Uw zoekacties: Rijkslandbouwleraar/Het Rijkslandbouwconsulentschap voor Lim...

07.F02 Rijkslandbouwleraar/Het Rijkslandbouwconsulentschap voor Limburg, 1916-1952 ( Historisch Centrum Limburg, te Maastricht )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Geschiedenis van de dienst
07.F02 Rijkslandbouwleraar/Het Rijkslandbouwconsulentschap voor Limburg, 1916-1952
Inleiding
Geschiedenis van de dienst
De bemoeienis van de overheid met de landbouw begint omstreeks 1800.
In dat jaar werd Jan Kops benoemd tot commissaris voor de zaken van de landbouw. Op zijn verzoek stelde raadspensionaris Schimmelpenninck de Commissies van Landbouw in, die een door Kops ontworpen program ten uitvoer zouden brengen en de regering in alle agrarische kwesties van advies zouden dienen. Op den duur gingen deze commissies echter een schijnbestaan leiden.
Pas na de landbouwcrisis van 1878 gaat de overheid zich weer daadwerkelijk bemoeien met de landbouw. De voornaamste doelen van de overheid waren het regelen van het landbouwonderwijs en het geven van voorlichting.
Er zijn dan in Limburg al drie onafhankelijke instellingen werkzaam ter verbetering van de land- en tuinbouw, namelijk de "Vereeniging tot Bevordering van Land- en Tuinbouw" te Maastricht, de vereniging "Eendracht en Landbouw" te Bingelrade en de "Maatschappij van Landbouw" in Limburg te Maastricht.
Deze laatste Maatschappij, die reeds werd opgericht in 1849, hield zich voornamelijk bezig met het organiseren van veetentoonstellingen, het uitgeven van een maandblad en het organiseren van lezingen door een zogenaamde "wandelleraar".
De voornoemde Maatschappij stuurde ook ieder jaar een verslag betreffende de landbouw in de provincie Limburg naar de minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid, waaronder de landbouwzaken, behalve het landbouwonderwijs, toen ressorteerden en dit verslag werd tot 1896 ook opgenomen in het jaarlijkse "Verslag van den Landbouw in Nederland". * 
De "wandelleraar" van de Maatschappij van Landbouw, die tevens de titel van landbouwconsulent droeg, was in 1894 F.R. Corten.
In de jaarlijkse verslagen van de Maatschappij klaagt hij herhaaldelijk over de geringe belangstelling voor zijn lezingen en het teruglopen van het aantal leden van de Maatschappij, hetgeen volgens hem te wijten is aan de moedeloosheid en onverschilligheid van veel landbouwers door de steeds maar dalende prijzen van de landbouwprodukten.
Deze situatie had een reorganisatie van de Maatschappij van Landbouw in Limburg tot gevolg, maar ook de benoeming van een rijkslandbouwleraar voor de genoemde provincie.
Op 1 juli 1895 werd F.R. Corten, de voormalige consulent van de Maatschappij van Landbouw, genoemd tot rijkslandbouwleraar in de provincie Limburg, waarmee dus ook hier de overheidsbemoeienis begon.
Daar Corten tot 1906 ook direkteur was van de rijkslandbouwinterschool te Sittard, werd deze gemeente ook zijn standplaats. * 
De taken van de rijkslandbouwleraar bestonden in 1895 uit:
a) Het houden van landbouwkundige voordrachten binnen zijn ambtsgebied. b) Het regelen en controleren van de van rijkswege gesubsidieerde proefvelden. c) Het geven van inlichtingen aan de betrokken minister, de commissaris van de Koningin en de burgemeesters in zijn ambtsgebied.
Bovendien werd zijn taak in datzelfde jaar uitgebreid met het uitvoeren van wetenschappelijke proefnemingen. * 
Tot 1898 ressorteerde de rijkslandbouwleraar onder twee departementen; voor landbouw onderwijsaangelegenheden was hij aangewezen op het Departement van Binnenlandse Zaken, afdeling Onderwijs en voor de andere landbouw aangelegenheden op het Departement van Waterstaat, Handel en Nijverheid.
In 1898 werden alle aangelegenheden betreffende de landbouw ondergebracht bij het Departement van Binnenlandse Zaken.
Als de dienst in 1906 ressorteert onder de Directie van de Landbouw van het departement van Landbouw, Handel en Nijverheid, worden de taken van de rijkslandbouwleraar als volgt omschreven:
a) Het geven van adviezen aan de landbouwers. b) Het geven van lezingen binnen zijn ambtsgebied. c) Het aanleggen van proefvelden. d) Het geven van onderwijs, vooral aan landbouwwinterscholen.
Bij het aanleggen van de landbouwproefvelden werd hij bijgestaan door een provinciale commissie van toezicht.
In tegenstelling tot de andere rijkslandbouwleraren, had de rijkslandbouwleraar van Limburg geen toezicht op het lager landbouwonderwijs.
Deze taak was tot de opheffing van de rijkslandbouwwinterschool te Sittard in 1923/24 opgedragen aan de direkteur van deze school. * 
In 1913 is F.R. Corten opgevolgd door C.A.J.M. de Gier, die als leraar verbonden was aan de rijkslandbouwwinterschool te Sittard en onder diens ambtsperiode werd de titel rijkslandbouwleraar in 1920 gewijzigd in die van rijkslandbouwconsulent. De taak bleef hetzelfde.
Inmiddels was wel in 1916 het kantoor van Sittard verplaatst naar Roermond. * 
Ingevolge art. 59 van de Jachtwet van 1923 werd de rijkslandbouwconsulent ambtshalve ook voorzitter van de toen ingestelde wildschadecommissie, met een ambtsgebied dat samenviel met zijn ambtsgebied als consulent.
Na de reorganisatie van de Rijkslandbouwvoorlichtingsdienst in 1937 werden de werkzaamheden van de dienst der voormalige bedrijfsconsulenten ook opgedragen aan de rijkslandbouwconsulenten.
Deze werkzaamheden omvatten de voorlichting op het gebied van rationalisatie van het landbouwbedrijf en voorlichting verstrekken aan de regering ten aanzien van de economische en sociale toestanden op het gebied van de landbouw. * 
Met ingang van 1 mei 1951 werd het rijkslandbouwconsulentschap opgeheven en gesplitst in een rijkslandbouwconsulentschap voor Noord-Limburg en één voor Zuid-Limburg.
Geschiedenis van het archief
Inventarisatie
Bijlagen bij de inleiding
Bijlagen bij de inventaris
Bijlage I: Index op de publikaties van het Rijkslandbouwconsulentschap voor Limburg opgenomen onder inventarisnummer 78
Bijlage II: Lijst van vernietigde stukken in de periode 1970 t/m 1974
Bijlage III: Lijst van vernietigde stukken tijdens de inventarisatieperiode

Kenmerken

Datering:
1916-1952
Auteur:
J.M.A.P. van Gils
Omvang m1:
2,7 meter
Inventaris:
Inventaris van de archieven van de Rijkslandbouwleraar/het Rijkslandbouwconsulentschap voor Limburg, 1916-1952 (Tilburg 1982)
Opmerking:
Uitgegeven door het ministerie van Landbouw, Centrale Afdeling Algemene Secretarie