14.A002C Officialaat, de kerkelijke rechtbank van het eerste bisdom Roermond, 1599-1797 ( Historisch Centrum Limburg, te Maastricht )
14.A002C
Officialaat, de kerkelijke rechtbank van het eerste bisdom Roermond, 1599-1797
Inventaris in PDF-formaat
U treft hier de volledige inventaris in PDF-formaat aan. Daarin zijn de bijlagen I tot en met V opgenomen. De namen van de partijen in de tafels I en II werden in één naamindex opgenomen (bijlage III). Deze verwijst eveneens naar de procesnummers. De namen werden in zekere mate geüniformeerd. Teneinde ook snel processen per plaats te kunnen opsporen werd een plaatsnamenindex (bijlage IV) vervaardigd die gebaseerd is op de woonplaats der partijen of de parochie waaraan het betreffende beneficie was gerelateerd. Bijlage V bevat een trefwoordenindex van de processen in eerste aanleg en in hoger beroep.
laatste wijziging 29-07-2017
441 beschreven archiefstukken
370 gedigitaliseerd
totaal 82.770 bestanden
Inleiding
Geschiedenis van het archief
14.A002C Officialaat, de kerkelijke rechtbank van het eerste bisdom Roermond, 1599-1797
Inleiding
Geschiedenis van het archief
In 1625 stelden de bisschoppen van de Mechelse kerkprovincie statuten op aangaande de samenstelling van het officialaat, de taken van de functionarissen en de procesgang. Deze statuten die de snelle afdoening van zaken beoogden, bevatten eveneens bepalingen over de registratuur en de zorg voor het archief. * De officiaal diende een register bij te houden van alle ambtshalve aangespannen zaken, waarin voornaam en achternaam van de gedaagde, het onderwerp en de datum van de dagvaarding werden genoteerd. Elke drie maanden moest hij in overleg treden met de zegelaar, de advocaat-fiscaal, de griffier en de promotores om door vergelijking van hun registers vast te stellen in welke staat de diverse processen zich bevonden, met andere woorden om de voortgang te controleren. Ook de promotor moest een register bijhouden met de naam en voornaam van de delinquenten, hun parochie en de aard van hun overtreding. *
De griffier schreef en ondertekende de dagvaardingen, de akten betreffende gerechtelijk beslag, de decreten en vonnissen, kortom alle stukken die op naam van de officiaal werden uitgevaardigd. Hij registreerde alle rechtshandelingen en zorgde voor de goede bewaring van de ingediende stukken. Hij moest zijn teksten zakelijk houden zonder overbodige uitweidingen. In een afzonderlijk register diende hij de interlocutoire vonnissen en sententies te schrijven. * De statuten zagen ook op de advocaten. In hun geschriften dienden zij de waken voor beledigende uitlatingen, onnodige herhalingen, overbodige stellingen of het citeren van rechtsregels en rechtsgeleerde auteurs. * De stukken dienden in de Latijnse taal te worden ingeleverd (latino idiomate scriptum). Het onder ede afleggen van verklaringen moest evenwel in de volkstaal (vulgari idiomate c.q. vernacula…lingua) geschieden. * Bij het aftreden of overlijden van functionarissen van het officialaat dienden alle bescheiden betreffende de geestelijke rechtspraak in het woonhuis of sterfhuis te worden verzegeld, geïnventariseerd en uiteindelijk naar het archief te worden overgebracht. *
Aparte registers van de officiaal en de promotor, zoals in de statuten vermeld, zijn in het archief van de officiaal niet aanwezig. Het oudste rolregister dateert van 1599, het oudste protocol van interlocutoire vonnissen en sententies van 1656. Beide werden bijgehouden door de griffier. Vele delen uit deze twee series, met name uit de achttiende eeuw, zijn verloren gegaan. In 1658 was er bovendien nog een “liber procurationum” waarin de volmachten van partijen waren geregistreerd. Vóór 1658 was zo’n apart register kennelijk niet voorhanden, aangezien volmachten over de jaren 1631-1657 in de rolregisters zijn ingeschreven. * Een besluit van de bisschop van 20 januari 1690 over de verplichte eedsaflegging door advocaten en procureurs was geregistreerd in het eveneens niet meer aanwezige protocol van beslissingen van het officialaat. *
Parallel aan de serie vonnisregisters zijn sinds oktober 1656 de op losse bladen geschreven minuut-vonnissen bewaard gebleven. Deze minuut-vonnissen werden na inschrijving in het register dus niet vernietigd. Zij werden in de vorm van een lias - een hoeveelheid stukken die door een koord aaneengeregen is - in chronologische volgorde bewaard. De minuut-vonnissen van vóór oktober 1656 werden niet chronologisch in liasvorm bewaard. Zij werden in de procesdossiers aangetroffen. De procesdossiers zelf werden in ieder geval in het begin van de achttiende eeuw in chronologische volgorde per jaar gerangschikt. *
De stadsbrand van Roermond van 31 mei 1665 die vrijwel het gehele bisschoppelijke archief heeft vernietigd, is gezien de bewaard gebleven registers en procesdossiers van vóór 1665, niet zo fataal geweest voor het archief van het officialaat. Niettemin moeten er stukken verloren zijn gegaan. In augustus 1665 wendde Conrardus Wijnandts zich tot de officiaal. In zijn proces tegen Joannes Bormans had hij stukken ingediend bij de officiaal die verbrand waren. Hij verzocht nu om de verbrande stukken te mogen vervangen door minuten en afschriften die hij nog bezat, en de tegenpartij te gelasten hetzelfde te doen. De eerste processtukken van dit dossier daterend van vóór 31 mei 1665, zijn inderdaad afschriften. *
De stukken die door de griffier zijn opgesteld en ontvangen, zijn in principe in het Latijn geschreven. In de processen van Wolffart Idelet tegen Rogier de Moor, pastoor te Weert, uit 1654 en van Henricus Hermsen tegen Mechtildis Reyners uit 1739 werden de eis respectievelijk een rekest in het Nederlands ingediend. Volgens de gedaagden was dat in strijd met de wijze van procederen. Marie Joseph de Renaud diende in 1695 een rekest in het Frans in bij de bisschop. De bisschop verwees door naar de officiaal. De gedaagde, de graaf van Varo, liet in een rescriptie weten dat een rekest in het Frans in strijd was met de praktijk van het officialaat. * Het procesdossier van Joannes de Wildt contra Gerard Alberts uit 1664-1666 bevat evenwel processtukken in het Nederlands. * Zeker vanaf het einde van de zeventiende eeuw werden getuigenverhoren van leken in het Nederlands genoteerd. In de achttiende eeuw startte de conclusie van eis van de promotor met een Latijnse alinea en werd afgesloten met een strafvordering in het Latijn, maar het tussenliggende feitenrelaas waarop de vordering was gebaseerd, was in het Nederlands geschreven.
Over de lotgevallen van het archief van het officialaat na de opheffing van deze rechterlijke instelling in of kort na 1797 weten wij tot ver in de negentiende eeuw niets. Het archief ontsnapte in ieder geval, zoals ook het archief van de bisschop, aan de “préposés au triage des titres”. Daarmee worden drie ambtenaren bedoeld die in Maastricht, de hoofdplaats van het departement van de Nedermaas, in de jaren 1798-1799 doende waren met het schiften van de in beslag genomen archieven van opgeheven, met name kerkelijke instellingen. Hun werkzaamheden leidden tot de vernietiging van vele archiefbescheiden. * In 1874 bleek het archief van het officialaat, evenals de archieven van de bisschop en het kathedrale kapittel, te behoren tot de nalatenschap van Charles Guillon. Charles Guillon was in 1811 te Roermond geboren waar hij sinds 1843 het ambt van notaris uitoefende. Hij was lid van de gemeenteraad en van 1855 tot 1868 lid van Provinciale Staten van Limburg.
Hij had een veelzijdige historische belangstelling en hij verzamelde een grote collectie archiefbescheiden, boeken, archeologica en munten, en voorts nog een aantal beeldhouwwerken, kasten en schilderijen. Bij zijn overlijden op 10 november 1873 liet Guillon in zijn huis aan de Swalmerstraat een waar museum na. De collectie archiefbescheiden werd in de tweede week van december 1874 geveild. Het bisschoppelijk archief en het archief van het officialaat werden vrijwel geheel door P.J.H. Russel, docent aan het seminarie te Roermond, voor het seminarie aangekocht. * Slechts enkele charters werden door de gemeente Roermond aangekocht. Zij werden reeds in 1901 na de Roermondse archiefkwestie naar het Rijksarchief in Limburg overgebracht. *
Alle door het seminarie verworven bescheiden bleven daar berusten en konden al spoedig door J. Habets worden benut voor het tweede en derde deel van zijn “Geschiedenis van het tegenwoordig bisdom Roermond”. * Blijkens een brief van J.H.W. Goossens aan Habets van 12 oktober 1890 had laatstgenoemde in de zomer van 1889 de archiefbescheiden in portefeuilles geborgen. Er zou zelfs een afzonderlijke bewaarplaats worden ingericht. “Zij zullen nu, hoop ik”, zo schreef Goossens, “beter bewaard worden als op den zolder waar ze vroeger door elkaar lagen en blootgesteld waren aan de vocht en nog meer aan de langvingerige nieuwsgierigheid”. *
Het archief van de bisschop werd geïnventariseerd door kapelaan H.J. Hanssen (1870-1923). Hanssen startte de ordeningswerkzaamheden waarschijnlijk in de jaren 1897-1903, toen hij kapelaan te Herkenbosch en Roermond was. In het deel van Limburg’s Jaarboek dat in 1897 verscheen, werd de welwillende bemiddeling van Hanssen dankbaar vermeld “aan wien het in orde brengen van ons vrij rijk bisdommelijk archief zoo wél is toevertrouwd”. Naar een dossier in het bisschoppelijk archief werd in een artikel in De Maasgouw in 1918 verwezen, zodat de inventarisatie toen mogelijk was afgesloten. * Hanssen ordende de archiefbescheiden naar onderwerp, niet naar herkomst der stukken. Hij bracht bijvoorbeeld stukken per parochie bijeen. Deze rubrieken omvatten niet alleen stukken uit het archief van de bisschop, maar ook procesdossiers uit het archief van het officialaat over pastoorsambten, kapelanieën en beneficies.
Het aldus uitgedunde archief van het officialaat bleef ongeordend tot de jaren 1942-1944, toen de meeste procesdossiers op fiches werden beschreven door J.M.J.A. Hanssen (1906-1958), docent kerkelijk recht aan het groot seminarie te Roermond en later hulpbisschop. De beschreven fiches waren evenwel niet doorlopend genummerd. Zij bevatten enkel een verwijzing naar de portefeuille waarin het procesdossier was geborgen. Binnen de portefeuilles waren de procesdossiers niet door middel van omslagen van elkaar gescheiden. Deze gebrekkige ordening zou bij veelvuldige raadpleging spoedig tot wanorde hebben geleid. Het archief werd echter waarschijnlijk nauwelijks in onderzoek betrokken. De archieven van de bisschop, het officialaat en het kathedrale kapittel werden in 1970 door het bisdom Roermond aan het Rijksarchief in Limburg in bewaring gegeven.
laatste wijziging 29-07-2017
441 beschreven archiefstukken
370 gedigitaliseerd
totaal 82.770 bestanden
Inventaris
laatste wijziging 29-07-2017
441 beschreven archiefstukken
370 gedigitaliseerd
totaal 82.770 bestanden
Regestenlijst
laatste wijziging 29-07-2017
441 beschreven archiefstukken
370 gedigitaliseerd
totaal 82.770 bestanden
Kenmerken
Datering:
1599-1797
Auteur:
G.H.A. Venner
Inventaris:
Inventaris van het archief van het officialaat, de kerkelijke rechtbank van het eerste bisdom Roermond
Uitgave:
Inventarissenreeks RHCL, nr. 4. Maastricht, 2014
laatste wijziging 29-07-2017
441 beschreven archiefstukken
370 gedigitaliseerd
totaal 82.770 bestanden