Uw zoekacties: Familie van Scherpenzeel Heusch, 1386-1896

16.1109 Familie van Scherpenzeel Heusch, 1386-1896 ( Historisch Centrum Limburg, te Maastricht )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Naar boven om te zoeken
16.1109   Familie van Scherpenzeel Heusch, 1386-1896
Inleiding
1.1. De familie De Heusch, later Van Scherpenzeel Heusch
16.1109 Familie van Scherpenzeel Heusch, 1386-1896
1. Inleiding
1.1.
De familie De Heusch, later Van Scherpenzeel Heusch
Organisatie: Historisch Centrum Limburg, te Maastricht
laatste wijziging 08-06-2016
De familie De Heusch was afkomstig uit 's-Hertogenbosch. Aldaar trad in 1540 en 1558 een schepen Hendrik de Heusch op die een particulier zegel bezat. De uit beide jaren overgeleverde zegels vertonen reeds het uit latere tijd bekende familiewapen, een wapenschild met een schuinrechts geplaatste pijl. *  Arnold de Heusch die op 6 april 1573 een manuaal van te ontvangen pachten aanlegde, vermeldde op de titelpagina "Huesch Buscoducensis", aldus verwijzend naar zijn Bossche afkomst, en de spreuk "west altijt huesch". *  Arnold de Heusch vestigde zich in de huidige Belgische provincie Limburg.
Hij verwierf uit de nalatenschap van Jaspar van den Dijck, kanunnik van het kapittel van Sint Servaas te Maastricht, in 1570 het Hanengoed te Eigenbilzen, dat sedert de laatste decennia van de zestiende eeuw ook de Zangerij werd genoemd. *  Zijn nakomelingen noemden zich derhalve De Heusch de la Zangerije. Tegen het einde van de zeventiende eeuw verwierf Ernestus Guilielmus de Heusch (1643-1720) de heerlijke rechten van Eigenbilzen en Gellik.
Rond 1716, zo'n 150 jaar nadat Arnold de Heusch 's-Hertogenbosch had verlaten, kwamen nieuwe relaties met meer noordelijk gelegen streken tot stand. Arnoldus Franciscus de Heusch (1688-1746) huwde in 1716 met Anna Maria Mechtildis van Baussele. Hun zoon Joannes Ludovicus Carolus de Heusch (1723-1775) trad vervolgens in 1753 in Tiel in het huwelijk met Ida Francisca van Scherpenzeel (1727-1791), stammend uit een katholieke familie die in het kwartier van Nijmegen gegoed was. * 
Beiden waren reeds met elkaar verwant in de vierde graad, daar hun moeders zusters uit het gezin Van Baussele-De Jeger waren. J.L.C. de Heusch en I.F. van Scherpenzeel verwierven in 1765 van hun (schoon)broer Hendrik Johan Frangois van Scherpenzeel, de laatste mannelijke telg uit dit geslacht, in de vorm van een schenking onder levenden onder andere de heerlijkheid Mierlo, de heerlijkheid Dreumel en goederen te Eist en Tiel. Krachtens de bijkomende voorwaarden van deze schenking was het echtpaar De Heusch-Van Scherpenzeel verplicht "een van haare zoonen den naam en het wapen van Scherpenzeel benevens die van Heusch te doen aannemen, hetwelke sal aangemerkt worden als een erkentenisse voor de genegentheyd en genereusheyd welke den heere constituant (H.J.F. van Scherpenzeel) door deze gedane donatie en cessie heeft getoont". Niet de oudste zoon, Adrianus Arnoldus Nepomucenus Raphaël die immers geacht werd het stamgoed Zangerij te erven, maar de derde zoon Maria Gerardus Carolus (
1759-1810) zou mede de naam Van Scherpenzeel dragen en voorts in de Brabantse en Gelderse goederen opvolgen. De "schenking" bracht verder mee dat de familie De Heusch de schulden van H.J.F. van Scherpenzeel moest overnemen en in diens levensonderhoud diende te voorzien. Daartoe werden grote geldleningen aangegaan die I.F. van Scherpenzeel in 1786 noopten te bepalen dat haar zoon Maria Gerardus Carolus "de Heusch genaemt van Scherpenzeel" de in 1765 geschonken goederen mét de schulden zou erven. * 
Maria Gerardus Carolus van Scherpenzeel Heusch (1759-1810) was aldus de erfgenaam van de goederen uit de familie Van Scherpenzeel. Hij werd in 1779 ook tot universeel erfgenaam van zijn oud-oom Karel Floris van Baussele benoemd. Daardoor verwierf hij goederen te Beesd en omgeving. *  In 1782 studeerde hij rechten te Douai en hij behaalde in ieder geval de graad van baccalaureus. In 1791, het jaar van de ziekte en overlijden van zijn moeder, vestigde hij zich te Maastricht, waar hij volgens een eigen verklaring uit 1806 het Luikse burgerschap bezat. Omdat hij een tweede bombardement van de stad door de Fransen als in 1793 niet wilde meemaken, verliet hij op 3 juli 1794 Maastricht, toen de Fransen opnieuw de vestingstad naderden, en vertrok naar Dreumel. Afgezien van enige maanden verblijf te Bredevoort en Tiel bleef hij tot einde juli 1798 te Dreumel wonen. Daarna verhuisde hij naar Oosterhout, waar hij op 11 september 1798 huwde met Theodora Speya
rt van Woerden, weduwe van Olivier Hackfort en moeder van vijf dochters. Op huis Oosterhout werden zijn twee zonen Louis (1799) en Theodoor (1801) van Scherpenzeel Heusch geboren. In 1802 vestigde het gezin zich tenslotte in Kleef, waar Marie Gerard Charles vertaler bij de rechtbank van eerste aanleg werd. *  Hij werd benoemd tot lid van de gemeenteraad en bekleedde nog enige ereambten op het gebied van de armenzorg en het gevangeniswezen. Marie Gerard Charles die in een proces tegen de momboir van het Departementaal Gerechtshof te Arnhem volhield Frans onderdaan te zijn, overleed op 14 maart 1810 te Kleef. Zijn weduwe verhuisde in 1814 naar Neerbosch bij Nijmegen, waarzij in 1829 overleed. * 
1.2. J.L.Th.A.L. baron van Scherpenzeel Heusch
1.3. Geschiedenis van het archief
1.4. Verantwoording van de inventarisatie
1.5. Fragment-genealogie van de familie de Heusch, later van Scherpenzeel Heusch
laatste wijziging 08-06-2016
1.265 beschreven archiefstukken
Regestenlijst
1 1256 september 6 "anno millesimo ducentesimo quinquagesimo sexto feria quarta ante nativitatem beatae Mariae virginis"

H., elect van Luik, verklaart op verzoek van het convent Binderen (de loco imperatoris) het legaat van wijlen Henricus de Rode, ridder, heer van het dorp Mierlo, goed te keuren.
2 1278 april 22 "anno Domini 1270 octavo feria sexta infra octavas pasche"

Henricus, pastoor te Mierlo, vraagt aan J., bisschop van Luik, om de overeenkomst te bekrachtigen die tot stand werd gebracht door Reinerus, voorheen scholaster van de kerk van Tongeren, en Henricus, voorheen bisschop van Luik, tussen het convent Binderen bij Helmond enerzijds en Henricus, rector van de kerk, zijn voorganger, anderzijds aangaande de novale tienden en andere rechten die de heer van Mierlo aan het convent had overgedragen.
3 1314 juli 5 "des vrijdaeghs naer sinte Peeter ende sinte Pauwelsdagh in 't jaer van gratiën duysent driehondert ende veerthien"

Jan, hertog van Lothar;ngen, Brabant en Limburg, verklaart dat Jan Berthoudt geheten van Berlaer de renten die deze te Lier en omgeving ontving, heeft overgedragen aan de hertog, waarop deze aan Jan Berthoudt het huis, dorp, park, molen en land van Helmond, renten te Helmond, Sint Oedenrode, Liempde, Son, Lieshout, Stiphout, Aarle, Rixtel, Beek, Heereind, Bakel, Deurne, Vlierden, Lierop, Someren, Nuenen, Tongelre, Erp, Veghel, Schijndel en Middelrode in leen heeft gegeven. Hij moet echter degenen die tot lijf- en doodstraffen veroordeeld zijn, aan de hertog overgeven.
Medebezegelaars: Florens Berthout, heer van Mechelen, Daniel van Bouckout, Arnout van Levendael, Henrix van War.ge, Arnout van Helbeke en Coel van Dorne.
4 Brussel 1314 juli 11 "te Brussele des donderdaege nae de octave sinte Peters ende sinte Pauwels der apostelen in 't jair ons Meeren duysent driehondert ende veerthien"

Jan, hertog van Lotharingen, Brabant en Limburg, verklaart aan Jan Berthoudt geheten van Berlaer de vrijheid en het dorp van Helmond in leen gegeven te hebben alsmede het jachtrecht in de Meierij van 's-Hertogenbosch. De hertog behoudt echter het hoge gerecht, de munt en de klokkeslag.
5 1316 juni 5 "anno Domini millesimo tricentesimo sextodecimo in sabatho infra octavas pentecostes"

A., bisschop van Luik, verklaart de verwerving door het convent van Tongerlo van de tienden van het dorp Mierlo en het patronaatsrecht aldaar van Henricus genoemd van Mierle en Henricus genoemd Rovere, diens zoon, goed te keuren.
6 1317 juni 10 "anno eiusdem millesimo tricentesimo septimodecimo indictione quinta decima mensis junii"

In aanwezigheid van notaris Guilielmus Herberti ook genoemd Paris hecht Gosuinus de Mierle, eerstgeboren zoon van Henricus de Mierle, knaap van wapen, zijn goedkeuring aan de verkoop van de tienden en het patronaatsrecht van Mierlo door Henricus de Mierle en diens zoon Henricus genoemd Rovere aan de abdij van Tongerlo. Getuigen: Johannes de Eyckenberge en Sibertus de Oisterwijck, kanunniken van het kapittel van de H. Bartholomeus te Luik, Johannes de Norervege, kanunnik van de kerk van Tongerlo, en Alardus, pastoor te Dinther. Bezegelaar: Gosuinus, deken van de kerk van Sint Oedenrode.
7 Brussel 1331 mei 13 "Bruxelle die lunae post ascensionem Domini anno eiusdem millesimo tricentesimo tricesimo primo"

Johannes, hertog van Lotharingen, Brabant en Limburg, verklaart alle overeenkomsten tussen de abt en het convent van Tongerlo enerzijds en Henricus de Mierle, Henricus genoemd Rovere, diens zoon, en de kinderen van Henricus de Mierle anderzijds bevestigd te hebben.
8 1347 februari 3 "anno a nativitate Domini millesimo tricentesimo quadragesimo septimo mense februarii die tertia"

Otto, heer van Cuyck, verklaart dat hij aan het convent van Tongerlo het hem toekomend recht in het patronaatsrecht en de tienden van Mierlo heeft afgestaan.
9 1356 januari 14 "in 't jaer ons Heeren 1356 des anderen daechs naer octave van dertiendach".
Jan, heer van Cuyck en Hoogstraten, Jan, Hendrik en Wermaer, zijn zonen, verklaren dat Jan Dickbier van ' s-Hertogenbosch van hen de heerlijkheid Mierlo en aanklevende rechten, met name de molen van Coll en de beemd in den Perrick, gekocht heeft.
Afschrift op papier, inv. nrs. 720, 721.
10 1357 maart 15 "in 't jaer ons Meeren 1356 naer der costume des bisdoms van Camerijck des woensdags voor letare Hierusalem"

Luycas van Bobbenagel, Willem van Staeckenborrig, Gerliegh van Keldoncq, Jan van Achelen en Hendrick van Sonne verklaren als mannen van de hertog dat Rutger van Erp, schout van Peelland, Jan Dickbier in het bezit van het dorp en de heerlijkheid Mierlo heeft gesteld en de goede lieden Jan Dickbier als hun heer hebben gehuldigd.
11 Brussel 1358 mei 15 "tot Brussele 15 dagen in may in 't jaer ons Heren 1358"

Johanna, hertogin van Luxemburg, Lotharingen, Brabant en Limburg, verklaart, dat Jan Dickbier van ' s-Hertogenbosch de heerlijkheid Mierlo en de molen van Coll in leen ontvangen heeft, zoals Roeloff de Rover deze voorheen in leen hield.
Medebezegelaars: Dederik, heer van Perweys en Kranenburg, Gerard, heer van Vosslar, en Philips van Udegem, leenmannen.
12 Brussel 1358 juli 14 "Bruesel veertien dage in die maent van julio in 't jaer ons Heren dusentigh driehondertvijfftich ende achte"

Johanna, hertogin van Luxemburg, Lotharingen, Brabant en Limburg, verklaart dat Jan Dickbire in leen ontvangen had het dorp Mierlo met aanklevende rechten, zoals Henric van Mirle en Otto van Kuyc deze voorheen in leen hielden, en voorts de molen van Coll, zoals Roelof die Rover van Hoestat deze voorheen in leen hield. Jan Dickbier verzocht vervolgens ieder te dagen die aanspraak op het dorp en de heerlijkheid Mierlo en de molen van Coll maakten, waarop niemand verscheen. Derhalve verklaart de hertogin dat aan Jan Dickbier rechtens het dorp en de heerlijkheid Mierlo en de molen van Coll zijn toegewezen.
Medebezegelaar: Jan, heer van Bouchout, Jan die Rover, ridders, Amelric Was, Willem Pijpenpoy, Ghisebrecht Cayc, Willem van Stakenburg, Claes die hertoghe, Hemeric van den Velde en Jan van Achgel.
13 1370 juni 9 "in 't jaer ons Heren 1370 des sondaghs naer sincxten"

Jan, zoon van Lysabet, dochter van Christina Looswijck, Godert en Hijn, zijn broers, dragen over aan de koster van Mierlo een perceel gelegen in de Cocelaar. Schepenen van Mierlo: Willem Brusselman, Daniel Danielszoon, Paulus de snijder, Goodert van Luchen, Wynrich Rijthovenszoon, Aert van Beckeler en Jan van Cruyssette.
14 1375 augustus 2 "in 't jaer ons Heren dusent driehondert tseventigh ende vive des anderen dags na sente Petersmisse ad vincula"

Jan van Neysel, deken van het concilie van Woensel, geeft een vidimus van de akte van 14 juli 1358.
15 Brussel 1378 januari 1 "Brussel opten jaersdagh in 't jaer ons Heren 1300 tseventigh ende seven"

Wenseclaus en Johanna, hertog en hertogin van Luxemburg, Lotharingen, Brabant en Limburg, verklaren van de lieden van Mierlo en op 't Hout 1418 mottoenen en 2/3 gedeelte van de bede ontvangen te hebben.
16 1386 april 25 " in 't jaer ons Here dusent driehondert tachtentigh ende ses op sente Marcusdach".

Jan die Rover verklaart aan de buren van het dorp Mierlo zijn rechten op den Brand afgestaan te hebben en dat hij niet meer recht behoudt dan een buur bezit.
Medebezegelaars: Didderic der Rover, zijn broer, Jan van Geldrop en Maes den Hoghen.
17 1386 juni 29 "in 't jaer der geboorte ons Meeren duysent driehondert tachtentigh ende sesse op sinte Peters ende Pauwelsdagh der heyliger apostelen"

Hendrik Dickbier, heer van Mierlo, verklaart aan de lieden van het dorp Mierlo, die van Hout en Broek, alle gemene gronden in de parochie Mierlo ten gebruike gegeven te hebben tegen een cijns van tien oude groten, uitgezonderd het Wolffartsvenne. Zijn goed geheten het Hofgoed zal deze gronden naar behoefte mogen gebruiken. Hij verleent hen het recht om een schutter aan te stellen en regelt de verdeling der boeten. Medebezegelaars: Jan van Vaerlaer, heer van Helmond en Keerbergen, en Jan, heer van Geldrop.
18 1386 juli 1 "in octavis nativitatis beati Johannis Baptiste anno Domini millesimo 300 octagesimo sexto"

Henricus Dicbier, heer van Mierlo, verklaart alle gemene gronden in de parochie Mierlo, ook die op 't Hout en op 't Broek, overgedragen te hebben aan Arnold genoemd Vestart ten behoeve van alle mensen die in de parochie Mierlo, te Hout en Broek wonen, uitgezonderd het Wolffairtsvenne dat aan hem en zijn erfgenamen zal behoren. Zijn goed geheten dat Hoffgoet zal de gemene gronden eveneens mogen gebruiken. De genoemde mensen zijn jaarlijks een cijns van tien groten verschuldigd en zij zijn bevoegd jaarlijks een schutter aan te stellen. Voorts regelt hij de verdeling van de vervallen boeten.
Getuigen: Johannes, zoon van Trude, Leonius de Erpe en Wilhelmus Scilder, schepenen te ' s-Hertogenbosch.
19 1392 juni 23 "in 't jaer ons Heere dusent driehondert ende tnegentigh en twee des sondaghs voor sint Jansdagh Baptist"

Aert van Vaerler, koster van Mierlo, draagt over aan Hendrick van Havesvoirt ten behoeve van Elisabeth, zijn dochter, verwekt bij Weynder, dochter van Wendel van der Hijden, de helft van vier lopenzaad land op ghen Broeck. Schepenen van Mierlo: Jan van Cruyschet, Jan van der Hijden, Aert Verstert, Hendrick Janssoon van Laervenne, Gielis van Beckeler, Aert van Riethove en Sander Michielszoon van Lackere.
20 Brussel 1397 mei 7 "te Brussel 7 dagen in mey in 't jaer onses Heeren duysent driehondert tnegentigh ende seven"

Johanna, hertogin van Luxemburg, Lotharingen, Brabant en Limburg verklaart dat zij voor een som van achthonderd oude schilden en vierhonderd Hollandse gulden aan Henrick Dickbier van Mierlo de heerlijkheid Mierlo heeft verpand, te weten het hoge gerecht, en de heerlijkheid op het Hout en Broek onder de parochie Mierlo geheten het nieuwe gerecht.
21 1402 september 19 "in 't jaer ons Meeren als men schreeff 1402 des dynsdaeghs naer sint Lambereghsdaegh des bisschops ende marteleers"

Emont die Rover en Huybert van Gemert, schepenen van 's-Hertogenbosch, verklaren dat voor hen getuigen verklaard hebben dat de heren van Helmond meer dan vijfenvijftig jaar het jachtrecht op groot- en klein wild in de gehele Meierij hebben uitgeoefend.
22 1403 oktober 23 "in 't jaer ons Heere 1403 op sint Severijnsdaegh"

Dirc Bekeman verklaart aan het klooster Sint Elisabeth te Nunhem een rente van drie malder rogge schuldig te zijn wegens het land gelegen te Milenborgh aan de Steenberg, op de Tommen en aan die Smyelen aan de Dynghbergh en stelt een morgen land achter de Steynbaent tot onderpand. Bezegelaar: Heyn Gerart, pastoor te Horn.
23 1405 mei 10 "in 't jaer der geboorten ons Meeren doen men schreef duysent vierhondert ende vijve thien dagen in den mei"

Johan van Berler, heer van Helmond en Keerbergen, verklaart uitspraak te hebben gedaan in het geschil tussen Henrick Dickbier, heer van Mierlo, en de onderzaten van Helmond aangaande het houtgewas in het Dijckbroeck: Henrick Dickbier zal het rijshout in het Dijckbroeck laten kappen ter reparatie van de Houtschen dijk. Hij mag het Dijckbroek afsluiten. Medebezegelaar: Henrick Dickbier.
24 1405 augustus 25 "in 't jaer ons Heeren duysent vierhondert ende vijff op dyncxdach nae sint Bartolomeusdach"

Gijsbert Gerritszoon, schout in het Gooi in het gerecht van de heer van Abcoude, verklaart dat voor hem en de landgenoten en buren Ghijsbert van Oestrum Philipszoon en Agnese, dochter van Sweder van Vyanen, aan Wouter de Ridder ten behoeve van het convent van Maria Magdalena te Wijk bij Duurstede veertien morgen land onder Abcoude hebben overgedragen.
25 Brussel 1414 november 1 "Brussele den eersten daeghs van november in 't jaer ons Heeren duysent vierhondert en veertiene"

Antoon, hertog van Lotharingen, Brabant en Limburg, verklaart dat hij de aan wijlen Hendrik Dickbier verpande heerlijkheid Mierlo, te weten het hoge gerecht, en de heerlijkheid te Hout en Broek onder de parochie Mierlo, geheten het nieuwe gerecht, zonder betaling tot zich heeft genomen, maar dat hij deze nu aan Hendrick Dickbier, zoon van Hendrik Dickbier, wederom verpand heeft. Voorts geeft hij een vidimus van de akte van 3 mei 1397.
26 1414 december 13 "in festo beate Lucie virginis anno Domini millesimo quadringentesimo quartodecimo"

Theoderica de Meghen, vrouwe van Mierlo, weduwe van Henricus Dickbier, draagt over aan haar zoon Henricus Dickbier het vruchtgebruik en bezitsrecht van de hoeve geheten 't Hofgoet bij het kasteel in de parochie Mierlo, welke hoeve Wilhelmus Schevart in pacht heeft. Getuigen: Arnoldus Dickbier en Rodolphus Lonijs, schepenen te 's-Hertogenbosch.
27 1414 december 14 "in crastino beate Lucye virginis anno Domini millesimo quadringentesimo quartodecimo"

Henricus Dicbier, heer van Mierlo, draagt over aan Thomas genoemd de Mameren ten behoeve van Wilhelmus genoemd de Beke, zoon van Godefridus, een rente van 1 1/2 mud rogge ten laste van de hoeve 't Hofgoed in de parochie Mierlo bij het kasteel, welke hoeve Wilhelmus genoemd Scheevart in pacht heeft. Johannes Dicbier, zijn broer, stelt zich mede tot borg. Getuigen: Arnoldus Dicbier en Rodolphus Lonijs, schepenen te 's-Hertogenbosch.
28 1417 juni 30 "in 't jaer der geborte ons Meeren toen men schref 1417 op sinte Pouwelsdagh commemoratio"

De schepenen van Mierlo verklaren met raad van Hendrick Dicbier, heer van Mierlo, en de gemene buren overeengekomen te zijn, dat iedere buur op de aan zijn grond grenzende gemene gronden van Mierlo bomen mag poten en kappen, en wel op een strook van anderhalve roede breedte. Schepenen: Jan de schoenmaker van der Leene, Marten van der Schueren, Peter Gellissoon van Bekelaer, Doel van den Loe, Jan de Herkenssoon, Willem van Crunssert en Willem die brouwer. Medebezegelaars: Hendrick Dickbier, heer van Mierlo, en Jan de Roover.
29 1429 april 27 "vicesima septima die mensis aprilis feria quarta post dominicam qua canitur cantate anno Domini millesimo quadringentesimo vicesimo nono"

Henricus Dickbier, heer van Mierlo, belooft afstand te doen van de goederen die hij aan Johannes Dickbier van Mierlo verkocht heeft, te weten het kasteel van Mierlo met de bijbehorende goederen, de hoge en lage heerlijkheid van Mierlo, de warande, leenmannen, keurmeden, grondcijnzen, grondschat, visserij, het vergevingsrecht van beneficies, gruitgeld en hopgeld, de windmolen te Mierlo, de molen te Coll en Wetten met visrecht, welke zijn vader Henricus Dickbier bezat. Voorts een hoeve genaamd 't Hoffgoet bij het kasteel van Mierlo, de hoeve genaamd 't goet ten nieuwen huys, enige percelen land, een weide genaamd die Parrick bij de Houtse dijk, alle huizen en kamers die Henricus Dickbier te 's-Hertogenbosch bezit, zijn aandeel in het kasteel van Baarlo in het land van Kessel, in drie hoeven en een molen aldaar en in het vergevingsrecht va
n de kerk van Baarlo. Getuigen: Jacobus de Wyel en Godefridus de Erpe, schepenen te 's-Hertogenbosch.
30 Leuven 1429 mei 3 "in ons borch van Louven drie daagen in mey in 't jaar ons Heeren duysent vierhondert en negenentwintigh"

Philips, hertog van Brabant, verklaart dat voor hem en Emont van Emmickhoven, meester van Chantrain, Jan van Wittam, heer van Boutersem, Jan Keynoege, Matheux van den Meldert geheten van Ricknigy, Rolof Braux en Willem Jans, leenmannen, Hendrik Dickbier, heer van Mierlo, aan zijn broer Jan Dickbier het dorp Mierlo, de heerlijkheid c.a. heeft overgedragen zoals Hendrik van Mierlo en heer Otto van Cuyck deze in leen hielden, alsmede de molen van Coll.
31 1437 december 13 "in 't jaer ons Heeren 1437 op sint Luciendach"

Jan Dickbier, heer van Megen en Mierlo, verklaart dat de gemene buren van Mierlo hem een authentiek afschrift van een akte verstrekt en kosten vergoed hebben, waarop hij hen de boeten wegens het beheer van gemene gronden heeft kwijtgescholden.
32 1441 augustus 21 "vigesima prima die mensis augusti anno Domini millesimo quadringentesimo quadragesimo primo"

Henricus Dicbier, heer te Mierio, had aan Gerardus Scilder een rente van zes malder rogge verkocht ten laste van het goed ter Eerborne en het goed ten Nuwenhuys in de parochie Mierio, ten laste van percelen tussen de kerk en het kasteel aldaar, de windmolen, de watermolens te Coll en Wetten, zeven bunder weiland aan die Vloet bij de plaats geheten Pric, stenen huizen aan de Markt en de Carstraet te 's-Hertogenbosch. Nadien verkocht Henricus Dicbier voorts een rente van acht malder rogge ten laste van de percelen tussen kerk en kasteel, de twee watermolens, de zeven bunder weiland en de stenen huizen. Daarop verwierf Henricus de Broechoven, schoonzoon van wijlen Willelmus genoemd Back, beide renten van Gerardus Scilder. Derhalve verscheen nu Henricus genoemd de Baex, echtgenoot van Margaretha, dochter van wijlen Henricus de Broechoven, en verzocht Henricus Dicbier de rechtstitels te bekrachtigen.
Getuigen: Johannes Monix en Willelmus Loyer, schepenen te 's-Hertogenbosch
33 1453 juli 7 "in 't jaer ons Heren dusent vierhondert drie ende vijftich des naesten saterdages na sunte Martijnsdach translatio"

Gheryt uten Weerde Janszoon en Agniese van Tiele, zijn echtgenote, verklaren aan Gheryt Vaeck een huis, bewoond door Roelof Janszoon, en vier morgen akkerland op die Slaghe onder Maurik verkocht te hebben.Borgen namens de verkopers: Gheryt van Eek Dyrckzoon en Gheryt uten Weerde Evertszoon.
34 1460 maart 6 "in den jare der geboerten ons Heren doe men screeff dusent vierhondertvijftich ende negen den sesten dach in mert"

Jan Mertenssoen, Dirck Janssoen van Roeyecker, Maes Maes Persoenssoen, Claes Jan Mijssoen, Willem Geryt Steenbeckers soen, Jan Art Vestartssoen en Jan Gadert Sheren, schepenen te Mierlo, verklaren dat Peter Geryt Claessoen aangenomen heeft gedurende zes jaren de afkoopsommen van de hofdiensten van Jan, graaf van Megen en heer van Mierlo, te innen. Borgen: Jan van Berlaer en Godert die Broechuyer.
35 1462 februari 19 "in den jaer naer der gebuirten desselven duisents vierhondert ende tweeendtsestich in der thienden indictien des frijdaechs die thiene der maent februarii"

In aanwezigheid van notaris Wolterus Werners van der Carsborch, Gelis van der Laewijck, Willem Hollandtt en Henrick van Oy, kanunniken en pastoors van de kerk van Eist en de getuigen Derick van der Lauwick, knaap van wapen, en Kerstken Daemssoen keurt Johan in gen Nuwelandtt, knaap van wapen, de stichting van vier prebenden door wijlen zijn oom Gelyss in gen Nuywelandtt goed. Gelyss en zijn echtgenote Elisabeth hadden tot stichting der vier prebenden een rente van honderd Rijnse gulden geschonken ten laste van het huis geheten datt Nuwelandtt, percelen op die Oesteringen, in de Kalvercamp, Hugencamp, Lynderbroick, opten Vergaert, in den Boenkempken, Wirrenborch, Distelcamp, dat lange Nulandtt, den groten camp, dat Tripvelt en de Hogenhoff en voorts een rente van honderd Rijnse gulden ten laste van het huis de Bredeler,
percelen bij de Koeweyen en onder Boirgaem. De schenking vond destijds plaats ten overstaan van Ott van den Stade, richter en ambtman in de Overbetuwe, Willem van Ghentt, heer van Wolferen, en Herman van Wijhe, gerechtslieden. Gelyss had voor de vier prebenden Arndtt van der Lauwich Jordaenssoon, Willem in gen Nulandt Derixsoen, Berndt van Brummen en Oth van Lenth voorgedragen, waarna Oth van Lenth trouwde en Johan in gen Nuwelandtt hem verving door Roelof van der Lauwick Arndssoen.
36 1462 maart 23 "in den jaer ons Meeren duisendt vierhondertt twee ende tsestich des drieëndtwintichsten daeghe der maent meerten"

David van Bourgondië, bisschop van Utrecht, verklaart dat hij op verzoek van Johan in gen Nyuwlandtt de stichting van vier prebenden goedgekeurd heeft en dat hij deze aan Arndtt van der Lauwick Jordaenssoon, Willem in gen Nyewlandtt Derixsoen, Bernt van Brummen en Roeloff van der Lauwick Arndtsoen vergeven heeft.
37 1462 november 24 "in den jaere der geboerten ons Meeren doe men schreeff duysent vierhondert ende twee ende sestigh op synte Katelijnenavont"

Johan, graaf van Megen, heer van Mierlo, ridder, schout, schepenen, gezworenen en de meeste ingezetenen van het dorp Mierlo verklaren concessie tot het afgraven van turf gedurende veertien jaar op een perceel moergrond gelegen op Luchgen verleend te hebben aan Aert, Jan en Goyart Cuylmans, Hanrick van Enckevoert, Heymerick van Nawehuys, Geryt Stenbecker, de rentmeester Willem van Hoven, Willem Stenbecker, Rut Slangrijt, Heyn Wyllems, Jan Vestart, Jan Gobbels, Aert Oems, Jan Mijs, Goyart Pauwels van Varle, Maes van Haeswinckel, Jan Peter Beckss, Wyllem Staels, Willem Dirck Luyensoen, Geles van der Hoffstadt, Jan Wijmensoen, Huyb Meertens, Ghijsbrecht van de Wolsberge, Jan Stockelman Wouterssoen en Aert Kijns.
Bezegelaars: Johan, graaf van Megen, heer van Mierlo, en de schepenen van Mierlo te weten Jan Martenssoen, Hanrick Peterssoen van der Donsschot, Aert Maes Persoenssoen, Wyllem Peterssoen van den Hove, Jan Aert Vestartssoen, Hanrick Willem Hanricxsoen en Gerit Janssoen van der Donck, met het gemene schependoms- en dorpszegel.
38 1475 juni 8 "anno a nativitate Domini millesimo quadringentesimo septuagesimo quinto... mensis junii die octava"

Johannes de Megen, heer van Mierlo, ridder van het hertogdom Brabant, en Herberga, zijn echtgenote, enerzijds en Johannes de Varlar, priester, anderzijds, sluiten in aanwezigheid van de getuigen Fredericus Talloudt, Henricus de Ponte, Johannes Caulman en Johannes de Megen, notaris, een overeenkomst tot stichting van een kapellanie in het kasteel te Mierlo. Johannes de Megen stelt een hoeve aan die Haegstellinge en twee lopen land ter beschikking, terwijl Johannes de Varlar enige grondrenten schenkt.
39 1475 juni 10 "opten thienden dach in der maent junio in 't jaer ons Heren dusent vierhondert vijve ende tseventich"

Jan van Meghen, heer van Mierlo, verklaart dat hij aan Jan van Vaerlaer, priester, rector van de kapel in het kasteel te Mierlo, vrijdom van belastingen heeft verleend, zoals zijn dienaren en personeel die genieten.
40 1476 juli 27 "opten 27sten dagh der maent van julii in 't jaer ons Heeren duysent vierhondert sesentseventigh"

Jan die Gruyt, Jan Vestardt, Willem Henricx, Herman van der Donschot, Arnt Kynts, Rutger Jan Ruttensen, Aert Aerts 's Costerssoen, schepenen, Jan die koster Willemsen, Willem Martensen, Wynrick van Rode, gezworenen, Jan Rovertsen van Hasewinkel, Jan van de Horck en Cornelis Roeffs, kerkmeesters, Jan Vesters en Daniel Daems van Someren, heiliggeestmeesters, en de gemene buren van het dorp Mierlo verklaren met toestemming van Johan van Megen, heer van Mierlo, verkocht te hebben aan Keve, weduwe van Wouter van der Rullen, en hun dochter Heylwich, weduwe van Jan Bolck alsmede aan de hen opvolgende bezitters van de hoeve geheten 't goet te gasthuis onder Hout, het recht tot gebruik van de gemene gronden geheten Dorpsgoor gelegen tussen Helmond, Heersel en Stipdonk.
41 1482 mei 11 "in den jaer ons Heeren dusent vierhondert tweentachtich opten elfsten dach in den meye"

Henrick die Vroide, prior van het Kartuizerklooster buiten 's-Hertogenbosch namens het klooster en namens Aleyde, weduwe van Aernt van Herlair, ridder, enerzijds en Walraven Pieck, ridder, heer te Wolffsweerdt, Ott Pieck van Ackoy, gebroeders, en hun zuster Adriana van Erp, weduwe van Gayart van Erp, anderzijds verklaren hun onderlinge geschillen over de schenking en het testament van Aert van Herlaer en Aleyd ten behoeve van het Kartuizerklooster ter arbitrage te hebben voorgelegd aan Anthonis van der Plancken, abt van het klooster Mariënweerd, Walraven Pieck, ambtman te Beesd en Rhenoy, en Arnt in gen Nuyelant, proost van het klooster Mariënweerd. De scheidslieden bepaalden dat na overlijden van Aleyd het Kartuizerklooster, Walraven Pieck, Ott Pieck en Adriana van Erp 96 morgen land onder Rhenoy, veertien morgen onder Beesd en het land onder Ackoy zullen verdelen.
42 1487 oktober 4 "in 't jaer onsers Meeren duisent vierhondert sevenentachtentich op sint Franciscusdaech confessoor"

Joannes Portkens, richter, Sibricht Knoups en Matthijs Schriver, laten der voogdij te Roermond, verklaren dat Heilwich Kellermans twee percelen in de Weerd tot onderpand heeft gesteld wegens een grondrente van elf malder rogge die zij aan Johan Gaent en Jutte had verkocht ten laste van het goed te Meienborg of Kellermanshof onder Haelen, welk goed van het klooster Sint Elisabethsdal te Nunhem in leen wordt gehouden.
43 1497 mei 5 "quinta die mensis maii feria sexta post dominicam qua cantatur vocem anno Domini millesimo quadringentesimo nonagesimo septimo"

Nadat Egidius de Baex, zoon van wijlen Henricus en Margaretha, dochter van Henricus genoemd de Broichoven, een rente van zes malder rogge ten laste van 't goet van Eertborne en 't goet van Nuwenhuys in de parochie Mierlo, de windmolen van Henricus Dicbier aldaar, de watermolens te Coll en Wetten, ten laste van zeven bunder weiland bij die Vloet bij de plaats geheten Perrick, stenen huizen met kamers aan de Markt en de Kerstraet te 's-Hertogenbosch, welke rente Henricus de Broichoven had verworven van Gerardus Scilder, had overgedragen aan Henricus Hermanszoen van Deventer, droeg tenslotte genoemde Henricus Hermanszoen deze rente over aan Willelmus de Achel, zoon van wijlen Gerard.
Getuigen: Anthonius Spierinc en Martinus de Campen, schepenen te 's-Hertogenbosch.
44 1499 mei 27 "in den jaere der geboorten ons Heeren duysent vierhondert negenentnegentich... opten 27sten der maent mey"

Voor notaris Gerardus Heeven en de getuigen Stamelaert Aert Wouters, Jan van Hersel, Willem Dircx en Jan Wouters Vesters, verklaren Jan Scomeker, Rutger Meeren, Wilm van Enckenvoort, Aert Vernoit, Aert van den groote Eeker, Wouter Verscheuren en Merten Wilms, schepenen te Mierlo, Dirk Tijs Jan Wilms, Hendrick Versantvoort, Groyert Gobbels, Marten van den Sijne, gezworenen van het dorp Mierlo, Leenert Gobbels, Jan die.. onck, kerkmeesters, Jan van den Weyer, Claes Vereycken, heiliggeestmeesters, alsmede Jan van den Vennedonck en Bentvelt Isask de koster en vele anderen met de ingezetenen van het, dorp Lierop, te weten Jan Dircx, Jan Helden, Huyp Leenaerts, Jan van den Bereven, Jan Bruyste van Eynd, Jan Kuysters, schepenen te Lierop, Heyn van Moersel, Peter van den Bergen, gezworenen, Jan Tielen, Gedrit de Cremer, kerkmeesters, Jan van de Eynd, Marcelis Verhoeven, heiliggeestmeesters, alsmede Daniel die Vercker, Mattheus Heuvelmans, Aert van Bree, Jan Verdonschot, Jan Bollen en vele anderen, ter vermijding van verdere geschillen een overeenkomst te hebben gesloten aangaande de Luggendonck. Vanaf een lijn tussen Egelromsputten en de molen van Stipdonk zullen naar de kanten van Mierlo en Lierop vijftien roeden grond niet afgegraven worden
laatste wijziging 08-06-2016
1.265 beschreven archiefstukken

Kenmerken

Datering:
1386-1896
Auteur:
G.H.A. Venner
Inventaris:
Inventaris van het archief van de familie de Heusch, later van Scherpenzeel Heusch 1386-1896. Inventarissenreeks RAL 44 (Maastricht 1989)
Categorie:
laatste wijziging 08-06-2016
1.265 beschreven archiefstukken