07.A10 Grenscommissarissen van Rijkspolitie te Heerlen, 1911-1948 ( Historisch Centrum Limburg, te Maastricht )
07.A10
Grenscommissarissen van Rijkspolitie te Heerlen, 1911-1948
Inleiding
Instelling grenscommissariaten van rijkspolitie
07.A10 Grenscommissarissen van Rijkspolitie te Heerlen, 1911-1948
1. Inleiding
Instelling grenscommissariaten van rijkspolitie
Artikel 7 van het verdrag bepaalt dat het overbrengen van uit te zetten personen geschiedt ingevolge een briefwisseling tussen "de voor het overnemingsverkeer aangewezen grens autoriteiten van beide partijen".
Een week na de officiële inwerkingtreding van het Vestigingsverdrag diende de Minister van Justitie bij de Koningin een voorstel tot benoeming in ten aanzien van een viertal politiefunctionarissen. Hij stelde voor hen de titel "Grens commissaris van Rijkspolitie" toe te kennen. *
De Koningin keurde het voorstel goed en benoemde bij Koninklijk Besluit van 8 februari 1907, nr. 65 de grens commissarissen: C.T. Jas, burgemeester van de gemeente Nieuweschans; D. Beunder, commissaris van politie van de gemeente Enschede; B.J.L. Forceville, commissaris van politie van de gemeente Venlo en Ch. de Jongh, onbezoldigd veldwachter van de gemeente Zevenaar. De bezoldiging van de grenscommissarissen werd bij ditzelfde Koninklijk Besluit vastgesteld op vijfhonderd gulden per jaar, met uitzondering van de grenscommissaris te Zevenaar, die aan het grenscommissariaat een volledige dagtaak had en derhalve een salaris genoot van duizend gulden per jaar. *
Toen er ongeveer drie jaar met het Vestigingsverdrag was gewerkt, bleek dat de vier grenscommissarissen het werk eigenlijk niet aankonden.
Het aantal uitzettingen (of uitleidingen) steeg enorm en al spoedig werd duidelijk dat men ook in Zuid-Limburg over een uitleidingsstation moest kunnen beschikken.
Hiertoe kwamen drie plaatsen in aanmerking: Simpelveld, Kerkrade en Heerlen. Intussen was van Duitse zijde bekend geworden dat Aken als vijfde Duitse uitleidingsstation zou worden aangewezen, zodat aan de Nederlandse kant van de grens een nabijliggende plaats moest worden gezocht. Op 19 januari 1911 werd hierover overeenstemming bereikt met Duitsland, met als resultaat dat Heerlen als vijfde Nederlands uitleidingsstation werd aangewezen. *
Een van de overwegingen was de aanwezigheid van een spoorwegverbinding, terwijl men ook al plannen had gemaakt om een rechtstreekse "electrische tramverbinding" tot stand te brengen. *
Als vijfde grensautoriteit werd in Heerlen tot grenscommissaris benoemd de heer W.M.H.H. Erkens (Koninklijk Besluit van 12-7-1910, nr. 116). * Ook van Duitse zijde waren inmiddels alle grensautoriteiten aangewezen. Zij waren gevestigd in Gronau (samenwerkend met Enschede), Emmerich (samenwerkend met Zevenaar), Kaldenkirchen (samenwerkend met Venlo) en Weener (samenwerkend met Nieuweschans). Onder samenwerking moet in dit verband worden verstaan het in het vestigingsverdrag voorgeschreven overleg tussen beide grensautoriteiten met betrekking tot de uitleiding van wederzijdse onderdanen.
laatste wijziging 15-06-2021
47 beschreven archiefstukken
Inventaris
laatste wijziging 15-06-2021
47 beschreven archiefstukken
Kenmerken
Datering:
1911-1948
Auteur:
J.J. Buskes en O. Postuma
Omvang m1:
1,7 meter
Inventaris:
Inventarissen van de archieven van de Grenscommissariaten te Enschedé 1907-1949, Heerlen 1911-1948 en Venlo 1907-1944 (Den Haag 1984)
Categorie:
laatste wijziging 15-06-2021
47 beschreven archiefstukken