volledig openbaar
Rechtstitel:
Opneming in beheer van een particulier, niet in eigendom verkregen
Omvang:
1,37 m oude verpakking