Uw zoekacties: Vrije Rijksheerlijkheid Thorn, 10e eeuw-1550

01.187A Vrije Rijksheerlijkheid Thorn, 10e eeuw-1550 ( Historisch Centrum Limburg, te Maastricht )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Verantwoording van de inventaris
Inventaris
Records 101 t/m 200
Records 201 t/m 300
Records 301 t/m 400
Records 401 t/m 500
Records 501 t/m 506
Regesten
47 1270 mei 15
Engelbertus van Isenbruch, aartsdiaken van Luik, keurt goed de door wijlen Reynerus, scholaster van Tongeren, uit volmacht van de bisschop Henricus, gemaakte ordinantie, namelijk dat de abdis in de parochiale kerk van Barle, waarvan zij het patronaatrecht bezit en waarin de investitus persoonlijk bijna nooit dienst deed, voortaan bij ontstane vacature een investitus mag benoemen die priester is en persoonlijk aldaar resideert; bepalende aangaande de inkomsten van de kerk, met toestemming der abdis » der kanunniken en kloostervrouwen, alsmede van Goswinus, investitus van die kerk, quod inuestitus et successores ipsius quicumque fuerint minutam decimam de Barle et de Mirle oblationes altarium cum censu capitali el etiam terram dotalem pertinentem ad dictam ecclesiam de Barle que terra estimatur ad quinque bonnaria vel circiter in perpetuum obtinebant; ordinamus insuper quod omnes decime quas qnondam solebant recipere inuestiti in predictis ecclesijs de Barle et eius appendicio scilicet de Mirle propler tenuitatem prebendarum canonicorum et monialium thorensium cedant integraliter in augmentum prebendarum eorundem, quodque ipsa abbatissa thorensis que fuerit pro tempore de decimis ad ipsam abbatissam et ecclesiam suam pertinentibus in Barle et in Mirle omni casu fortuito excepto etiam si nihil vel parum excreuerit de dictis decimis singulis annis duodecim sextaria medietas siligo et medietas ordeum ad mensuram antwerpiensem predicto Goeswino inuestito de Barle et suis successoribus persoluent. De aartsdiaken bepaalt verder , dat de investitus zal zweren geen vermindering op zijne portio toe te stemmen , en indien hij een ander beneficie bezit, dat hem tot residentie verplicht, er dadelijk afstand van te doen. i
58 1283 januari 6
Willelmus, investitus van de kerk van Sint Geertruidenberg, verklaart dat, ter gelegenheid en ter oorzaak van zekeren twist en onenigheid tussen hem enerzijds en de abdis met het klooster van Thorn anderzijds, wijlen Johannes (van Enghien), bisschop van Luik, hem met de kerkelijke ban en andere straffen had vervolgd, en, dewijl hij in verstokten gemoede aan die vonnissen niet had gehoorzaamd, hem in de gevangenis had geworpen; doch dat nu, tot inkeer gekomen en op vrije voeten gesteld, hij uit eigen beweging, ter liefde van den vrede, en zich bij eede verbindende, afziet van allen onwil, tegenkanting en vorderingen die hij tegen de abdis en haar klooster gehad heeft of zou kunnen hebben, belovende tevens ter oorzake van gemelde twist of van zijn gevangenschap, geen wraak te nemen op, noch enige vijandschap te houden tegen de abdis en haar klooster, of de kerken van Luik en van Thorn, of de personen behorende aan die kerken of aan het bisdom van Luik. Verder verklaart hij insgelijks af te zien van de borgschap of verplichting die jegens hem, bij een vroeger tussen hem en de abdis gesloten overeenkomst, was aangegaan namens deze laatste door de ridders Henricus van Pytersheim en Michael van Rothem, en stemt toe dat, indien hij te eniger tijd tegen deze onderwerping handelt, de abdis onmiddellijk, zijn beneficie als vacant beschouwende, een anderen in zijne plaats benoemen en de bisschop hem als meinedige en trouwverbreker straffe, terwijl hij in dat geval zich buitendien verplicht tot een boete van 200 Luikse marken, voor welke som hij als borgen stelt de ridders Willelmus van Horne, Gossuinus van Borne, Osto dezes zoon, Willelmus van Cranendunc en de schildknapen Arnold van Steyn en Daniël van Ghoyre, die zich verbinden, bij wanbetaling, op eerste aanmaning van de abdis of van de bisschop, te Maastricht of andere plaats in een hun aan te wijzen herberg, op hun eigen kosten te liggen zolang tot gemelde som zal zijn voldaan. Alle deze bepalingen worden goedgekeurd door bisschop Johannes (van Vlaanderen) en Gerardus van Nassove (Nassau), aartsdiaken van Luik, welke laatste tevens verklaart de investitus te zullen instellen, dien de abdis, in geval Wilhelmus aan de gestelde voorwaarden niet voldoet, zou benoemen.
68 1287 juli 14
Alexander, deken, en Henricus van Houthorne, cantor van de kerk van Onze Lieve Vrouwe te Maastricht, treden op als scheidsmannen in het geschil tussen het godshuis en Johannes, investitus van de parochiale kerk van Thorn, over de tienden van de novalen in die parochie, over ’t kanonikaat en de prebende, gehouden door Johannes, perpetuus vicarius van de kerk van Orschot, waarvan Johannes beweert aan zijn kerk te zijn verbonden, en over zekere parochiale rechten. Zij beslissen dat de oude en de novale tienden zullen geheven en genoten worden op de vroegere voet, dat van de toekomende tienden van de novalen de investitus een derde en het godshuis twee derde zal hebben volgens de gewoonte en het gebruik tot dusverre door de Grote kerk van Luik waargenomen: - dat, dewijl het niet bewezen is dat het genoemde kanonikaat en prebende annex zijn aan de parochiale kerk, de investitus niet het minste recht er op heeft;
- dat de klok, welke men gewoon is ’s morgens in het godshuis te luiden, insgelijks zal luiden voor de mis op de feestdagen der Geboorte, der Purificatie, der Palmen en van Pasen, zomede voor de mis der afgestorven vazallen en familie der abdis en van ’t klooster;
- dat de kapellanen van de kloosteraltaren geen oblationes van de parochianen op de vier hoogfeesten, de jaargetijden en andere lijkdiensten, evenmin van speciale missen zullen ontvangen, tenzij blijkt dat de investitus eerst zijn oblationes ontvangen heeft;
- dat de dienstboden (familia conductitia) der abdis en van ’t klooster, aldaar inwonende, zomede de vier beneficiate, die zusters (sorores) genoemd worden, voor hun persoon vrij zijn van de parochiale rechten, tenzij zij van den investitus of zijn plaatsvervanger de sacramenten ontvangen, doch dat die dienstboden en zusters voor de huizen en familie, welke zij buiten de vrijheid (immuniteit) van het klooster hebben, tot die rechten gehouden zijn; en eindelijk, dat de vier huizen, officinae genoemd, en gelegen ’t ene naar de zijde des kloosters, de drie anderen er tegenover aan de overzijde der beek, claustrale huizen zijn, vrij van de parochiale rechten, tenzij zij bewoond worden door ondergeschikten, die anders tot die rechten verplicht zijn.
70 1287 augustus 24
De abdis Guda van Rennenberg en het klooster van Thorn verklaren 12 begijnen gekozen te hebben om God en de Heilige Maagd, het klooster en de kloosterlingen te dienen, aan welke begijnen zij van de abdijgoederen en renten en van de verkregen goederen van Mabilia, weduwe van den voogd Hendrik van Esden, en haar kinderen, de navolgende onder leenverband toekennen; 22 bunder winland (bouwland) gelegen in de winschap (cultura) van Esden op onderscheidene plaatsen, te weten:
½ bunder aen dye ketell, 5 morgen aan Mechtelenshof, 5 morgen daartegenover, 1 bunder aen der binsskuelen, 2 bunder aen den steynacker, 1 bunder aen den cruytz, 1 bunder geheten dat quit bonre, ½ bunder geheten dat vaerlant, 2 bunder en 1 morgen bij den Trichter wegh, 5 morgen achter den hof van Thorn, 1 morgen bij der mueder, 1 morgen bij der weyden, 1 morgen geheten groetmugen, 7 morgen bij den patt, 7 morgen met een stuk weide bij voors. Muede, 3 bunder in den bosch, 1 bunder bij der heyden, 1 bunder bij den Hugenacker en ½ bunder achter Thornshof, verder 16 schellingen, 12 kapoenen en 2 hoenders, jaarlijkse cijnzen , gelegen in ’t dorp Esden. Alle renten en vruchten, komende van voors. landerijen, in koren of geld, zullen alle jaren gelijkelijk onder de begijnen verdeeld en de 16 schellingen cijns tot haar gemeen gebruik van hout en kaarsen besteed worden, terwijl de voors. kapoenen, hoenders en keurmeden aan de abdij in ontvangst blijven, die daarvoor jaarlijks met Kerkmis 6 schellingen zal betalen en onder de begijnen gelijkelijk verdelen. Met de genoemde goederen wordt beleend Ida, weduwe van Hendrik genoemd Pauwens, ten behoeve van haar en dat van haar medebegijnen, onder bepaling, dat het recht van de dode hand of heergeweide aan de abdis en abdij zal behoren en 10 schellingen bedragen, doch het verhef voor de abdis geschieden. Aan deze stichting en giften zijn verbonden de volgende lasten en voorwaarden: dat, wanneer een der klooster- of abdijzusters ziek wordt, één der begijnen haar zal komen dienen zolang de ziekte duurt en, mocht de dood volgen, bij het lichaam blijven bidden totdat het ter aarde besteld wordt; dat ook bij sterfgeval van een der kanunniken, een der begijnen het lijk zal bewaken en er bij bidden; dat op alle hoogtijden en jaargetijden, die in het munster gevierd worden, de begijnen zullen verschijnen, de klok luiden en andere diensten, die men van haar zou vorderen, verrichten; dat, ingeval een begijn aangeklaagd en overtuigd wordt van onbehoorlijke dingen, schandaal of laster bedreven te hebben, zij uit het gezelschap zal verwijderd worden en geen vruchten meer genieten; en eindelijk. dat, bij dood, verwijdering of vertrek van een der begijnen, de abdis met raad van drie of vier der oudste kloosterzusters een andere van goeden wandel en naam in ’t begijnhof zal stellen, en dat overigens de abdis van alle overtredingen en misbruiken kennis zal nemen en ze straffen. Getuigen van deze stichting en schenking zijn: Johan, proost der kerk van St. Andreas te Keulen, Michael, scholaster van Onze Lieuve Vrouwekerk te Tricht (Maastricht) en kanunnik te Thorn, Johannes investitus van Thorn, Philippus, Franco, priesters en vicarissen, Henricus van Baerl, ridder, Marcelis van den Bergh, Erhardus van Awyrs, Johannes genoemd Gepell, Gilmannus, Rumboldus, Gyselbertus van Bocholt, Knoup van Geistingen, Johannes en Lambertus, getrouwe dienstmannen van ’t munster van Thorn, Godefridus Hermani genoemd Olmeke, Henricus genoemd Hobbart, Theodoricus genoemd Haspegouwers, Gerard Neeff, leenmannen van ’t munster te Esden en anderen meer, zowel schepenen als leenmannen.
81 1299 mei 18- juni 4
Thorn
Voor Notaris Peterus de Awans, clericus, benoemen Guda abdis en het klooster te Thorn van de ene zijde, Henricus genaamd van Pitersen, investitus van Utteren, Jacobus, investitus van Ghilze, Johannes genaamd van Baex, investitus van Thorn, magister Wilhelmus genaamd van Bugheheim, investitus van Beke bij Brede in de Kempen, Wilhelmus, investitus van Esde, en Renerus, investitus van Barle, van de andere zijde, ieder voor zich, tot hun procuratores Robinus de Melin (Millen) en Wilhelmus van Hers, priesters, om van de bisschop van Luik of van de Apostolische Stoel de goedkeuring te krijgen van de overeenkomsten en regelingen tussen partijen getroffen over de heffing van de novale en oude tienden van genoemde parochiën. Gedaan door Hendrik investitus van Uteren te Maastricht op 18 mei, in tegenwoordigheid van Alexander van Tricht, klerk, zoon van Alexander van Limpe, van Johannes van Milne (Millen), Arnoldus van Linde, geletterde mannen ( viris litteraris ), en van Winandus van Werst, priester; door Jacobus investitus van Ghilze bij Barle op 29 mei, in tegenwoordigheid van Henricus, vicarius van de kerk van Ghilze, Lucovicus kapelaan te Thorn, en Gerlacus, geletterde mannen (viris litteralis ); door magister Wilhelmus, investitis van Beke, Wilhelmus, investitus van Esde, Johannes, investitus van Thorn, en door de abis en klooster in het huis van de abdis te Thorn in tegenwoordigheid van Ludovicus en Rutherus, kappelanen aldaar; eindelijk door Renerus investitus van Barle in het huis van de Bons Enfants te Luik op 4 juni, in tegenwoordigheid van Zebodo van Malmedy en Johannes van Mexhaw (Mesch), klerken. * 
85 1299 mei 29
Thorn
De abdis Guda en het gehele klooster van Thorn , zomede van Johannes van Baex, pastor (investitus) van de parochiale kerk van Thorn verzoeken de bisschop van Luik het volgende te bekrachtigen.
Zij vertonen dat sinds mensenheugenis de abdissen bezeten hebben en de tegenwoordige abdis nog steeds bezit al de grote en kleine oude tienden van de plaats genoemd Beersele, bij lttervort, appendix van de kerk van Thorn, gelegen is; - dat de abdis en het klooster daarentegen te samen bezitten:
1. in het dorp en gebied van Thorn de grote en kleine oude tienden, met uitzondering van die landen genoemd Kerkelant, van de weiden in datzelfde gebied met de er op staande huizen en hoeven, van de 12 1/2 bunders land in het veld genoemd Endero , van de 4 1/2 bunders land in het veld genoemd Endenmerske van de 6½ bunders land in het veld genoemd Thorenvelde en van de huizen en hoeven van Ghiselbertus de Palude, wijlen Godefridus genaamd Slaterbegh, Philippus genaamd de Prato, Henricus genaamd van Cuowerde en Henricus genaamd Keyart;
2. de gehele grote tienden van Harle bij Ittervort en de grote en kleine oude tienden van Stramprode en van Baex, appendices van de parochiale kerk van Thorn, en van de plaats genoemd Boskelant bij Ittervort voor twee delen , behalve de grote tienden van de landen genoemd Kerkelant in Stramprode en Baex, de kleine van huis en hof van Godescalcus bij Stramprode , en de grote van 1 1/2 bunder liggende op de genoemde plaats van Boskelant; 3. twee delen van de grote tienden van de novalen in de gehele parochie van Thorn en haar appendices van Stramprode , van Baex en van lttervort, van welke , evenals van de kerk van Thorn de abdis het patroonrecht bezit; - dat de investitus van de parochiekerk van Thorn en zijn voorgangers altijd gehad hebben de grote tienden van de landen genoemd Kerkelant te Thorn en in de genoemde appendices, van de weiden met huizen en hoven gelegen te Thorn, van de landen en de huizen en hoven hierboven genoemd te Thorn, al de grote en kleine oude tienden van Ittervort, het derde deel van der grote en kleine tienden van Stramprode, van Baex en de plaats genoemd Boskelant, het derde deel van de novaaltienden van de parochie van Thorn en haar appendices, alsmede de oblationes , enige laten en andere rechten, behalve dat zij van een weide, gelegen in het gebied van Thorn en genaamd Vrombempt, in plaats van de tiende de beste schoof hooi konden uitkiezen; met al welke goederen, bedragende in jaarlijkse inkomsten 50 ponden kleine zwarte tournoisen zij tevreden zijn en in de behoeften en lasten van hun kerk kunnen voorzien.
Getuigen zijn: Ludovicus en Rutherus,, kapellanen in het munster van Thorn, Wilhelmus van Hers, klerk en Gerardus genoemd Haghe, geletterd man (vir litteratus).
121 1314 maart 5
Luik
Het Kapittel van de Groote Kerk te Luik, alsmede Alexander van Brunshorne, Arnoldus van Awans, Nicholaus genaamd Payens, Johannes van Keulen, Henricus de Carreto, Luikse kanunniken, en Franco van Gemblours, officiaal van het Luikse hof, getuigen dat, een geschil sinds lang aanhangig is geweest tussen de abdis Margareta van Pietersheim en haar klooster ter eenre zijde, en de kanunniken Johannes van Baxem, Lambertus van Thorn, priesters, Adam van Sint Martensvoeren en Ghiselbertus van Dyppenbeke, ter andere zijde, betreffende hun gehoorzaamheid en personele residentie in de Kerk van Thorn. De laatstgenoemde kanunnik Ghiselbertus van Dyppenbeke is verschenen voor de abdis, in bijzijn van het genoemd Kapittel en onder deze akte vermelde notaris en getuigen, en heeft bekend ten onrechte zich verzet te hebben tegen de abdis, en rechtens gehouden te zijn tot gehoorzaamheid en personele residentie. Hetgeen hij belooft voortaan getrouw te doen, zich nog vóór de octaaf van Pinksteren tot priester te laten wijden, zijn prebende in de kerk van Thorn persoonlijk en in alles te bedienen, en zijn residentie niet te breken dan met voorafgaand verlof van de abdis, op straffe van zijne prebende te verliezen. De abdis heeft het recht, indien hij zijn belofte niet nakomt, hem, zonder vonnis van een geestelijke rechter van zijn prebende te ontdoen en deze aan een ander te vergeven. De akte is geschreven door notaris Petrus van Awans in tegenwoordigheid van de getuigen Rutgherus, kapellaan van Thorn en Petrus, kanunnik en scholaster te Eyck.
130 1315 oktober 14
Heydenricus, proost der kerk van. St. Severyn te Keulen en officiaal van het Keulse gerechtshof, bekent dat hem ter hand is gesteld een suppliek vanwege Gerard heer van Horne en diens advocaat Godfried Slaterbech, waarin beweerd wordt, dat zij werden aangeklaagd voor de officiaal van Luik, onder verdenking quod dicti actores in pluribus villis et locis bona ecclesie Thorensis jura et juridictiones et quamplura alia ad ipsam ecclesiam spectantia violenter invaserant et asportaverant. Zij waren dienvolgens door de pastoor van Thorn en de geestelijken van het dekenaat Maeseyck in de kerkelijke ban gedaan. Daar zij beweerden dat zij in deze zaak niet wettig geciteerd en gehoord waren, traden zij in appel voor het officialaat van de aartsbisschop van Keulen, als metropolitaan van het Luiks bisdom.
Zekere Arnold Nicolai werd nu procureur van de appellanten, als procureur voor de abdis van Thorn verscheen Lambertus de Stega. Op den octaafdag van 0nze Lieve Vrouwe Hemelvaart had de uitspraak plaatsgevonden. Zij was niet naar tevredenheid van de appellanten.
Het Officialaat verklaart het hoger beroep ongeldig op basis van de door de procureur van de abdis gegeven argumenten in de pleitrede. Hij verwijst de schuldigen naar de uitspraak van de eerste rechter. De heer van Horne en diens advocaat worden in de kosten verwezen. Pleitrede van de procureur van de abdis: Dicit procurator dicte abbatisse, excipiendo contra dictos appellantes et eorum appellationes quod Wericus de quo fit mentio in dictis exceptionibus, tempore appellationis, ante et post erat falsus procurator, non habens mandatum a nobili viro domino Gerardo domino de Hurne et Godefrido eius advocato ad interponendam appellationem. Item dicit excipiendo quod dictus nobilis et eius advocatus non sunt audiendi in eorum appellatione, si qua esset, quia ipsi sint et fuerint excommunicati et denuntiati excommunicati, auctoritate officialis Leodiensis judicis competentis, virtute statutorum ecclesie Leodiensis, utpote pro manifesta offensa, pro eo quia dictam abbatissam et eius ecclesiam spoliaverunt decimis et rebus aliis, in quarum posessione ipsa abbatissa et eius antecessores et ecclesia Thorensis fuerunt a tempore cuius memoria non existit pacifice et quiete, et quia familiam ipsius abbatisse ceperunt et captivam tenuerunt et in hiis et consimilibus violencys et iniurys manifestis perseverant, non deferentes proprie appellationi, si qua est, prout premissa notoria sunt et manifesta in civitate et dyocesi Leodiensi, inter vicinos et notos et in locis ubi premissa sunt perpetrata. Jtem dicit excipiendo ut prius quod predicti nobilis et eius advocatus excommunicati sunt excommunicatione maiori, auctoritate statutorum Leodiensium quam inciderunt ipso facto , propter manifestam offensam et spolia notorie commissa in rebus et juribus abbatisse et ecclesie predictarum, a quibus statutis de_iure, tanquam a canone late sententie, non potest de iure appellari nec appellatio tenet. Jtem eandem sententiam maioris excommunicationis inciderunt, ipso facto, virtute statutorum predictorum et canonis late sententie, domini Bonifacii pape octavi, de immunitate ecclesiarum … Que quidem Statuta leodiensia sic incipiunt: Cum incendiary et cetera. Jtem excommunicamus et denuntientur excommunicati qui portatores litterarum et executiones mandatorum et cetera. Quare petit dictus procurator nomine quo super cum premissa sint notoria et manifesta per vos dominos judices declarari et decerni predictos nobilem et eius advocatum non esse exaudiendo in appellatione.
132 1315 december 19
De officiaal van Luik, in een brief gericht aan alle landdekens, aan de pastoors van Sint Jan en Sint Maria te Maastricht en aan al de geestelijken van het diocees, verhaalt dat Gerard heer van Horne en diens medehelper Godfried Slaterbech eerst door hem en nu ook door de officiaal van Keulen geëxcommuniceerd zijn. Daar deze wederspannigheid reeds meer dan een geheel jaar onder den druk van de ban blijven, zonder berouw te tonen, noch het voornemen te maken om in den schoot der kerk terug te keren, zo is het dat hij officiaal de vroeger uitgesproken banvloek nogmaals inscherpt. Hij gebiedt de bovengenoemden geestelijken die geëxcommuniceerden nogmaals drie malen des zondags, als gebannen, aan het volk bekend te maken, onder het branden van de kaarsen en het luiden van de klokken; verbiedende den ingang van de kerk aan hen, hun familie en bedienden. Het volk mag met hen hoegenaamd geen omgang meer hebben: in cibo, potu, sermone, molendino, emptione, venditione, colloquio, salutatione, conductione, locatione, secum eundo, stando, sedendo, jacencio, comedendo, bibendo, dormiendo, equitando, barbas eorum radendo, terras ipsorum colendo, calcios ipsorum et vestimenta construenclo, ipsas hospitando seu alio quovis merchimonio vel humanitatis solatio.
Verder plaatst de officiaal hunne heerlijkheden en hunne verblijfplaats onder het geestelijk interdict. Ten slotte bedreigt hij de overtreders dezer bevelen met de kerkelijke banvloek en gelast de pastoors van Sint Jan en van 0nze Lieve Vrouwe te Maastricht deze brieven af te kondigen en te doen uitvoeren. De uitspraak onder het geestelijk interdict: Denunciantes etiam totam terram et districtum eorum ecclesiastico fore suppositos interdicto, mandantes et precipientes in eis cessari a divinis, prout cessandum est in locis interdictis, in quibus etiam et vos cessetis a divinis interdicto durante publico. Et in quibus cumque locis dicti excornmunicati venerint seu alter eorum venerit, biberit seu comederit pernoctando, cessetis et cessandum esse nuncietis per triduum atque cessari faciatis a divinis sine alterius expectatione mandati, monentes nichilominus auctoritate nostra omnes et singulos consiliarios, familiares, domesticos et hospites ac vicinos dictorum excommunicatorum et eorum cujuslibet et omnes alios quos lator presentium vobis nominabit prout super hoc fueritis requisiti ut infra triduum post unam monitionem ab omni consortio, familiaritate, communicatione ac participatione dictorum excnmmunicatorum et eorum cuiuslibet cessent penitus et desistant.
De oproep aan Sint Jan en O.L.V.: Vos vero plebane Sancti Johannis in ecclesia sancti Servatii Trajectensi et vos plebane beate Marie in ecclesia beate Marie ibidem, hora misse ad pulpitum ubi in qualibet buiusmodi ecclesia ewangelium consuevit legi, predicta nostra mandata legatis, pub1icetis seu legi et publicari faciatis et ea exequamini diligenter prout et cum a latore presentium fueritis requisiti.
167 1333 augustus 1
Peter van Ulvenhout laat weten dat hij van de abdis Margareta van Pytershem, voor een periode van zeven jaar te beginnen met St. Jansdag in de zomer, te pacht genomen heeft al het goed, de tienden en renten, behorende aan het Godshuis van Thorn, en gelegen in het land van Breda, van Hoestraten, en in de parochie van Baerle, dat onder de hertog van Brabant valt, uitgezonderd tiende cijns ende rente en al het goed dat onder de abdis van Thorn en de abdij toebehoort, dat zal voornoemde Peter niet toekomen. Dit voor een jaarlijkse prijs van 260 pond tournoisen. Te betalen in de abdij, de helft op dertiendag en de andere helft op St. Jansdag. Resteert nog een bedrag van 17 oude grote schellingen ten behoeve de vrouwen van het Kapittel, die Peter zal geven ten behoeve van haring en bokking. Verder verklaart Peter dat hij niet de presentien die het kapittel toebehoren zal heffen, te verstaan: 4 sesteren rogge te Ghilse uit de goederen Verhoven, 6 loepen rogge aan Schelleken van Ghilse, 28 lopen rogge van Wijcman van den Kerckhoue te Baerle, een penning cijns van een bebouwd akkerland (couter) te Baerle en de pacht van de hoeve Loeven te Baerle. Dat hij buitendien nog jaarlijks 6 sester rogge, 6 sester gerst zal betalen aan de provenier (persoen) van Baerle. Hij zal tevens niet de tienden tot Ghempel, Boymare en Roeten heffen, omdat heer Jan van Ymhusen die zal heffen ten behoeve van zijn huis te Breda. Mocht hij binnen deze zeven jaren komen te sterven, dan zal Peter over de resterende jaren de tienden mogen heffen. Ten slotte verklaart Peter dat indien hij in gebreke is van bovengenoemde punten, de abdis en de abdij een persoon met knecht en twee paarden mag sturen om in een herberg te overnachten totdat Peter aan alle punten heeft voldaan. De onkosten zullen betaald worden door hem.
183 1341 november 14
Renerus van Ghore, kanunnik van Luik, opperste scheidsman, gekozen en aangenomen door vrouwe Margareta, abdis, en Marsilius van Yttervort, ontvanger der kapittelgoederen van Thorn, in zake van het geschil dat zij onderling hebben over de rekening der ontvangsten, beslist bij zijne uitspraak die door beide partijen wordt gehuldigd en aanvaard, dat Marsilius de vruchten der prebende van de kanunnikesse Mechtildis van Bolant, voor den tijd dat zij zonder verlof van de abdis afwezig is geweest, binnen de twee maanden aan de abdis zal uitbetalen, en dat hij, eveneens binnen twee maanden, aan de kanunnikessen Elysabeth van Ysenborgh en Mechtildis van Carpen zal voldoen de vruchten harer prebenden voor den tijd dat zij te Thorn geresideerd hebben, welke vruchten hij aan het kapittel had overgedragen, alsmede dat hij in de volgende maand aan de abdis en het kapittel goede rekening zijner gedane ontvangsten zal doen, en dan binnen de twee maanden aan de abdis het haar uit die rekening toekomende uitbetalen, behoudende de scheidsman zich het recht voor deze zijne uitspraak bij opkomende moeilijkheid nader toe te lichten.

Getuigen: Bernardus van Hulhoven, meester Radolphus, officiaal en Johannes van Reivel, Luikse kanunniken; meester Franco van Gemblours, kanunnik van St. Dionysius,
Johannes van Corswarem, kanunnik van St. Johannes te Luik; Andreas van Feriers; Johannes van Gemblours en Nicolaus van Wandeseez, advocaten in het Luikse hof; Jacobus, deken, en Theodoricus van Gheyliquirken, kanunnik van Tongeren; Johannes, investitus der kerk van Erten; en de kloostervrouwen Susanna, dekanesse, Gertrudis van Wivelchoven, Hawigis van Haren; Hadewida van Waldeghen en Nesa van Gripenstein, kanunnikessen van Thorn.
192 1345 juni 6
Johannes van Pytersheym, heer van Werde, ridder, legateert en geeft aan de kerk van Thorn, tot een maandelijkse gedenkenis van wijlen zijne zuster Margareta van Pytersheym, abdisse, en van zijn gestorven ouders en vrienden, 4 malder rogge, maat van Ytter, erfpacht, willende dat die tussen de jonkvrouwen en kanunniken, welke in de commemoraties zullen tegenwoordig zijn, uitgedeeld worden, alsmede 2 malder rogge erfpacht, maat van Wessem, voor de priesters beneficianten dier kerk, welke in diezelfde commemoraties zullen zingen en de mis lezen. Hij vermeldt dat die zes malder door hem als weduwnaar zijn aangekocht, zo als volgt: Van de 4 malder rogge, maat vat Ytter, zijn door hem gekocht één van Henricus van Kynre op het land genoemd Stapacker, en drie van Arnoldus genaamd Noortman op 13 Bunder land, waarvan 2 1/2 bunder weiden zijn, gelegen in het Kynrevelt; wordende die 13 bunder gehouden van Henricus van Kynre, genoemd Zoon van den Schout, die ze in emphyteusis of pacht had van genoemden Arnoldus, welke ze in leen had van Johannes van Pytersheym. Van de drie gemelde malder zijn 9 vaten verschuldigd door Jacobus genoemd Köpken van Ytter op 4 1/2 bunder, 3 vaten door Gerardus, zoon van Hendrik van Dryssche, die te Eyk woont, op 1 1/2 bunder, en 6 vaten, door Henricus van Kynre voornoemd op 3 bunder, terwijl de 4 overige der 13 bunders in gebruik zijn bij Gobbelinus genaamd Toerman, en bij de kinderen van Knapbochusen. En is de aanwijzing der 4 malder rogge, maat van Ytter, geschied in tegenwoordigheid van Arnoldus Noertman met meuisse en vonnis der leenmannen en schepenen van Johannes van Pytersheim te Werde, en der laten van genoemden Arnoldus Gerardus genoemd Hex, Johannes genoemd Aaf en Rutgerus van Essche. De 2 malder rogge, maat van Wessem, zijn door Johannes van Pytersheim, met toestemming van wijlen zijne zuster, Margaret abdisse als leenvrouwe van het onderpand, aangekocht van Lambertus, genaamd Moeskart, van Thorn, op 2 bunder akkerland De 2 bunder akkerland van Lambertus liggende 1 1/2 bunder in de O “retro dumum iuxta viam per quam de valua ad sinistram manum itur de Thoren versus Wessem ", en het overige 1/2 bunder in de O “ trans locum qui dicitur Sleyde ad manum dexteram versus Mosam a via per quam itur de Thoren ad domum Thylmanni de O".
Zegel van Arnoldus Noertman is verloren gegaan i
195 1346 november 24
Keulen
Walterus de Hussen , parochiale rector van de kerk van Vbach, bisdom van Keulen, verklaart dat Ludowicus, priester en rector zijner gemelde kerk, in aanmerking nemende dat die kerk wegens ouderdom en bouwvalligheid niet meer tot heil der parochie te bedienen is, ze weder met toestemming der patronesse der kerk, de abdisse van Thorn , te zijner voorziening en beschikking stelt onder voorwaarde van voorafgaande ruiling van het rectoraat dier kerk met dat van het altaar van genoemden .Walterus in de kerk van St. Geertruidenberg; doch dat, daar de inkomsten van dat altaar: niet voldoende zijn voor het onderhoud van genoemden Ludowicus, hij Walterus aan dezen jaarlijks geven zal een som van 60 kleine gulden, mits de inkomsten van het altaar hem Walterus toevallen. De akte was bezegeld door de abdisse Margareta van Heinsberg patronesse der kerk van Ubach en door Walterus van Hussen. Gemaakt door notaris Albertus Monich van Plettenbracht, priester te Keulen, in het huis van Theodoricus van Ole, kanunnik van de kerk van St. Joris te Keulen, op vordering van Otto van Alen, notarius juratus, curie coloniensis et procurator negotiorum causarum criminalium curie predicte; en in tegenwoordigheid van Theodoricus van Ole voorn., Symon Hertzelii, kanunniken, én van Gerardus van Berk en Tyleman van Zulpich, kapellanen der kerk van St. Joris. - Zonder zegel, doch met het merk van den notaris Albertus Monich, zijnde een vierkantig schild met bloemen staande op voetstuk.
196 1347 januari 29
Voor notaris Petrus, filius Wilhelmi Balbi, verschenen Egbert Lunenbroeck, rentmeester van de abdis Margareta van Heinsberg en het kapittel van Thorn, enerszijds, en Peter en Segebert, zonen van wijlen Pieter van Ype1aer anderszijds, en lieten zich, het Latijn niet machtig zijnde, een akte van den 18 Januari laatstleden " in teutonicam linguam" uitleggen. Deze kwam hierop neer. De abdis Margareta van Heinsberg getuigde dat de broeders Petrus, Sebertus en Joannes , zonen van wijlen Petrus van Ype1aer door haar en haar vrienden tot hiertoe waren vogelvrij verklaard , reden waarom zij , noch voor haar, noch op haar grondgebied durfden verschijnen: ex parte nostra ac nostris amicis deassecuratos esse  *  . Zij veroorlooft nu bij deze, dat gemelde broeders en hun vrienden tot op zondag Laetare aanstaande zullen vrij blijven van alle vervolging onder voorwaarde, dat ook zij een vrijbrief geven inhoudende een belofte om van hun kant ook de vrienden, medebroeders en boden van de abdij gedurende die tijd ongemoeid te laten.
Na de inhoud van deze brief vernomen te hebben, verklaarden de twee broeders Peter en Segebert van Ype1aer, in hun naam en in die van hun broeder Jan, dat zij graag tot dit compromis toetraden en belastten zij den bovengemelde notaris met het opmaken van de akte. i
208 1351 februari 16
In tegenwoordigheid van Susanna dekanes, Oda van Crompach, Hadewigis van Haren, Elisabeth van Maseacker, Margareta van Buren, Hadewigis van Waldeghen, Margareta de Beafort en Mechtildis van Kerpen, kanunnikessen, en dn heer Jacobus genaamd van Hese, kanunnik, wettig in kapittel vergaderd, verscheen de notaris Nicolaas Henrici van Thesen, clericus van de diocees Luik, en in zijne tegenwoordigheid werden de volgende verklaringen afgelegd, die hij optekende en met zijn handtekening waarmerkte.
Ten eerste verklaarde de kanunnik Jacobus van Hese uit naam des kapittels, dat heer Walter van Heussen, zich noemende scholier van de hogeschool van Parijs en matricularius van de abdij van Thorn, het kapittel eerlang heeft doen dagvaarden, in gevolge brieven van Joannes de Cambonio, cantor der kerk van St. Honoré buiten Parijs en plaatsvervanger van de bisschop van Senlis, conservator van de privilegiën van de Parijse hogeschool. Diens lasthebbende, heer Egydius, investitus van de kerk van Thorn , verlangde, dat het kapittel binnen den tijd van zes dagen aan van Heussen zou uitkeren al de inkomsten, vruchten en opbrengsten van de Thornse kosterij (matricularia). Het kapittel had dit geweigerd , voorgevende, dat van Heussen geen matricularius te Thorn was of ooit geweest was. Daar evenwel in geval van weigering de Parijse conservator tegen hen een sententie van suspensio a divinis , van interdict en excommunicatie kon uitspreken , waren zij in hoger beroep getreden bij den H. Stoel. Getuigen van deze verklaring waren Willem Moxhart, Conrard van Minneckem en Johannes genaamd van Grunenbergh, priesters en kapelaans van de Thornse stiftskerk , alsook Gerard Haeck, ridder, Marsilius genaamd ab Atrio, schildknaap en Johan genaamd Hase. Daarna verscheen terzelfder uur en plaats de eerzame Johannes de Ripa, clericus en procureur van het kapittel en verklaarde, dat hij te Ubagh voor het huis van Gerard Engelrami, gelegen bij de kerk, had gevraagd, waar heer Walter van Heussen, priester van dit dorp, ergens was. De omstanders antwoordden daarop dat hij te paard naar Aken was gereden. Dientengevolge maakte de procureur het appel bekend in tegenwoordigheid van Johan pastoor van Elendorp, Johan pastoor van Beghendorp, Godfried van Drienhusen, knecht van wapen, Johan van Beke en Gerard Engelrami, allen daartoe verzochte getuigen.
Op dezelfde tijd en plaats verklaarde voormelde procureur, dat hij zich te Ubagh heeft begeven naar het woonhuis van heer Walter van Heussen en dat hij aan de familie had gevraagd waar deze zich bevond. Hem werd geantwoord, dat Walter naar Aken was gereisd, maar men hoopte dat hij nog voor de avond zou thuis komen. Toen maakte de procureur het appel aan de omstanders bekend, in de kamer waar heer Lodewijk de voormalige pastoor van Ubagh gelegen was. Getuigen waren buiten heer Lodewijk voormeld, heer Stephanus clericus en broeder van heer Walter van Heussen en Dirk genaamd der Bode. Toen de procureur het huis verliet kwam hem heer Walter op de drempel tegen, zoo dat hij ook nu aan dezen in persoon het appel bekend maakte.
240 1367 november 13
Petrus, abt van het klooster Joyenval (Gaudiini vallis) in liet bisdom Chartres, van de Premonstrantse orde, vices-gerens van den Eerwaarde vader in Christo, de bewaarder van de privilegiën der universiteit van Parijs en uit¬voerder van het privilegium de septennio prehendatis et beneficiatis dicte universitatis a Sede apostolica concessum , verklaart dat de pastoor van Thorn, Egidius de Trajecto, te Parijs studeerende en het privilegie genietende van zeven jaren vrijheid van residentie , intussen in het bezit van zijne pastorale rechten is gestoord geworden door zekeren Godfried Hyllen van Wessem.
Godfried Hyllen had zich namelijk sedert drie jaren meester gemaakt van een tiendeveld van de pastorie, gelegen op de Laughengraue, waarop haver en gerst was gewassen. De pastoor was sedert onheuglijke tijden in het bezit geweest van deze tiende. Ook had Egidius Hyllen zich een grastiende bemachtigd gelegen onder lttervoort. Decimas seu decimam herbe seu feni cuiusdam prati situati infra limites seu metas ecclesie de Ytrover, que quidem ecclesia dicte parochialis ecclesie de Thoren dignoscitur esse filia appendens, situata intra curiam quondam Bolain et rivum currentem versus Grahethym spectantes ad ipsum actorem de jure communi ad causam dicte sue parochialis ecclesie. Deze laatste tiende had Hyllen gedurende zevenentwintig jaren op onwettige wijze ingeoogst en genoten. De schade hierdoor veroorzaakt aan de vruchtentiende van de pastoor wordt berekend op twee florijnen 's jaars en die der grastiende ook op twee Florentijnse goudgulden ’sjaars; zodat de berokkende schade de som van 54 florijnen beliep.
De abt van Joyenval besluit dat deze twee tiendevelden met al de berokkende schade aan de pastoor van Thorn, student bij de universiteit van Parijs, moeten worden teruggegeven en betaald.
241 1367 december 11
In een libel, opgedragen aan Petrus, abt der abdij van Joyenval der orde van Premonstreit, stedehouder van den bisschop van Senlis, als bewaarder der privilegiën der universiteit van Parijs, legt Egidius de Trajecto, student aldaar en pastoor te Thorn, zijn bezwaren bloot tegen de abdis en het kapittel van Thorn, betrekkelijk de inkorting zijner inkomsten.
Dat ten onrechte de abdis en het kapittel hem hebben ontnomen de inkomsten van de gronden door zekeren Lelman bezeten, alsook de inkomsten van octo bonuariorum prope villam de Elle infra limites parochie de Ittervoirt appendicie dicte parochialis ecclesie dicti actoris, valentium hec anno quolibet duos florenos auri. Item decimas fructuum et granorum curie de Hese videlicet de decem bonuarijs vel circiter terre arabilis situate infra metas dicte parochie seu capalle de Yttervoirt appendicie dicte parochialis ecclesie de Thoren Deze tien bunder behoorden vroeger aan zekeren Godfried de Mirica en later aan diens weduwe Wysconde, en werden geschat op een inkomen van twee Florentijnse goudgulden per jaar. Ook werden hem jaarlijks achterhouden 24 malder vruchten, maat van Wessem, die zijn voorgangers in de pastorie steeds hadden genoten. Item ad et supra curiam de Insula sitam in opposito opidi seu ville de Wesshem valentia pro quolibet anno sex florenos auri de Florencia. Item redditus et proventus ac fructus et exitus curie de Lozen et prediorum et terrarum eiusdem cum suis pertinentys et appendicys situatorum in parochia de Baexen que est capella seu appendicia dicte ecclesie de Thoren valentes anno quolibet triginta florenos auri de Florencia. Item decimam herbe seu fenorum pratorum de Stramprode sitorum infra limites capelle de Stramprode que est appendicium parochialis ecclesie dicti actoris, valentem quolibet anno duos florenos auri de Florencia
Hij vraagt al deze tienden en jaarlijkse inkomsten, die hem gedurende 27 jaren waren ingekort, volgens taxatie van bevoegde scheidslieden, terug. i
276 1392 juni 14
Rome
In een brief van 28 Mei 1392 door paus Bonifacius IX, tot de bisschop van Doornik en de dekenen van Sint Servaas te Maastricht en van Onze Lieve Vrouw te Aken gericht, wordt gezegd dat de pastorie van Ubach, opengevallen door het overlijden van den pastoor Walther van Hoesen, door den pauselijke stoel is verleend geworden aan heer Paulus Burchardi van Zuilichem. Dat desniettegenstaande de abdij Thorn aldaar zekeren Petrus Vanderic heeft aangesteld, die zich op onwettige wijze van die pastorie heeft meester gemaakt: Qui in eadem ecclesia se intrusit, illam que occupavit et detinuit prout detinet indebite occupatam, fructus percipiendo ex eadem. Van de anderen kant wordt Paulus Burchardi door de abdis, het kapittel en de indringer Petrus van alle kanten vervolgd en teruggedrongen. De paus verlangt nu door tussenkomst der bovengemelde drie scheidsrechters dat Paulus Burchardi in bezit en de rechten van de pastorie geplaatst en Petrus Vanderic er uit verwijderd wordt. De tegenstrevers van dit mandaat zouden, appellatione postposita, door de kerkelijke censuur gedwongen worden. Dienvolgens richten de drie scheidsrechters een openbaar schrijven aan de aartsbisschop van Keulen, de bisschoppen van Luik en Utrecht, aan de inwoners en pachters van Ubach, dat zij onder bedreiging van bovengemelde straf de pauselijke bevelen mogen handhaven en voormelden Paulus in bezit der kerk van Ubach en haar rechten helpen stellen en houden. De abdij en Petrus Vanderic werden daarenboven veroordeeld in een boete van 50 goudgulden voor de belopen kosten en 10 goudgulden voor de executiebrieven. De rebellen in deze zaak zouden zes dagen na een gerechtelijke waarschuwing vervallen in de kerkelijken ban met verbod om de kerk binnen te gaan. Zou zulk interdict meer dan zes dagen zonder goed gevolg duren, dan zal de excommunicatie opnieuw worden gepubliceerd en gevolgd worden door een suspensio a divinis. Deze publicatie moet in alle steden en plaatsen van de bisdommen Luik, Utrecht en Keulen verricht worden. Deze akte werd opgemaakt door Bernardus de Dike, clericus Paderbornensis, notaris te Rome, in tegenwoordigheid van Stephanus de Beesde, kanunnik van Onze Lieve Vrouw te Maastricht, Joannes Paweter, Joannes Milde en Henricus Spieghel, klerken uit de bisdommen van Luik, Kamerijk en Utrecht, als getuigen. i
283 1402 mei 12
Henricus Grymnardi van Rekelinchusen, doctor in beide de rechten, deken van de kerk van Sint Andreas van Keulen, als rechter en conservator van de rechten, privilegiën en goederen van het Kapittel van Thorn, tevens met enige anderen door den Pauselijke Stoel gedelegeerd, maakt aan alle priesters, kapelanen en rectors, zomede aan alle notarissen, bekend, dat, in het geschil tussen het Kapittel van Thorn en Hendrik van Boutershem, heer van Bergen op Zoom, over de tienden van Sprondel, en bijzonder over die der plaats genaamd Vorn, zijn voorganger, Henricus Stichger, deken van Sint Andreas, wegens zijn afwezigheid van Keulen, de eindbeslissing had opgedragen aan Johannes de Cervo, doctor in de rechten, proost van dezelfde kerk van Sint. Andreas en officiaal van het Keulse hof, welke bij zijn sinds twee jaren reeds uitgesproken vonnis het Kapittel handhaafde en herstelde in het recht van tienden op de velden van genoemde plaats, veroordelende Hendrik van Boutershem in de teruggave van de onrechtmatig weggevoerde tienden of van hunne waarde; dat zijn voorganger, later te Keulen teruggekeerd, en tot de uitvoering van het in kracht van gewijsde gegane vonnis verzocht, hun allen had aangeschreven en bevolen het geestelijk interdict te leggen op de plaatsen of parochiën waar genoemde Henricus zou komen en zolang hij er zou zijn, doch wanneer hij ergens drie of meer dagen zou vertoeven, het interdict na zijn vertrek nog twee maanden te laten duren. Dewijl echter Hendrik van Boutershem reeds sedert twee jaren halsstarrig weigert zich met de Heilige Kerk te verzoenen en het vonnis te eerbiedigen en na te leven, legt hij, op verzoek van het Kapittel van Thorn om door zwaardere straffen tot de eerbiediging van het recht te geraken, het interdict met alle zijne straffen en censuren op het land en heerlijkheid van genoemden Hendrik, en beveelt hun van stonden aan zich in genoemd land en heerlijkheid van alle kerkelijke diensten te onthouden, zomede alle Zondagen van de kansel, in de Hoogmis, in hunne kerken Hendrik als geëxcommuniceerd uit te roepen. Et memoratum dominum Henricum reum singulis diebus dominicis et festivis cam panis pulsatis et candelis accensis ac demum extinctis et in terram proiectis excommunicatum publice nuntietis in vestris ecclesiis publice de ambone infra missarum solempia dum ibidem maior affuerit populi multitudo.
Zegelbeschrijvingen

Kenmerken

Datering:
10e eeuw-1550
Auteur:
J. Habets en A.J.A. Flament, aangepast en verbeterd door Peter Bakker (2020-2021)
Omvang m1:
0,2 meter - 460 charters
Inventaris:
De archieven van het kapittel van de Hoogadelijke Abdij Thorn ('s-Gravenhage 1889)
Bijzonderheden:
Sinds juni 2021 wordt u de eerste 300 inventarisnummers van het archief in deze online toegang aangeboden. De inventaris wordt in de komende tijd verder opgemaakt en tevens zullen de resterende 185 inventarisnummers, regesten en zegelbeschrijvingen opgenomen worden. Het archief is in bewerking. Hetgeen ook kan betekenen dat beschrijvingen nog incorrect zijn en/of in een later stadium gewijzigd worden. Voor meer informatie verwijs ik u door naar de Inleiding.
Opmerking:
Bestaat uit 2 delen, deel 1 is de zgn nummering Habets