Het kadaster ressorteerde vanaf 1832 onder het Bestuur der Domeinen en Registratie van de afdeling Directe Belastingen van het Ministerie van Financiën. Voor de instandhouding en bijhouding van het kadaster werden in 1832 de bewaringen van het kadaster ingesteld, in 1834 gevolgd door een regeling voor de daar werkzame ambtenaren. In Utrecht werd per 1 augustus 1834 de voormalige inspecteur van het kadaster benoemd tot provinciaal bewaarder. De titel van inspecteur mocht hij ook blijven voeren, waardoor hij regelmatig voorkomt als inspecteur, provinciaal bewaarder. De provinciaal bewaarder hield kantoor in het provinciehuis. Daarnaast werden er zogenaamde bijzondere bewaringen ingesteld in Amersfoort, Utrecht, Loenen en IJsselstein. Op de bewaringen waren landmeters, tekenaars en boekhouders in dienst die de veranderingen bijhielden op de kaarten en in de registers. De provinciale bewaring verstrekte informatie en uittreksels aan ambtenaren. Bij de bijzondere bewaringen konden burgers tegen betaling de stukken inzien of een uittreksel krijgen. *