Uw zoekacties: Eijsden: Sint Martinus Breust: Deel I, 1605, 1665-1985

21.232A Eijsden: Sint Martinus Breust: Deel I, 1605, 1665-1985 ( Historisch Centrum Limburg, te Maastricht )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Historische ontwikkeling van de parochie
21.232A Eijsden: Sint Martinus Breust: Deel I, 1605, 1665-1985
Inleiding
Historische ontwikkeling van de parochie
De parochie St. Martinus heeft tot 1840 tot het bisdom Luik behoord. Omtrent de oudste geschiedenis van de parochie is weinig bekend. Vaststaat in ieder geval, dat er reeds in 965 een kerk was, toen Eraclius van Saksen, bisschop van Luik, de heerlijkheid en kerk van Breust aan het kapittel van de door hem gestichte St. Martin-en-Mont te Luik schonk. In die tijd diende de kerk tevens voor de inwoners van Eijsden, Caestert, Oost en St. Geertruid. Als gevolg van de toename van de bevolking werden te Eijsden en St. Geertruid kapellen gesticht. De kapel van St. Geertruid werd met toestemming van het kapittel van de St. Martin-en-Mont in 1222 door de bisschop van Luik tot parochiekerk verheven, onder voorwaarde van betaling van een jaarlijkse cijns aan de moederkerk van Breust. Staatkundig was Breust een geestelijke Rijksheerlijkheid, terwijl de heerlijkheden Eijsden en Oost tot de Landen van Overmaze behoorden. Het grondgebied van de heerlijkheid Breust was zodanig met dat van de heerlijkheid Eijsden verbonden, dat het geheel leek op een schaakbord. De parochie Breust behoorde tot het land dekenaat Maastricht, dat weer een onderdeel was van het aartsdiakenaat Haspengouw. Het kapittel van de St. Martin-en-Mont bezat sinds 1145 het patronaatsrecht met betrekking tot de parochie-geestelijkheid. De zaken van de kerkfabriek werden door de pastoor en een of twee kerkmeesters beheerd. Deze laatsten werden voor een of twee jaren door de parochianen gekozen, stonden onder toezicht van de pastoor en legden jaarlijks rekenschap af van hun beheer. Belangrijke zaken moesten aan de goedkeuring van de parochianen en de aartsdiaken onderworpen worden. De kerkfabriek was tevens met de zorg voor de armen belast. Uit bronnen uit de jaren 1553 en 1558 blijkt, dat toen ook in Oost, Maarland, Caestert en Eijsden kapellen lagen
De aartsdiakens waren gehouden de parochies binnen hun ambtsgebied periodiek te bezoeken. Visitatie registers uit de 17e en 18e eeuw geven de toestand in de parochie Breust weer: De kapel van Maarland was verwoest, terwijl in Caestert en Oost kasteel kapellen waren gevestigd; in Eijsden lag eveneens een kapel. De tienden waren in het bezit van het kapittel van de St. Martin-en-Mont. Het aantal communicanten bedroeg in de jaren 1624, 1658 en 1712 respectievelijk 900, 700 en 1000. Tot eind 17e eeuw ontbrak een pastorie; de pastoor woonde in het kasteel. In Breust bestonden drie altaar stichtingen. De stichtingen van O.L. Vrouw en St. Catharina werden voor de beneficiant door de pastoor of kapelaan van Breust bediend. De pastoor maakte aanspraak op de inkomsten van de stichting van St. Anna. In 1768 werd de stichting van St. Catharina verenigd met de pastorie. De goederen van het beneficie van St. Nicolaas in de kapel te Caestert kwamen begin 19e eeuw aan de kerkfabriek. Als gevolg van het feit, dat Eijsden in het door Staatse troepen bezet gebied lag, werd in 1634 in de kerk van Eijsden een simultaneum ingesteld, hetgeen inhield dat katholieken en calvinisten bij toerbeurt van het gebouw gebruik maakten. Breust bleef echter een zelfstandige heerlijkheid. Nadat Breust in 1795 onder Frans bewind was gekomen, werd van de priesters een eed van haat aan het koningschap geëist. Toen pastoor Knapen weigerde deze eed af te leggen en zich ook overigens niet wenste te onderwerpen aan diverse voorschriften met betrekking tot de uitoefening van de eredienst, werd hij bij decreet van 4 november 1798 in hechtenis genomen en verbannen. Op grond van het concordaat, dat keizer Napoleon en paus Pius VII op 15 juli 1801 sloten, werden de bestaande bisdommen opgeheven en nieuwe ingesteld. Ieder bisdom werd ingedeeld in kantons, met als hoofdkerk de église primaire met de kanton pastoor
Breust kwam als succursale of hulp parochie onder de église primaire van St. Martinus te Maastricht-Wyck te behoren. Aan het hoofd van de succursale stond een deservant. een soort hulp pastoor, die met betrekking tot de bediening der Sacramenten en de uitoefening van zijn herdersambt dezelfde rechten als de kanton pastoor had, zij het dat hij onder toezicht van deze pastoor stond. De succursale was wat het goederenbeheer betreft onafhankelijk van de église primaire. De succursale van Breust omvatte het grondgebied van de gemeenten Breust en Eijsden. Een succursale kon ook hulp kapellen hebben. In 1806 werd Eijsden een succursale met een deservant, doch de als deservant benoemde bedankte, waarna weer een beneficiant werd aangesteld. Op 30 december 1807 werd de succursaal kerk van Eijsden weer opgeheven en als hulp kapel bij Breust gevoegd. In Mesch lag eveneens een hulp kapel. Krachtens een Keizerlijk Decreet van 30 december 1809 moest een kerkfabriek-raad uit zeven leden bestaan. Drie leden werden op voordracht van de pastoor benoemd door de Apostolisch Administrateur, twee leden door de Staatsraad Gouverneur van het Hertogdom Limburg op voordracht van het gemeentebestuur. Pastoor en burgemeester waren van rechtswege lid van de fabriekraad. Onder het Franse bewind werd begonnen met de teruggave van geconfisqueerde goederen. De gemeenteraad en de voornaamste ingezetenen van Eijsden zouden in het jaarlijkse traktement en de woning van een kapelaan in Eijsden voorzien. Tot en met het jaar 1828 werd daaraan door middel van collecten voldaan, van 1829 tot en met 1836 werd het traktement uit de gemeentekas betaald en na 1836 wederom uit collecten bekostigd. In een later stadium werd het voor de helft door het gemeentebestuur betaald en voor de helft uit de opbrengst van collecten bestreden. In 1833 ging de bisschop van Luik, van Bommel, over tot het aanbrengen van wijzigingen in de bestaande bestuursstructuur van het bisdom
De dekenaten en parochies werden wederom hersteld, zij het in enigszins andere vorm dan voorheen. In verband met de bezetting van Maastricht door Nederlandse troepen kreeg de pastoor-deken van Meerssen de zorg voor de succursale Breust. Op 13 juni 1835 werd de hulp kapel van Mesch tot zelfstandige kapel verheven, die zowel geestelijk als qua goederen-beheer onafhankelijk werd van Breust. Op 10 maart 1848 werd de kapel officieel tot succursale verheven. Uit cijfers van een parochiële volkstelling blijkt, dat de succursale van Breust in 1839 2005 parochianen telde. Toen koning Willem I zich op het standpunt stelde, dat na de definitieve afscheiding van België in 1839, aan iedere bemoeienis van de bisschop van Luik met het Nederlands geworden deel van de provincie Limburg een einde moest komen, verordonneerde paus Gregorius XVI op 2 juni 1840 de oprichting van een zelfstandig apostolisch vicariaat Limburg. De eeuwenoude band van de parochie Breust met het bisdom Luik werd hierdoor verbroken. De eerste Apostolisch Administrateur Paredis greep wat de dekenale indeling van Maastricht en omgeving betreft terug op de situatie zoals die grotendeels in de Franse tijd had bestaan. Breust werd wederom parochie en kwam weer onder het dekenaat Wyck te behoren. In deze periode bleek de kerk fabrieksraad het met zijn taak niet al te nauw te nemen. Als gevolg van het niet meer bijhouden van de administratie was de kerkelijke huishouding ernstig verwaarloosd en zelfs waren de leden van de fabrieksraad sinds 1834 niet meer tot de voorgeschreven periodieke aftreding overgegaan. Op 3 april 1842 werd de kerkfabriek raad dan ook door de Apostolisch Administrateur ontbonden. Op 9 januari 1843 werd de nieuwe fabrieksraad geïnstalleerd door de commissaris van het District Maastricht. De president/voorzitter en secretaris werden door de raad uit zijn midden gekozen. De raad koos verder uit zijn midden drie kerkmeesters, die het Bureau der Kerkmeesters vormden
De kerkmeesters kozen op hun beurt uit hun midden een president, secretaris en penningmeester. Ten einde zo spoedig mogelijk orde op zaken te kunnen stellen werd de fabrieksraad door de Gouverneur gemachtigd om twee maal per maand buitengewoon te vergaderen. In 1846 bleken de kerken van Breust en Eijsden dringend aan restauratie toe te zijn. De toenmalige pastoor Corten wilde beide kerken afbreken en één grote kerk bouwen. Door de oppositie van de parochianen, vooral uit Eijsden en Maarland, viel dit plan echter in duigen, waarna beide kerken in 1851 werden vergroot en gerestaureerd. Op 4 maart 1853 zette paus Pius IX het Apostolisch Vicariaat van Limburg om in het bisdom Roermond. Op 20 juli 1855 stond de gemeenteraad aan de Kerkenraad van de Hervormde Gemeente van Eijsden een schoollokaal met onderwijzers woning af en de Kerkenraad stond op zijn beurt de eigendom's- en gebruiksrechten af op het simultaneum-kerkgebouw te Eijsden. Op 1 augustus 1857 droeg de Hervormde Gemeente de sleutels van de kerk van Eijsden over aan de pastoor, waarmee het simultaneum definitief beëindigd was. In 1858 werd een parochieel armbestuur opgericht, dat de zorg voor de armen van de kerkfabriek raad overnam. Het armbestuur had eigen inkomsten, o.a. uit landerijen. Bij wet van 26 juni 1876 werd Keizerlijk Decreet van 30 december 1809 ingetrokken en per 1 januari 1877 buiten werking gesteld. Op 17 oktober 1876 vaardigde de bisschop van Roermond een Algemeen Reglement voor de kerkbesturen in het bisdom Roermond uit, dat op 1 januari 1877 in werking trad en onder meer bepaalde, dat het nieuw op te richten kerkbestuur zou bestaan uit de pastoor, die als voorzitter zou optreden, en vier leden, te benoemen door de bisschop, die de titel van kerkmeester zouden dragen. Het kerkbestuur is belast met het beheer van het parochieel vermogen en met de zorg voor een doelmatige aanwending daarvan ten bate van de parochie, en vertegenwoordigt de parochie in burgerlijke rechtshandelingen
Het kerkbestuur volbrengt zijn taak onder toezicht van de bisschop, aan wie jaarlijks de begroting en rekening ter goedkeuring aangeboden moeten worden en wiens schriftelijke machtiging is vereist voor burgerlijke rechtshandelingen, die het gewone beheer te boven gaan. Naast het mede bestuur van de parochie is aan de pastoor de zielzorg over de daartoe behorende gelovigen toevertrouwd, onder gezag van de bisschop door wie hij wordt benoemd. Een, eveneens door de bisschop te benoemen kapelaan staat de pastoor bij in de parochiële zielzorg. De koster is belast met de zorg voor het kerkgebouw en de inventaris daarvan en draagt verder verantwoordelijkheid voor de voorbereiding en het ordelijk verloop van de kerkdiensten. Sinds 1948 heeft de hulpkerk te Eijsden niet meer de beschikking over eigen priesters. In de loop van deze eeuw is enkele malen wijziging gebracht in de omvang van de parochie. In 1927 werd te Oost-Maarland een rectoraat opgericht en op 2 juni 1928 werd de nieuwe kerk aldaar door de bisschop geconsacreerd. Het rectoraat werd in 1933 tot parochie verheven. In 1959 werd een rectoraat Mariadorp gesticht, dat in 1971 tot parochie werd verheven. Het dekenaat Wyck werd in 1954 opgeheven en de parochie Breust kwam in 1955 onder het dekenaat Gronsveld. Tot slot van dit overzicht een korte beschrijving van de twee kerkgebouwen. De huidige kerk van de H. Martinus te Breust, reeds in 1345 vermeld, omvat een halfrond koor en een schip met twee zijbeuken, dat grotendeels uit 1728 dateert. Van een oudere, vermoedelijk laat-14e eeuwse kerk zijn nog zuilen met Maaskapitelen en de scheibogen bewaard. Het gebouw werd in 1851 vergroot en gerestaureerd. De laat-gotische mergelstenen toren werd omstreeks 1500 gebouwd en in 1892 gerestaureerd. De kerk van de H. Christina te Eijsden, verbrand in 1483, werd opnieuw opgebouwd in 1508, doch later waarschijnlijk hernieuwd. In 1851 werd het gebouw vergroot en gerestaureerd
Het bestaat uit een schip met twee gedeeltelijk langs de toren doorgetrokken zijbeuken en een 3/8-gesloten koor uit de eerste helft van de 18e eeuw. De toren dateert uit de eerste helft van de 14e eeuw en werd in 1892 gerestaureerd
Verantwoording van de inventarisatie
Geschiedenis van het archief
Gebruikershandleiding

Kenmerken

Datering:
1605, 1665-1985
Inventaris:
Inventaris van het archief van Sint Martinus Breust, deel I
Omvang m1:
2,40 meter