Uw zoekacties: Kapittel van Sint Salvator te Susteren, 1312-1802

14.B005 Kapittel van Sint Salvator te Susteren, 1312-1802 ( Historisch Centrum Limburg, te Maastricht )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
1.1. Historische inleiding
14.B005 Kapittel van Sint Salvator te Susteren, 1312-1802
1. Inleiding
1.1.
Historische inleiding
In het archief van het kapittel berusten geen bescheiden betreffende de oude Benedictijnse abdij. De hiervoor genoemde koningsoorkonden, die summiere inlichtingen over de geschiedenis van Willibrord's klooster verschaffen, zijn slechts in afschrift bekend. Zij zijn neergeschreven in het liber aureus te Gotha en het liber aureus van de abdij Prüm in de stadsbibliotheek te Trier. Het oudste document van het kapittelarchief te Susteren daarentegen is een charter uit het jaar 1312, in welke periode het Benedictijnse klooster reeds in een wereldlijk stift was omgezet. Over de zorg van het kapittel voor de archieven is slechts weinig bekend. Eigenlijk heeft alleen het-reeds eerder beschreven-autocratische optreden van abdis Adolpha van Reuschenberg enige inlichting opgeleverd. Het eigenmachtige bestuur van deze abdis uitte zich ook in het verzuim de bescheiden van het kapittel, en met name de registers, waarin de inkomsten werden opgetekend, in het archief te deponeren. Teneinde een herhaling van deze handelwijze te voorkomen legden de kanunnikessen n de nieuwe statuten van het jaar 1626-opgesteld na de dood van abdis Adolpha-de toekomstige abdissen de plicht op alle documenten 'in archiva capituli' te bewaren. Over de lotgevallen van het kapittelarchief na de komst van de Fransen in 1794 bestaan verschillende versies. Vast staat, dat het leeuwendeel der archivalia sedert het einde van de achttiende eeuw spoorloos is. De Sittardse archivaris M. Jansen, die rond 1880 een poging ondernam de verblijfplaats van het archief te achterhalen, vernam uit de mond van bejaarde inwoners van Susteren, dat de rentmeester van het kapittel, J.L. Backhaus, het archief bij de komst der Fransen in de oven van een bierbrouwerij te Susteren had laten verbranden.
Volgens ooggetuigen zou dit drastische auto-da-fe twaalf dagen geduurd hebben hetgeen-als het bericht tenminste op waarheid berust- op een zeer omvangrijk archief wijst. In elk geval konden de Franse autoriteiten bij de confiscatie der bezittingen van het kapittel in september 1802 slechts de hand leggen op een zeer schamel restant: twee pachtregisters, één cijnsregister en vier registers betreffende de vicarieën in de collegiale kerk. Uiteraard nam de overheid niet zonder meer genoegen met deze schamele oogst. Het was immers een meer voorkomend verschijnsel, dat met liquidatie bedreigde geestelijke instituten hun archivalia lieten verdwijnen, teneinde de nationalisatie van hun bezittingen te bemoeilijken. De prefect van het Roerdepartement-waartoe Susteren behoorde-schreef dan ook een brief aan prinses Clementine van Hessen, ci-devant abdis van het kapittel, waarin hij haar dreigde met intrekking der toegekende pensioenen, wanneer de archivalia van het voormalige kapittel niet werden uitgeleverd. Clementine repliceerde, dat het archief zich in handen van de rentmeester J.L. Backhaus moest bevinden. Deze beweerde echter, dat het archief naar gene zijde van de Rijn getransporteerd was, terwijl ex-kanunnik J.H. Backhaus de verantwoordelijkheid in de schoenen schoof van de-inmiddels overleden-kanunnikes Maria Brenke zu Wever. Zij zou, toen zij vlak voor de komst der Fransen naar Duitsland vluchtte, het archief hebben meegenomen, dat vervolgens bij het bombardement van Dusseldorf in vlammen zou zijn opgegaan.
Deze tegenstrijdige uitlatingen werden door de overheid beantwoord met huiszoekingen bij verschillende oud-kanunniken te Susteren (1806). Het resultaat was echter nihil. Een herhaling in 1813 bracht tenslotte bij enkele oud leden van het kapittel een-niet omvangrijk-aantal documenten te voorschijn. Tezamen met de in 1802 geconfisqueerde archivalia werden zij in het archief van het Roerdepartement gedeponeerd en na de Franse tijd in het Staatsarchiv te Dusseldorf. Bij de archiefruil van 1926 tussen Pruisen en Nederland zijn zij tenslotte naar het rijksarchief in Limburg te Maastricht overgebracht. Dat het hier slechts een fractie van het oorspronkelijk kapittelarchief betrof, blijkt wel uit de beschrijving van de aanwinst in de Verslagen omtrent 's rijks oude archieven, waar de omvang der stukken aangeduid wordt met 'twee pakken'. In de loop van de negentiende eeuw (± 1870) constateerde historicus J. Habets, dat zich in het parochiearchief te Susteren documenten van het kapittel bevonden: een aantal charters, de statuten van 1348, 1579 en 1626 en een hoop losse stukken, voornamelijk handelend over de financiële aangelegenheden van het kapittel in de achttiende eeuw. Hieruit kan geconcludeerd worden, dat in ieder geval niet alle archivalia aan de-waarschijnlijke- vernietiging zijn prijsgegeven, maar dat een aantal historisch waardevolle of financieel actuele stukken opzettelijk is gespaard en voor de confisquerende hand van de overheid verborgen gehouden.
In 1968 besloot het kerkbestuur van Sint-Amelberga te Susteren de in het parochie-archief berustende archivalia van het kapittel in bruikleen af te staan aan het rijksarchief in Limburg te Maastricht. De gedeponeerde archivalia zijn te Maastricht verenigd met de aldaar reeds berustende bescheiden van het kapittel, in één inventaris beschreven en doorlopend genummerd. Teneinde duidelijk aan te geven welke stukken rijkseigendom zijn dan wel eigendom van het kerkbestuur van Sint-Amelberga is in de inventaris achter elke beschrijving ofwel een r geplaatst (rijkseigendom) ofwel een k (eigendom van het kerkbestuur). Verder zijn vermeld dat ook andere afgedwaalde stukken in het kapittelarchief zijn teruggeplaatst. Uit de aanwinsten, genoemd in de Verslagen omtrent 's Rijks oude archieven, zijn twee tot het kapittelarchief behorende registers gelicht en weer op hun oorspronkelijke plaats teruggebracht: zie inv. no: 197 en 542. Uit de archieven, door A. d' Hoop beschreven in zijn Inventaire général des archives ecclésiastiques du Brabant, tome V, Etranger, zijn de nummers 18762-18771 weggenomen en in het kapittelarchief geplaatst. Voor de oude en nieuwe nummering diene de volgende concordans:
18762 = inv.no. 276
18763 = inv.no. 298
18764 = inv.no. 316
18765 = inv.no. 210
18766 = inv.no. 211
18767 = inv.no. 207
18768 = inv.no. 203
18769 = inv.no. 482
18770 = inv.no. 490
18771 = inv.no. 567
Twee van deze uit de inventaris van A. d' Hoop gelichte nummers behoren strikt genomen niet tot het kapittelarchief. Het ene (inv. d' Hoop no. 18769-inv. Susteren no. 482) bevat het proces-verbaal tot confiscatie van de kapittelgoederen, opgesteld door de met de inbeslagname belaste ambtenaar van het Roerdepartement (1802). Het andere (inv. d' Hoop no. 18770-Susteren no. 490) bevat stukken betreffende een op last van de prefect van het Roerdepartement ingesteld onderzoek naar verduistering van kapittelgoederen geplaagd door de oud-kanunniken Joors en Backhaus (1806-1807). Deze archivalia horen naar alle waarschijnlijkheid thuis in het archief van het Roerdepartement, dat zich te Dusseldorf bevindt. Om praktische redenen werd desalniettemin besloten ze in deze inventaris op te nemen en wel-samen met andere stukken van na de opheffing van het kapittel-in een aparte afdeling van het kapittelarchief, getiteld: liquidatie van het kapittel. Bij de bewerking van het archief werden geen sporen van een oude orde teruggevonden. Derhalve werd ten behoeve van de inventaris een schema opgesteld, dat berust op de organisatie en de werkzaamheden van het kapittel, zoals deze uit de stukken naar voren treden.
Het archief van de mankamer van het kapittel en de archieven van aan het kapittel onderhorige kerken en altaren (parochiekerk te Susteren, kapel van Sint-Stephanus te Dieteren en het altaar in het gasthuis te Susteren) werden apart beschreven. Dit geschiedde ook met de stukken, behorend tot het archief van de landdeken van Susteren, welke in het kapittelarchief zijn terechtgekomen, omdat de functie van landdeken dikwijls door de pastoor van Susteren is bekleed. Van een achttal stukken kon niet met zekerheid worden vastgesteld, of zij tot het kapittelarchief behoorden en zij zijn derhalve achter de inventaris bijeen geplaatst. Ter afsluiting van deze uitgave werd een lijst opgenomen met regesten van de oudste oorkonden van het kapittel (1312-1400). Van de latere oorkonden zijn geen regesten vervaardigd, aangezien zij grotendeels eigendomsbewijzen zijn van aan het kapittel toekomende renten en pachten, welke voor de kennis van de organisatie en geschiedenis van het kapittel niet van overwegend belang zijn. Tenslotte zij erop gewezen, dat in de charters van de veertiende eeuw de term kapittel niet voorkomt. Er wordt steeds gesproken over het convent of de abdij te Susteren. In de regesten is aan deze oorspronkelijke benamingen vastgehouden.
1.1.1. Literatuurlijst
1.2. Geschiedenis van het archief
Verantwoording van de inventaris
Gebruikershandleiding
Regesten
13 1358 september 1 "Datum anno a nativitate Domini millesimo trecentesimo quinquagesimo octavo, prima die mensis Septembris"

Agnes de Beechoven, abdis van het convent te Susteren, oorkondt, dat zij de volgende testamentaire beschikkingen heeft getroffen: van alle renten in natura en geld, die Johannes de Houtheym haar schuldig is, schenkt zij de helft aan haar opvolgsters in de abbatiale waardigheid en de andere helft aan de rector van het altaar van Sint-Paulus in de kerk te Susteren. Verder maakt zij legaten voor dekanes Aleydis de Opheym; Johannes de Eghte; Elisabeth de Boschusen; Agnes de Nova Domo; Katharina de Vorendale; Beatrix de Gracht; Hildeswindes de Ritersbeke; Meyna de Boschusen; haar dienaren Gerardus, Petrus en Fredericus; haar dienares Emmela, vrfouw van Hermannus; Johannes de Insula; Petrus de Ponte; Giso de Aetsighen; frater Hermannus de Belisia; frater Johannes Pepel; frater Prent; predikheer; frater Gerardus de Ruremunde, predikheer; frater Wilhelmus de Enden, minderbroeder; frater Henricus de Duesborgh; frater Johannes de Ossendorpe; Johannes de Sancto Dyonisio, priester; de begijnen Oda de Geylken en Barbara; Heylwigis dse Papenhoven; Johannes Buesrogghe; Beatrix de Palude; het convent van Sint-Clara te Keulen en anderen. Verder legateert Agnes de Beechoven al haar onroerende goederen aan het convent te Susteren, op voorwaarde, dat jaarlijks aan de rector van het altaar van Sint-Paulus te Susteren een rente uitgekeerd zal worden van twee malder rogge en aan de met het luiden der klok, het onderhouden van het vuur en het schoonhouden van het klooster belaste vrouw een rente van vier malder rogge.Ook haar roerende goederen, in of buiten het klooster te Maastricht en in haar hoeven te Putte, Beechoven, Papenhoven en Schaebrucke schenkt de erflaatster aan het convent te Susteren behoudens de in het testament gestipuleerde legaten

Kenmerken

Datering:
1312-1802
Auteur:
J.A.K. Haas
Inventaris:
Inventaris van de archieven van het kapittel van Sint Salvator te Susteren. Inventarissenreek RAL 2 (Maastricht 1971)