1294 Dienst van het kadaster en de openbare registers in de provincie Utrecht ( Het Utrechts Archief )
1294
Dienst van het kadaster en de openbare registers in de provincie Utrecht
Inleiding
Vorming van de archieven
Bijhouding van de kadastrale administratie (1832-1844)
1294 Dienst van het kadaster en de openbare registers in de provincie Utrecht
Inleiding
Vorming van de archieven
Bijhouding van de kadastrale administratie (1832-1844)
In de oorspronkelijke aanwijzende tafels mochten geen wijzigingen worden aangebracht. In de praktijk kwamen wijzigingen natuurlijk vaak voor. Een perceel kreeg een andere eigenaar, of onderging veranderingen vanwege bouw, verbouw, bijbouw of sloop van de bebouwing of andere wijzigingen in het gebruik, waardoor de belastbare opbrengst veranderde. Ook kon het perceel zelf worden gesplitst of samengevoegd met een ander perceel. Bij splitsing of samenvoeging verviel het oude perceelsnummer en werd er een nieuw perceelsnummer uitgegeven. Dit nummer was altijd het numeriek eerstvolgende na het hoogste nummer dat binnen een kadastrale sectie reeds bestond. Een vervallen nummer werd nooit meer opnieuw uitgegeven.
Om dit soort wijzigingen te kunnen verwerken werd de Suppletoire aanwijzende tafel (SAT) aangelegd. Vanuit de Suppletoire aanwijzende tafel werd de legger bijgewerkt. In de OAT werd een verwijzing naar een volgnummer in de SAT aangebracht en in de SAT een verwijzing naar de legger en omgekeerd. Omdat het werken met de SAT nogal omslachtig was werd hij vanaf 1844 niet meer gebruikt voor eigendomsovergangen van gehele percelen, maar werden alleen veranderingen aangetekend waarbij het perceelsnummer veranderde. In 1863 werd hij geheel afgeschaft.
Voor het invullen van de SAT werden, naar gelang de reden van de verandering of het nadere onderzoek dat nog gedaan moest worden, verschillende hulpregisters en hulpstaten gebruikt. Uit de staten R werden de overgangen van gehele percelen gehaald, uit de registers P en de staten Q de overgangen van gedeeltelijke percelen. De staten R en het register P werden aangeleverd door de Hypotheekbewaarder, die de betreffende gegevens destilleerde uit de aangeboden akten. De in het register P aangetekende oude percelen moesten eerst nog opnieuw worden opgemeten door de landmeters, die de uitkomsten en de nieuwe perceelsnummers noteerden in de staten Q. Van zowel de oude als de nieuwe perceelsindeling werden kaartjes getekend. Deze staan bekend als de voor-hulpkaarten. Voor de huidige raadpleging bieden het register P en de staten R niet meer informatie dan al in de legger staat. De staten Q daarentegen zijn overzichtelijker dan de legger als het erom gaat welk gedeelte en welk oppervlak van een oud perceel naar een nieuw perceel is overgegaan, zeker in combinatie met de voor-hulpkaarten. Deze laatsten zijn nu nog in gebruik bij het Kadaster zelf.
Wijzigingen in percelen moesten behalve in de legger natuurlijk ook op de kaart worden aangetekend. Evenals de OAT’s waren de oorspronkelijke minuutplans onveranderlijk. Daarom werden wijzigingen ingetekend op aparte bijbladen. Deze werden van tijd tot tijd vernieuwd, waarbij het oude bijblad verviel. De bijbladen werden bewaard op de afdeling landmeetkunde. Ten behoeve van het gebruik door de landmeters in het veld en ter raadpleging door het publiek bij de bewaring werden kopieën gemaakt in de vorm van netteplans en veldplans.
Wanneer binnen één sectie heel veel percelen tegelijk gingen veranderen, bijvoorbeeld bij de aanleg van een nieuwbouwwijk, vond vaak een hermeting plaats van de hele sectie. Dan werd een geheel nieuw minuutplan gemaakt, dat vervolgminuutplan wordt genoemd. Het kwam voor dat de oude sectie daarbij in meerdere nieuwe secties werd verdeeld.
Evenals van de OAT’s en de oorspronkelijke minuutplans werden van de leggers en de bijbladen verstrekt aan de gemeentebesturen. Wijzigingen mochten uitsluitend worden aangebracht door een medewerker van het kadaster. Daartoe moesten de stukken eens in het jaar aan het kadaster worden opgestuurd. Niet alle gegevens uit de legger werden daarbij overgenomen. De aan de gemeenten verstrekte kopieën van de bijbladen worden ook wel gemeenteplans genoemd en zijn herkenbaar aan het stempel ‘Rijkseigendom’.
Zoals in de vorige paragraaf reeds werd opgemerkt, werden in 1844 de provinciale bewaringen opgeheven, omdat het bestaan ervan alleen maar extra werk (o.a. in de vorm van het maken van dubbele exemplaren van allerlei registers en kaarten) betekende. De ten tijde van de opheffing aanwezige kaarten en registers werden afhankelijk van hun aard overgebracht naar de Bewaarders van de Hypotheken en het Kadaster, of naar de Controleurs der directe belastingen en het kadaster. *
laatste wijziging 21-08-2023
9.673 beschreven archiefstukken
328 gedigitaliseerd
totaal 56.579 bestanden
Inventaris
laatste wijziging 21-08-2023
9.673 beschreven archiefstukken
328 gedigitaliseerd
totaal 56.579 bestanden
Bijlagen
laatste wijziging 21-08-2023
9.673 beschreven archiefstukken
328 gedigitaliseerd
totaal 56.579 bestanden
Kenmerken
Datering:
1812-1987
Toegangstitel:
Inventaris van de archieven van de dienst van het kadaster en de openbare registers in de provincie Utrecht 1812-1987 (1997)
Auteur:
M.J.G.A. Barthels en F. Tuinstra
Datering toegang:
2002
Datering bewerking:
2007, 2021
Openbaarheid:
Volledig openbaar
Rechtstitel:
Overbrenging van een overheidsarchief
Omvang:
1.089 m
Categorie:
laatste wijziging 21-08-2023
9.673 beschreven archiefstukken
328 gedigitaliseerd
totaal 56.579 bestanden