Uw zoekacties: Evangelische Broedergemeente te Zeist, predikant en oudstenraad

1004 Evangelische Broedergemeente te Zeist, predikant en oudstenraad ( Het Utrechts Archief )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
De vestiging van de hernhutters in Nederland
De Evangelische Broedergemeente te Zeist
De bestuurlijke inrichting van de Zeister gemeente
De sociale en economische inrichting van de Broedergemeente
1004 Evangelische Broedergemeente te Zeist, predikant en oudstenraad
Inleiding
De sociale en economische inrichting van de Broedergemeente
Organisatie: Het Utrechts Archief
De sociale en economische inrichting van de Broedergemeente heeft altijd de aandacht getrokken van buitenstaanders. Kenmerkend voor de sociale organisatie van de hernhutter gemeenten was de indeling van de leden in benden en koren. De benden waren kleine, naar sekse ingerichte gezelschappen, die geregeld van samenstelling wisselden en bedoeld waren om de vriendschappelijke omgang tussen de leden te bevorderen. De samenstelling van de koren berustte op het principe dat spiritualiteit en pastorale zorg moesten zijn afgestemd op de verschillende sociale geledingen van de gemeente naar sekse, leeftijd en burgerlijke status: bij de mannen waren er de koren van de knapen, de ongehuwde broeders en de weduwnaren, bij de vrouwen die van de meisjes, de ongehuwde zusters en de weduwen. De gehuwde broeders en zusters hadden een eigen koororganisatie.
Ieder koor telde twee koorarbeiders: de Pfleger(in) of kooroudste hield toezicht op het geestelijk leven der koorleden, de koorvoorstander(es) behartigde de zakelijke aangelegenheden. Echtparen woonden in afzonderlijke huizen, de ongehuwde (of ledige) gemeenteleden leefden onder het regime van een gemeenschappelijke huishouding in de koorhuizen, de broeders in het broederhuis en de zusters in het zusterhuis. Ook de weduwen en de weduwnaren woonden gemeenschappelijk, in Zeist bleef dit beperkt tot de weduwen. De verschillende koren hadden hun eigen vaste feestdagen, zoals die ter herdenking van de oprichting of de inwijding van het koorhuis. Daarnaast hielden zij regelmatig liefdemalen onder elkaar (agapè), bijeenkomsten met een stichtelijke preek door de kooroudste, afgewisseld met het zingen van liederen uit het hernhutter gezangboek. De aanwezigen dronken vervolgens thee en aten wat brood of een krentenbol. De in de koorhuizen wonende leden betaalden een kleine bijdrage als huur en tegemoetkoming in de kosten van de maaltijden en bewassing.
Weelderige opschik werd vermeden. De mannen gingen eenvoudig gekleed in het grijs of in het bruin, de vrouwen en meisjes droegen een simpele witte hoofdbedekking, de Haube, met daaraan een zijden lint. Aan de kleur van het lint kon men zien tot welk koor de draagster behoorde: rood voor de meisjes, roze voor de ongehuwde zusters, blauw voor de gehuwde en wit voor de weduwen.
Voor het voortbestaan van de gemeente was het noodzakelijk winstgevende bedrijvigheid en werkgelegenheid voor de leden te ontwikkelen. Niet alleen het levensonderhoud van de gemeenteleden, ook de rentebetaling en aflossing van de in het Gemeincredit gestoken leningen waren alleen mogelijk op basis van een gezonde economische inrichting. De huishouding van de gemeente in zijn geheel (Gemeindiakonie) werd gedragen door de gemeentebedrijven, zoals de brouwerij, het Gemeinlogis en de zijde- en floretbandfabriek van Gerrit van Wees, later uitgegroeid tot de textielgroothandel Van Wees en Weiss.
De koren van de ledigen of ongehuwden zorgden in principe voor hun eigen leden. De ledige broeders, veelal ambachtslieden met een gildetraining, begonnen bedrijfjes in het Broederhuis en verkochten hun waren aan de vele bezoekers van buiten in winkeltjes in het Broederhuis. De winsten vloeiden in de Broederkas (ledige Brüderdiakonie), de broeders zelf kregen een salaris. Maar de ledige zusters slaagden er, in tegenstelling tot de broeders, niet in om een sluitende exploitatie te bereiken. De vanuit Amsterdam bij de zusters ondergebrachte huisweverij bleek geen blijvend succes. Een aantal zusters trad in dienstbetrekking bij de meer welgestelde gehuwde gemeenteleden. Pas na de oprichting in 1817 van de meisjeskostschool kwamen er genoeg inkomsten voor het zusterkoor.
In de loop van de negentiende eeuw verdwenen de meeste bedrijfjes omdat ze niet langer concurrerend waren met de buitenwereld. Alleen Van Wees en Weiss en enkele winkels hebben hun bestaan weten te rekken tot in de twintigste eeuw.
Het archief
Literatuur
Inventaris
Bijlagen
1. Levenslopen
2. Lijst van Gemeindiener: Oeconomus/Provinzialhelfer/Gemeinhelfer
3. Lijst van Gemeindiener: Predikanten
4. Lijst van Gemeindiener: Voorstanders
Erfgoedstuk

Kenmerken

Datering:
1745-1948
Toegangstitel:
Inventaris van het archief van predikant en oudstenraad van de Evangelische Broedergemeente te Zeist 1745-1948 (1972)
Auteur:
Bewerkt en aangevuld door H.L.Ph. Leeuwenberg
Datering toegang:
2002
Openbaarheid:
Volledig openbaar
Rechtstitel:
Opneming in beheer van een particulier, niet in eigendom verkregen
Omvang:
34,78 m