Uw zoekacties: Commissie Beheersconflicten te Maastricht, 1948-1953

07.A04 Commissie Beheersconflicten te Maastricht, 1948-1953 ( Historisch Centrum Limburg, te Maastricht )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Om de taak en werkwijze van de commissies beheersconflicten en de noodzaak tot het instellen daarvan duidelijk te maken, is het nodig om eerst een uiteenzetting te geven over het ontstaan en de handelwijze van het Nederlands Beheersinstituut
Ontstaan van het Nederlands Beheersinstituut
Taak en werkwijze van het Nederlandse Beheersinstituut
07.A04 Commissie Beheersconflicten te Maastricht, 1948-1953
Inleiding
Taak en werkwijze van het Nederlandse Beheersinstituut
Het N.B.I. oefende in het bijzonder uit de bevoegdheden, toegekend aan dit instituut in het besluit E 133 en tevens de bevoegdheden van de afdeling Beheer van de Raad voor het Rechtsherstel, daar volgens art. 151 van het besluit E 100 de afdeling Beheer tevens was het Beheersinstituut. Voorts had het N.B.I. nog verschillende bevoegdheden, welke door de Raad en enkele van zijn afdelingen aan het instituut waren gedelegeerd. De belangrijkste onderdelen van de taak van het N.B.I. waren: - Beheer van vermogens van vijandelijke onderdanen/staten. Een ieder die in het bezit was van vijandelijk vermogen of wist waar dit zou kunnen worden aangetroffen, was verplicht hiervan bij het N.B.I. onverwijld aangifte te doen. De vijandelijke vermogens gingen van rechtswege in eigendom op de Staat over (art. 3, lid 1 van E 133). - Beheer van vermogens van N.S.B.-ers en daarmee gelijkgestelden (art.10, lid 2 van E 133) en daardoor de uitvoering van het besluit landverraderlijke organisaties van 1944, Stbl. E 102). In de Nederlandse Staatscourant van 29 november 1945 (nr. 122) werd een opgave gepubliceerd van organisaties en instellingen die met de N.S.B. werden gelijkgesteld. Deze waren: de "Weerafdeling, Germaansche S.S. der Nederlanden, Nationale Jeugdstorn, Nationaal-Socialistische vrouwenorganisaties, Nationaal-Socialistisch ambtenarencorps, Nationaal-Socialistisch Studentencorps, Frontzorg en de Nederlandsche Landwacht" (verordening 110/1943). - Beheer van vermogens van personen, die van hun vrijheid zijn beroofd op grond van een veroordeling wegens, of verdenking van een misdrijf, genoemd in het Besluit Buitengewoon Strafrecht, het Besluit op de bijzondere staat van beleg of het Tribunaalbesluit (art. 6, lid 1 van E 133)
- Benoemen van bewindvoerders voor afwezigen (art. 85, lid 1 en 2 van E 100). Onder afwezigen moeten worden verstaan personen die tengevolge van de oorlog tijdelijk niet vindbaar waren, maar ook de meer dan 100.000 mensen, grotendeels Joden, die in concentratiekampen of in de gaskamers waren omgekomen, zonder dat hun overlijden wettelijk vaststond. Zolang zij niet ingevolge de wet overleden waren verklaard, waren zij, in de zin der wet, "afwezig". Een en ander was bedoeld om te voorkomen dat de vermogens (huizen, bedrijven, goederen) door derden wederrechtelijk in bezit zouden worden genomen (plundering). - Benoemen, ontslaan en schorsen van bestuurders voor rechtspersonen en het nader regelen van hun bevoegdheden (art. 99, lid 1, 2 en 3 van E 100). Het N.B.I. had het recht om personen in hun functie van bestuurder bij enig rechtspersoon te schorsen en te vervangen door andere bestuurders. - Effectuering van verbeurdverklaringen ten laste van politieke delinquenten (op grond van het besluit 27-9-1947, Stbl. H 336). - Uitvoering van de Wet Herstel Vermogensovergang Rijksmarkengebied van 18-7-1947, Stbl. H 251)
Het beheer omvatte in het algemeen de bevoegdheid van het N.B.I. tot: 1. het in bezit nemen, bewaren en beheren van het onder beheer gestelde vermogen, het beheren van handelszaken (en bedrijven). 2. het uitoefenen van alle rechten, voortvloeiende uit dat vermogen, 3. het vervreemden of bewaren van het vermogen, daaronder begrepen iedere daad van vereffening, het geheel of gedeeltelijk stilleggen en sluiten van handelszaken of bedrijven, alsmede het aangaan van regelingen en het sluiten van dadingen (art. 11, E 133). Buiten het beheer vielen in het algemeen de goederen, nader omschreven in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, art. 447, onder 2, 4 en 5 alsmede art. 448, 1e lid onder 1, 2 en 3. Hieronder vallen onder andere bedden, beddengoed, kleding, gereedschappen, "spijs en drank". Voorts kon de onder beheergestelde tot een som van fl. 200,- naar eigen keuze van inbeslagneming uitzonderen: "boeken betrekkelijk tot het beroep van den persoon" en "werktuigen en gereedschappen, dienende tot eenig onderwijs, of beoefening van kunsten en wetenschappen". Tenslotte kon naar eigen keuze worden behouden één koe, twee zwijnen, twee geiten of vier schapen, alsmede "het benodigde stro en voeder voor dat vee gedurende eene maand".
Een en ander had tot gevolg dat de onder beheer gestelde geen enkele zeggenschap meer had over zijn/haar vermogen. Het N.B.I. kreeg dan ook tot taak ervoor te zorgen dat de onder beheer gestelden en hun familieleden van dit beheer niet te zeer de dupe zouden worden. Art. 10, E 133 bepaalde hierover: "Het Beheersinstituut stelt nadere regelen vast, krachtens welke aan personen, wier vermogen onder beheer is gesteld, de bevoegdheid wordt verleend tijdelijk te beschikken over middelen ter voorziening in hun noodzakelijk levensonderhoud en dat van hun gezin, alsmede ter bestrijding van de gewone en dagelijkse uitgaven van hun beroep of bedrijf". De omvang van de taak van het Instituut blijkt onder andere uit het getal van ong. 156.000 afzonderlijke beheren over vermogens en vermogensbestanddelen, variërend van een enkel spaarbankboekje of wat meubilair tot complete inboedels van gezeten burgers (huizen, kunst voorwerpen, effecten etc.) Het N.B.I. kende bij het beheer over vermogens diverse bijzondere vormen van beheer, die vaak samen met andere organisaties werden uitgevoerd. Het beheer van land- en tuinbouwbedrijven bijvoorbeeld geschiedde in samenwerking met de Provinciale Voedselcommissarissen, terwijl bij het beheer van bossen en woeste gronden Staatsbosbeheer werd ingeschakeld. Beheer van binnenvaartuigen werd uitgevoerd door de Commissie Beheer Vaartuigen en als laatste voorbeeld kan worden genoemd het beheer van kastelen, landgoederen etc., bij welk beheer de Nederlandse Kastelenstichting werd betrokken. Het totale vijandelijk vermogen heeft de staat circa fl. 800 miljoen opgebracht, terwijl nog heden ten dage gelden worden geïnd door de afdelingen Privaatrecht en Financiële- en Economische Zaken van het ministerie van Justitie (hierbij valt o.a. te denken aan de uitkeringen van lijfrentes)
Problemen, door het N.B.I. ondervonden bij de uitvoering van de taak
Grondheffing aan vermogensbeheren
Einde van het beheer
Klachten over het N.B.I. en ontstaan van de klachtecommissies
Samenstelling en taak Commissies Beheersconflieten
Opheffing van de commissies
Geschiedenis van het archief en verantwoording van de inventarisatie
Bronvermelding

Kenmerken

Datering:
1948-1953
Auteur:
J.J. Buskes
Omvang m1:
1,2 meter
Inventaris:
Inventaris van de archieven van de Commissies Beheerskonflikten, 1948-1953 (Den Haag 1982)
Categorie: