1028 Gerecht Maarssen, 1614-1813 (1818) ( Regionaal Historisch Centrum Vecht en Venen )
1028
Gerecht Maarssen, 1614-1813 (1818)
Inleiding
Taken en samenstelling van het gerecht
1028 Gerecht Maarssen, 1614-1813 (1818)
Inleiding
Taken en samenstelling van het gerecht
De gerechten hadden tijdens de Republiek een tweeledige functie:
- de functie van een rechtscollege en
- de functie van een bestuursorgaan.
- de functie van een rechtscollege en
- de functie van een bestuursorgaan.
Als rechterlijk college bezat het gerecht Maarssen in principe de lagere rechtspraak in haar gebied. Naast afdoening van boetstraffelijke en civiele zaken behoorde ook de vrijwillige of contentieuze rechtspraak tot haar bevoegdheid. Hieronder wordt ondermeer verstaan het vastleggen van het transporteren of bezwaren door derden (door middel van hypotheken/plechten) van onroerende goederen, waardoor op deze wijze rechtsgeldigheid werd verkregen.
In de middeleeuwen waren de dagelijkse gerechten bevoegd voor wat betreft de criminele zaken in boetstraffelijke zaken en volledig bevoegd als het ging om burgerlijke zaken. Indien er sprake was van een geschil met betrekking tot onroerend goed werd recht gesproken door middel van het zeventuig.
Het Landrecht en de stedelijke gerechten fungeerden als hoger beroepsorgaan voor de uitspraken van de lagere (plattelands)gerechten; tevens kon dit Landrecht in verscheidene procedures als rechter van eerste aanleg fungeren. Voor wat betreft het hoger beroep moet een uitzondering worden gemaakt, als het gaat om procedures behandeld door het zeventuig was in principe geen hoger beroep mogelijk. Ingevolge de eerste instructie hield het Landrecht vier maal per jaar zitting in Wijk bij Duurstede.
In Maarssen was dan al sprake van een schepenbank (1296) al werd deze later tijdelijk vervangen door het buurrecht.
Het Landrecht werd in 1530 vervangen door het Hof Provinciaal, dat te Utrecht gevestigd was. De maarschalk was oorspronkelijk een bisschoppelijke ambtenaar belast met de opsporingsbevoegheid, bevelhebber der bisschoppelijke troepen en handhaver van het recht op het platteland. Gedurende de Republiek bleef de functie van maarschalk bestaan.
In de middeleeuwen waren de dagelijkse gerechten bevoegd voor wat betreft de criminele zaken in boetstraffelijke zaken en volledig bevoegd als het ging om burgerlijke zaken. Indien er sprake was van een geschil met betrekking tot onroerend goed werd recht gesproken door middel van het zeventuig.
Het Landrecht en de stedelijke gerechten fungeerden als hoger beroepsorgaan voor de uitspraken van de lagere (plattelands)gerechten; tevens kon dit Landrecht in verscheidene procedures als rechter van eerste aanleg fungeren. Voor wat betreft het hoger beroep moet een uitzondering worden gemaakt, als het gaat om procedures behandeld door het zeventuig was in principe geen hoger beroep mogelijk. Ingevolge de eerste instructie hield het Landrecht vier maal per jaar zitting in Wijk bij Duurstede.
In Maarssen was dan al sprake van een schepenbank (1296) al werd deze later tijdelijk vervangen door het buurrecht.
Het Landrecht werd in 1530 vervangen door het Hof Provinciaal, dat te Utrecht gevestigd was. De maarschalk was oorspronkelijk een bisschoppelijke ambtenaar belast met de opsporingsbevoegheid, bevelhebber der bisschoppelijke troepen en handhaver van het recht op het platteland. Gedurende de Republiek bleef de functie van maarschalk bestaan.
De schout fungeerde als voorzitter van het gerecht, tegelijkertijd was hij belast met de rechtsvordering en (dikwijls) de tenuitvoerlegging van het vonnis. Hij was zoals vroeger aangeduid de rechter, m.a.w. de rechtshandhaver. Hij wees echter geen vonnis! Het vonnis werd gewezen door de schepenen.
De schout had daarnaast ook de functie van belastinggaarder. Hij werd benoemd door de Staten van Utrecht, en na 1715, toen Maarssen als ambachtsheerlijkheid voor f12.800 was verkocht, door de ambachtsheer/vrouwe.
De schout had daarnaast ook de functie van belastinggaarder. Hij werd benoemd door de Staten van Utrecht, en na 1715, toen Maarssen als ambachtsheerlijkheid voor f12.800 was verkocht, door de ambachtsheer/vrouwe.
Voor het kiezen van de schepenen werd jaarlijks een nominatie met dubbeltallen voor elke schepen en de schout opgesteld, waaruit de ambachtsheer/vrouwe een keuze maakte; gelet op de nominaties lijkt het erop dat de zittende schepenen zelf het dubbeltal voor hun functie opgaven, wat overigens geen garantie was dat er gekozen werd uit dit dubbeltal. De schout nam vervolgens de eed af en installeerde de nieuwe schepen [en]. In principe werden de schepenen voor een periode van vijf jaar benoemd en werd jaarlijks steeds een nieuwe schepen benoemd, waarbij de langstzittende schepen aftrad.
In de achttiende eeuw was de groep personen [de geërfden ?] waaruit de schepenen werden gekozen vrij klein, we zien dan ook bijna steeds dezelfde personen het schepenambt vervullen.
In totaal zijn in de periode 1766 - 1795 35 personen genomineerd, slechts 15 zijn als schepen geïnstalleerd. Frappant hierbij is dat sommige personen jaar in jaar uit genomineerd werden, maar nooit benoemd, een voorbeeld hiervan is de chirurgijn Jan van der Horst.
Over het algemeen koos de ambachtsheer/vrouwe uit de nominaties de nieuwe schepen[en], bij uitzondering besloot zij/hij de zittende schepenen niet te vervangen, hierdoor kon het voorkomen dat een persoon het schepenambt gedurende een periode langer dan vijf jaar vervulde. Na zijn aftreden als schepen werd over het algemeen de persoon direct weer op de lijst met nominaties gezet om vervolgens dikwijls na een jaar weer gekozen te worden.
In de achttiende eeuw was de groep personen [de geërfden ?] waaruit de schepenen werden gekozen vrij klein, we zien dan ook bijna steeds dezelfde personen het schepenambt vervullen.
In totaal zijn in de periode 1766 - 1795 35 personen genomineerd, slechts 15 zijn als schepen geïnstalleerd. Frappant hierbij is dat sommige personen jaar in jaar uit genomineerd werden, maar nooit benoemd, een voorbeeld hiervan is de chirurgijn Jan van der Horst.
Over het algemeen koos de ambachtsheer/vrouwe uit de nominaties de nieuwe schepen[en], bij uitzondering besloot zij/hij de zittende schepenen niet te vervangen, hierdoor kon het voorkomen dat een persoon het schepenambt gedurende een periode langer dan vijf jaar vervulde. Na zijn aftreden als schepen werd over het algemeen de persoon direct weer op de lijst met nominaties gezet om vervolgens dikwijls na een jaar weer gekozen te worden.
Het gerechtsbestuur, bestaande uit een schout, 5 schepenen en 1 secretaris, bijgestaan door een bode, hield zitting in de herberg De Zwaan.
Overigens werd bij gelegenheid ook gebruik gemaakt van bijvoorbeeld Hoornoord voor het sluiten van een huwelijk.
Overigens werd bij gelegenheid ook gebruik gemaakt van bijvoorbeeld Hoornoord voor het sluiten van een huwelijk.
Op een vergadering werden een onderwerp of meerdere onderwerpen c.q. zaak/zaken behandeld.
Voorgeschreven was het houden van jaarlijks vier open rechtsdagen, al werd hier niet altijd de hand aan gehouden gelet op een ordonnantie uit 1659 van het Hof Provinciaal van Utrecht. In deze ordonnantie werd op straf van een geldboete geordonneerd "...Interdicerende henlieden op deselve open dagen in eenige andere saken recht en Justitie te doen, anders als van schade ende schult,..." (Johan van de Water).
In de open rechtsdagen werd aan partijen de mogelijkheid geboden tot het wederzijds procederen. Indien er partijen van deze rechtsgang geen gebruik wilden maken - in de tweede helft van de achttiende eeuw in het gerecht Maarssen zelden - werd de reguliere vergadering voortgezet. De open rechtsdagen maakten gelet op de notulen namelijk deel uit van de reguliere vergaderingen van het gerecht.
In de open rechtsdagen werd aan partijen de mogelijkheid geboden tot het wederzijds procederen. Indien er partijen van deze rechtsgang geen gebruik wilden maken - in de tweede helft van de achttiende eeuw in het gerecht Maarssen zelden - werd de reguliere vergadering voortgezet. De open rechtsdagen maakten gelet op de notulen namelijk deel uit van de reguliere vergaderingen van het gerecht.
Op 17-2-1795 werden in een gecombineerde vergadering met Maarsseveen de zittende gerechten inclusief secretarissen en boden naar huis gestuurd als "stille ambtloze burgers".
Dit naar huis sturen gebeurde door leden van het Committe Revolutionair dat de burgerij van de dorpen heette te vertegenwoordigen. De namen van de leden waren Johannes Albertus Dusseldorp, Pieter en Dirk Maureau, Pieter Horn, Hendrik van Eyk, Doris Hijman en Willem van Rossum.
Motivatie was dat het elke burger vrij stond zijn eigen vertegenwoordigers te verkiezen en dat het huidige bestuur onwettig was; het was benoemd door één man en dat was strijdig met de Vrijheid.
Dezelfde dag nog werd een provisioneel bestuur gekozen.
Bepaald werd dat bij afwezigheid van de schout de oudste schepen als waarnemer fungeerde.
Dit naar huis sturen gebeurde door leden van het Committe Revolutionair dat de burgerij van de dorpen heette te vertegenwoordigen. De namen van de leden waren Johannes Albertus Dusseldorp, Pieter en Dirk Maureau, Pieter Horn, Hendrik van Eyk, Doris Hijman en Willem van Rossum.
Motivatie was dat het elke burger vrij stond zijn eigen vertegenwoordigers te verkiezen en dat het huidige bestuur onwettig was; het was benoemd door één man en dat was strijdig met de Vrijheid.
Dezelfde dag nog werd een provisioneel bestuur gekozen.
Bepaald werd dat bij afwezigheid van de schout de oudste schepen als waarnemer fungeerde.
Om aan de roep naar democratie tegemoet te komen werd langzamerhand van hogeraf een kiesstelsel ingevoerd waarbij de grondvergadering een belangrijke rol ging spelen.
De Bataafse Republiek was conform het reglement van december 1795 verdeeld in 126 districten met elk omstreeks 15.000 inwoners. De provincie Utrecht telde 6 districten, waarvan twee in de stad zelf. Elk district was verantwoordelijk voor het kiezen van een vertegenwoordiger in de Nationale Vergadering. Dit kiezen gebeurde door kiezers - die op hun beurt gekozen waren in/door de grondvergaderingen - samenkomend in districts- of kiezersvergaderingen.
Op 26 januari van het daaropvolgende jaar volgden de verkiezingen voor de leden van de eerste Nationale Vergadering.
In 1798 werden nieuwe regels opgesteld op grond van de grondwet. Het aantal districten werd teruggebracht tot 94 gebaseerd op een inwonersaantal van omstreeks 40.000 inwoners. De grondvergaderingen waren nu ook verantwoordelijk voor het nomineren van de leden van het Vertegenwoordigend Lichaam; daarnaast moest de af te vaardigen kiezer nu ook een plaatsvervanger hebben.
Het criterium om gekozen te worden was het hebben van meer dan de helft van de stemmen van kiezersvergadering in een district.
In hetzelfde jaar was ook vastgesteld dat de departementale besturen zeven leden telden, één voor elke ring waaruit ze bestonden; ook hiervoor vond de verkiezing plaats vanuit de grondvergaderingen.
De Bataafse Republiek was conform het reglement van december 1795 verdeeld in 126 districten met elk omstreeks 15.000 inwoners. De provincie Utrecht telde 6 districten, waarvan twee in de stad zelf. Elk district was verantwoordelijk voor het kiezen van een vertegenwoordiger in de Nationale Vergadering. Dit kiezen gebeurde door kiezers - die op hun beurt gekozen waren in/door de grondvergaderingen - samenkomend in districts- of kiezersvergaderingen.
Op 26 januari van het daaropvolgende jaar volgden de verkiezingen voor de leden van de eerste Nationale Vergadering.
In 1798 werden nieuwe regels opgesteld op grond van de grondwet. Het aantal districten werd teruggebracht tot 94 gebaseerd op een inwonersaantal van omstreeks 40.000 inwoners. De grondvergaderingen waren nu ook verantwoordelijk voor het nomineren van de leden van het Vertegenwoordigend Lichaam; daarnaast moest de af te vaardigen kiezer nu ook een plaatsvervanger hebben.
Het criterium om gekozen te worden was het hebben van meer dan de helft van de stemmen van kiezersvergadering in een district.
In hetzelfde jaar was ook vastgesteld dat de departementale besturen zeven leden telden, één voor elke ring waaruit ze bestonden; ook hiervoor vond de verkiezing plaats vanuit de grondvergaderingen.
Het besluit van 13-5-1799 van het Vertegenwoordigend Lichaam van de Bataafse Republiek regelde ondermeer de samenstelling en taken van de grondvergaderingen. Deze grondvergaderingen waren kiescolleges samengesteld uit stemgerechtigde ingezetenen. Afhankelijk van de vraag of de verkiezing het Vertegenwoordigend Lichaam of de Departementale Besturen betrof, vergaderde de grondvergadering jaarlijks de laatste dinsdag van mei, respectievelijk de laatste dinsdag van juni. Het Uitvoerend Bewind verzorgde de convocatie en het gemeentebestuur bepaalde het uur. Tevens diende het gemeentebestuur voor een vergaderlokaal, de acte van staatsregel, een exemplaar van eerdergenoemd besluit van 13-5-1799, de kiezerslijst, een stembus, lak, zegels en schrijfbehoeften zorg te dragen.
Van de aanwezige stemgerechtigden werd de oudst aanwezige benoemd tot provisioneel voorzitter, de jongst aanwezige tot secretaris. De stemgerechtigde moest zijn stemrecht aantonen; overigens was dit stemrecht alleen van kracht binnen de grondvergadering waartoe hij behoorde.
Via een geheime stemming werden vijf stemopnemers benoemd. Degene die de meeste stemmen kreeg werd vervolgens voorzitter; de overige werkzaamheden werden onderling geregeld.
Van de aanwezige stemgerechtigden werd de oudst aanwezige benoemd tot provisioneel voorzitter, de jongst aanwezige tot secretaris. De stemgerechtigde moest zijn stemrecht aantonen; overigens was dit stemrecht alleen van kracht binnen de grondvergadering waartoe hij behoorde.
Via een geheime stemming werden vijf stemopnemers benoemd. Degene die de meeste stemmen kreeg werd vervolgens voorzitter; de overige werkzaamheden werden onderling geregeld.
Elke stemgerechtigde legde voor aanvang van de vergadering de belofte af zich te houden aan de verklaring trouw te zijn aan de Bataafse Republiek en tegenstander te zijn van stadhouderschap, aristrocratie en "regeeringsloosheid". De stemopnemers droegen zorg dat geheimhouding in acht werd genomen en dat er geen kandidaten naar voren werden geschoven. De voorzitter, secretaris en drie stemopnemers brachten eerst hun stem uit, waarbij overleg uitgesloten moest zijn! De gekozen kiezers mochten niet afzien van hun benoeming, tenzij de grondvergadering de aangevoerde reden(en) accepteerde. De kiezer(s) en de plaatsvervanger(s) kregen een lastbrief van de grondvergadering mee, waarbij zij gerechtigd werden hun stem(men) uit te brengen hetzij in de districtsvergadering (verkiezing voor het Vertegenwoordigend Lichaam) hetzij de ringvergadering (verkiezing voor het Departementaal Bestuur). Kieseisen voor het Vertegenwoordigend Lichaam waren:
- stembevoegd zijn;
- minimaal dertig jaar oud;
- gedurende de laatste 10 jaar woonachtig binnen de Republiek zijn, indien de geboorteplaats op het grondgebied van de Republiek lag, indien dit laatste niet het geval was dan 15 jaar woonachtig zijn in de Republiek.
Uitgesloten was men als men niet langer dan drie jaar geleden afgetreden was als lid van het Uitvoerend Bewind of verbonden aan een kerkelijke eredienst c.q. het openbaar onderwijs. De te benoemen leden mochten overigens ook geen deel uit maken van de grondvergadering waarin de stemming plaatsvond.
In 1800 vormde Maarssen met Maarssenbroek twee grondvergaderingen, Nieuw-Maarsseveen vormde een eigen grondvergadering en Oud-Maarsseveen één met Achttienhoven. Al deze grondvergaderingen behoorden tot het 39e district.
- stembevoegd zijn;
- minimaal dertig jaar oud;
- gedurende de laatste 10 jaar woonachtig binnen de Republiek zijn, indien de geboorteplaats op het grondgebied van de Republiek lag, indien dit laatste niet het geval was dan 15 jaar woonachtig zijn in de Republiek.
Uitgesloten was men als men niet langer dan drie jaar geleden afgetreden was als lid van het Uitvoerend Bewind of verbonden aan een kerkelijke eredienst c.q. het openbaar onderwijs. De te benoemen leden mochten overigens ook geen deel uit maken van de grondvergadering waarin de stemming plaatsvond.
In 1800 vormde Maarssen met Maarssenbroek twee grondvergaderingen, Nieuw-Maarsseveen vormde een eigen grondvergadering en Oud-Maarsseveen één met Achttienhoven. Al deze grondvergaderingen behoorden tot het 39e district.
Op 30-5-1800 vond in het Fort te Nieuwersluis een vergadering plaats. De lijst hiervan geeft ons de namen van de kiezers en de leden en plaatsvervangers van het Wetgevend Lichaam. Voor Nieuw-Maarsseveen was de representant voor het Wetgevend Lichaam G. van der Zoo en zijn plaatsvervanger J.P. Ondaatje, kiezers waren J. Jansen en een absent; voor Oud-Maarsseveen waren de representant c.q. plaatsvervanger G. van der Zoo en C. de Wolf en de kiezer Cornelis Spelt.
Voor Maarssen/Maarssenbroek waren de representanten c.q. plaatsvervangers: J. van den Helm, plaatsvervanger Hendrik Slok en G. van der Zoo, plaatsvervanger J. van den Helm, kiezers waren C[orneli]s van Dijk en F. van der Vliet.
In 1801 kwam een nieuwe grondwet tot stand. Uitgezonderd het bepaalde dat verkiezingen volgens een getrapt stelsel plaats zouden vinden, werd verder niets geregeld. De leden van het Wetgevende Lichaam, in de plaats gekomen van het Vertegenwoordigende Lichaam, werden de eerste keer door het Staatsbewind gekozen. Elk lid vertegenwoordigende hierbij een departement. Jaarlijks trad een derde deel van dit lichaam af op basis van een rooster dat tot stand was gekomen door middel van loten. Een zelfde gang van zaken gold voor de departementen.
Bij wet van 18 februari 1803 werd het nieuwe kiesstelsel vastgelegd. De oude grondvergaderingen bleven als basis fungeren, wel waren ondermeer de samenstelling en werkwijze aan grote veranderingen onderhevig.
In 1805 werd in verband met de tot standkoming van een nieuwe grondwet de reguliere kieswet buiten werking gesteld, om vervolgens in april 1807 door een nieuwe te worden vervangen. Vier jaar later werd in Nederland het Franse kiesstelsel ingevoerd.
Voor Maarssen/Maarssenbroek waren de representanten c.q. plaatsvervangers: J. van den Helm, plaatsvervanger Hendrik Slok en G. van der Zoo, plaatsvervanger J. van den Helm, kiezers waren C[orneli]s van Dijk en F. van der Vliet.
In 1801 kwam een nieuwe grondwet tot stand. Uitgezonderd het bepaalde dat verkiezingen volgens een getrapt stelsel plaats zouden vinden, werd verder niets geregeld. De leden van het Wetgevende Lichaam, in de plaats gekomen van het Vertegenwoordigende Lichaam, werden de eerste keer door het Staatsbewind gekozen. Elk lid vertegenwoordigende hierbij een departement. Jaarlijks trad een derde deel van dit lichaam af op basis van een rooster dat tot stand was gekomen door middel van loten. Een zelfde gang van zaken gold voor de departementen.
Bij wet van 18 februari 1803 werd het nieuwe kiesstelsel vastgelegd. De oude grondvergaderingen bleven als basis fungeren, wel waren ondermeer de samenstelling en werkwijze aan grote veranderingen onderhevig.
In 1805 werd in verband met de tot standkoming van een nieuwe grondwet de reguliere kieswet buiten werking gesteld, om vervolgens in april 1807 door een nieuwe te worden vervangen. Vier jaar later werd in Nederland het Franse kiesstelsel ingevoerd.
laatste wijziging 22-04-2023
513 beschreven archiefstukken
Bijlagen
laatste wijziging 22-04-2023
513 beschreven archiefstukken
Inventaris
laatste wijziging 22-04-2023
513 beschreven archiefstukken
Kenmerken
Datering:
1614-1813 (1818)
Auteur:
R.H.C. van Maanen
Datering toegang:
1993
Omvang in meters:
5,6
Openbaarheid:
Volledig openbaar
Soort toegang:
Inventaris
Hoofdrubriek:
02. Gerechts- en gemeente-archieven
Subrubriek:
07.02 Politiek, bestuur en administratie
Gemeente:
Stichtse Vecht
Plaatsnaam:
Maarssen
Archiefbewaarplaats:
Breukelen
Herkomst:
Wet
Licentie:
Citeerinstructie:
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste eenmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Regionaal Historisch Centrum Vecht en Venen. Toegang 1028: Gerecht Maarssen, 1614-1813 (1818)
VERKORT:
NL-BklVV 1028
VOLLEDIG:
Regionaal Historisch Centrum Vecht en Venen. Toegang 1028: Gerecht Maarssen, 1614-1813 (1818)
VERKORT:
NL-BklVV 1028
Categorie:
laatste wijziging 22-04-2023
513 beschreven archiefstukken