Uw zoekacties: Provinciaal Bestuur van Limburg, 1814-1926

04.01 Provinciaal Bestuur van Limburg, 1814-1926 ( Historisch Centrum Limburg, te Maastricht )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Historische inleiding
Geschiedenis van het archief
Verantwoording van de inventaris
Gebruikershandleiding
Inventaris
Archief van de directeur de cercle, sous-intendant en arrondissement- (district) commissaris van Roermond, 1814-1850
04.01 Provinciaal Bestuur van Limburg, 1814-1926
Inventaris
Archief van de directeur de cercle, sous-intendant en arrondissement- (district) commissaris van Roermond, 1814-1850
Datering:
1814-1850
Van een archief van een arrondissement ommissie zoals die in het arrondissement Maastricht op de maanden maart tot en met mei 1814 gefungeerd heeft (inv. nrs. 11314 seqq.), is geen spoor te bekennen. Waarschijnlijk is deze commissie voor het arrondissement Roermond, hoewel wel benoemd, nooit in functie geweest (zie mijn dissertatie p. 30). De archieven van de directeur de cercle, sous intendant en arrondissement- (districtscommissaris van Roermond kunnen als een archief beschreven worden, omdat het een doorlopende administratie betreft (in tegenstelling met Maastricht, waar tussen de directeur de cercle en de arrondissement commiwssaris een hiaat van bijna 4 jaar ligt: sept 1814-juli 1818). Wel is de omvang van het arrondissement Roermond en daarmee het bestuur terrein van de arrondissementscommissaris (resp. directeur de cercle etc.), vooral in de eerste jaren na de Franse overheersing, dikwijls en sterk gewijzigd. We doen daarom goed de volgende zeven stadia in het oog te houden: 1. Gedurende de tijd vanaf de aftocht der Fransen (jan 1814) tot 1 aug 1814 blijft het arrondissement Roermond zijn omvang behouden die het in de Franse tijd had, maar de generaliteit landen vallen buiten de bestuur macht van de directeur de cercle. 2. De periode van 1 aug-12 sept 1814: op 1 aug 1814 wordt het gedeelte op de linker Maasoever aan het gouvernement generaal van België overgedragen. De generaliteit landen komen onder de directeur de cercle. 3. De periode van 12 sept 1814-12 mei 1815; ingevolge arrêté van de gouverneur generaal van de Neder- en Middenrijn van 12 sept 1814 houdt de cercle Maastricht op te bestaan. Onder de cercle Roermond valt dan dat gedeelte van het departement van de Nedermaas dat nog onder het gouvernement generaal van de Neder- en Middenrijn hoort, dus het gedeelte op de rechter Maasoever
Daarbij komen de kantons Sittard en Heinsberg, die voordien onder het departement van de Roer hoorden, terwijl de kantons Gulpen en Rolduc van het departement van de Nedermaas worden afgescheiden en bij de cercle Aken van het departement van de Roer gevoegd. 4. De periode van 12 mei-half okt 1815, op 12 mei 1815 neemt Verstolk van Soelen namens de koning der Nederlanden de landen in bezit die tot dusver onder het gouvernement generaal van de Neder- en Middenrijn vielen, maar door het congres van Wenen aan de koning der Nederlanden waren toegewezen. Dit waren in Limburg de landen op de rechter Maasoever, en op de linker Maasoever het kanton Horst (van het departement van de Roer). De stukken van het voormalig departement van de Roer komen nu ook onder de directeur de cercle van Roermond, die voortaan sous intendant provisoire heet. De generaliteit landen kwamen onder Brabant. 5. De periode van half okt 1815 tot juli 1818: nadat de provincie Limburg gevormd was en op 9 okt 1815 een eigen gouverneur gekregen had, kwamen de generaliteit landen onder de onmiddellijke administratie van de gouverneur: de sous intendant had niet veel bemoeiingen met deze gemeenten, hoewel toch wel enige (zie mijn dissertatie, p. 100 seqq.) 6. De periode van 1818-1839. In 1818 werd de omvang van het arrondissement vastgesteld bij het bestuur reglement ten platten lande: ongeveer zoals in de Franse tijd plus de stukken van het departement van de Roer in Noord-Limburg. Deze omvang van het arrondissement is van blijvende aard geweest en werd eerst veranderd doordat in 1839 het gedeelte, dat tot het tegenwoordige Belgisch Limburg behoort, ervan werd afgescheiden. 7. De periode van 1839-1849. In 1839 kreeg het arrondissement dus weer een andere (kleinere) omvang, welke het tot de opheffing ervan, per 1 jan 1850, behouden heeft. Van deze zeven perioden zijn de laatste twee (1818-1839 en 1839-1849) dus verreweg de langdurigste
De tijd van 1814 tot 1818 is een echte overgangstijd en pas met het bestuursreglement van 1818 wordt aan het arrondissement een definitieve omvang gegeven. Deze rommelige overgangstijd van 1814 tot 1818 is een echte overgangstijd en pas met het bestuursreglement van 1818 wordt aan het arrondissement een definitieve omvang gegeven. De gemeenten op de linker Maasoever behoorden in die jaren immers niet tot zijn bestuursgebied, maar vielen onder de commissaris te Hasselt. De on afgedane stukken betreffende deze gemeenten zijn door genoemde commissaris in 1818 via gedeputeerde staten overgedragen aan de respectieve arrondissementscommissarissen van Maastricht en Roermond (zie de verbalen van gedeputeerde staten van 14 aug 1818, litt. Q, en 21 aug 1818, litt. Y; cf. in het archief van de arrondissementscommissaris van Maastricht de inv. nrs. 11434-11445). Zodoende vindt men in het archief van de arrondissementscommissaris van Roermond ook stukken die oorspronkelijk behoord hebben tot het archief van de gedelegeerde commissaris te Hasselt (zie vooral de chronologische reeks inv. nrs. 12110-12114, en de gemeente dossiers inv. nrs. 11962-12007). Omgekeerd zijn veel stukken die oorspronkelijk tot het archief van de sous intendant van Roermond behoorden, aan andere autoriteiten overgedragen of verloren gegaan, zodat er van het oorspronkelijke archief 1814-1818 slechts weinig over is. Op 14 apr 1843 schreef de districtscommissaris van Roermond aan de gouverneur: "De archieven van "het voormalig onder intendantschap zijn op het commissariaat slechts voor een klein gedeelte voorhanden en "bevinden zich in een on geklasseerden toestand. Bij de "gedurige veranderingen in het hoofd van het district commissariaat tijdens het beheer van België en door de overbrenging of uitlevering der archieven zijn bijna alle oude stukken vermist of in ongerede geraakt
Eindelijk vermeen ik naar mijn geheugen dat alle correspondentie stukken betreffende gemeenten, welke na of bij de suppressie der onder intendance onder het ressort van een ander commissariaat zijn ingedeeld, naar dusdanig commissariaat zijn verzonden geworden. (inv. nr. 12341). Maar niet alleen de overgangstijd 1814-1818, ook de Belgische afscheuring heeft bijgedragen tot onregelmatigheden in het archief van de arrondissementscommissaris. Uit de Belgische tijd (1830-1839) ontbreken n.l. alle registers. Waarschijnlijk zijn deze meegenomen naar Maaseik door de destijdse arrondissementscommissaris N. de Longrée, die in 1839 na de afscheiding tot arrondissementscommissaris van Maaseik benoemd werd. Zo ontbreken eveneens de gemeente-dossiers van de Belgische gemeenten. Ook deze zal De Longrée in 1839 wel meegenomen hebben, evenals alles wat op het Belgisch grondgebied betrekking had, en zelfs meer dan dat: op 16 juli 1846 schreef de districtscommissaris van Roermond aan de procureur generaal, die hem afschrift van een archiefstuk had gevraagd: "Ter beantwoording ... heb ik de eer U "ed. grootachtbare te informeren dat alle correspondentie stukken betrekkelijk onderscheiden gemeenten"- (het ging om iemand uit Tegelen) - "welke onder het Belgisch" bestuur gevoerd zijn, in 1839 door den heere district commissaris De Longrée naar Maeseyk zijn mede gevoerd geworden, zodat ik mij buiten staat - bevind om aan het "verlangen van U ed. grootachtbare te kunnen voldoen". (inv. nr 12350). Deze inventaris van het archief van de arrondissementscommissaris van Roermond zou dus zeker aangevuld moeten worden met die van het archief van de arrondissementscommissaris van Maaseik, indien dit archief nog bestond; daar is echter niets meer van over (volgens mondelinge informaties te Hasselt). Ik laat hier nu een lijst volgen van de opeenvolgende functionarissen die aan het hoofd van het arrondissement Roermond hebben gestaan
Vooraf zij opgemerkt dat deze functionarissen van 11 maart 1814 (arreté van de gouverneur generaal van de Nederrijn: Journal de Bas Rhin nr. 1) tot 21 mei 1815 de titel voeren van directeur de cercle van 21 mei 1815 (besluit van Verstolk van Soelen, V.R.O.A. 1914 I p. 378-379, nr. 28) tot 18 juli 1818 die van sous intendant; van 18 juli 1818 (k.b.; register 1818, p. 926-927 tot 23 juli 1825 die van arrondissementscommissaris; van 23 juli 1825 (bestuursreglement ten platten lande) tot mei 1836 die van districtscommissaris; van mei 1836 (Belgische provinciale wet van 30 april 1836) tot juli 1839 weer die van arrondissementscommissaris; en tenslotte van juli 1839 (resolutie van de commissarissen, belast met het voorlopig bestuur, van 4 juli 1839, houdende benoeming van Michiels van Verduijnen tot tijdelijke districtscommissaris van Roermond, inv. nr. 10679) tot 1 jan 1850 weer die van districtscommissaris. Met 1 jan 1850 kwam de functie van districtscommissaris te vervallen. Olieslagers 1814 mrt 11-apr 2 L. van der Maesen de Sombreffe 1814 apr 2-Brandes 1814 juni 19-1815 okt 2, H. Jos Michiels van Kessenich 1815 okt 2-1822 jan 15, A.E. Michiels van Verduijnen 1822 jan 15-1830 okt 25, H. de Brouckère 1830 okt 25-1831 febr 1 De Schiervel 1831 febr 1-1832 mei 24 N. de Longrée 1832 mei 24-1839 juli 3, A.E. Michiels van Verduijnen 1839 juli 4-1846 okt 18, F.B.H. Michiels van Kessenich 1847 jan 17- sept 11, L.F.H. Beerenbroek 1847 okt 1. In de ordening van het archief hier beschreven, vindt men 2 à 3 systemen naast elkaar toegepast; vooreerst is er de serie gemeente-dossiers (inv. nrs. 11962-12007), vervolgens de serie dossiers volgens zakelijke onderwerpen (inv. nrs. 12115-12350) en tenslotte de chronologische serie (inv. nrs 12110-12114). Deze laatste - om met de kleinste te beginnen - heb ik tot een minimum gereduceerd en zoveel mogelijk de stukken er uit gelicht en in de gemeente-dossiers of de zakelijke dossiers ondergebracht
Een uitzondering meende ik te moeten maken voor de jaren 1814-1818: de stukken van deze jaren heb ik in de chronologische reeks gelaten om de correspondentie van de begintijd zoveel mogelijk overzichtelijk bij elkaar te hebben. Wat de gemeente-dossiers betreft, hieruit heb ik de stukken, die op meerdere gemeenten tegelijk betrekking hebben, gelicht en in de chronologische reeks of zakelijke dossiers ondergebracht, althans wanneer er geen logisch verband tussen die meerdere gemeenten was aan te wijzen; wanneer dit wel het geval was, heb ik de stukken bij een der betrokken gemeenten laten zitten (of geplaatst), zonder verwijzing bij de andere. Zo vindt men b.v. stukken betreffende een overeenkomst tussen Roggel en Nunhem over het onderhoud van bruggen, bij Nunhem (1848); stukken betreffende de brug te Exaten bij Baexem (1827), ook die betrekking hebben op Beegden en Heel; en stukken betreffende een geschil over gemeente eigendommen tussen Echt en Ohé en Laak bij Echt (1822-1823, 1825-1826, 1833-1834). Soms heb ik ook een stuk dat op meerdere gemeenten betrekking heeft zonder dat er een logisch verband tussen bestaat, b.v. autorisatie tot verkoop van gemeentegronden aan diverse gemeenten, - toch bij een van die gemeenten laten zitten, maar dan bij de andere verwezen, zie b.v. Beesel rel. 17 maart 1827, nr. 490 Reg. N: dit stuk handelt ook over Susteren, dus bij Susteren is verwezen. De stukken betreffende Belgische gemeenten zijn, zoals ik reeds zei, grotendeels meegenomen naar Maaseik bij de afscheiding in 1839. Wat er nog aan dergelijke stukken in ons archief is achtergebleven heb ik in de gemeente dossiers verwaarloosd, d.w.z. als een stuk handelt over een Nederlandse en een of meer Belgische gemeenten, heb ik het bij de betreffende Nederlandse gemeente gevoegd; handelt het alleen over Belgische gemeenten, dan heb ik het in de chronologische reeks of zakelijke dossiers ingevoegd
Alleen van de gemeente Ellikom, Neerpelt en Rotem waren betrekkelijk veel stukken aanwezig (per abuis: die van Rotem zaten b.v. in het dossier van Roosteren); ik heb deze na de Nederlandse gemeenten apart beschreven (inv. nr. 12108). Vaak zijn minuten van verzonden brieven meerdere malen gebruikt, zie b.v. Roggel 23 febr. 1830, nr. 431 Reg. R. Dit stuk, betreffende het doden van een zieke koe, is later voor Wessem gebruikt (met potlood zijn er veranderingen in aangebracht in datum en bijzonderheden omtrent de gedode koe). Zulke stukken heb ik bij die gemeente gevoegd, waar ze het eerst aan gericht zijn geweest, zonder verwijzing bij de andere gemeente(n). Ook als een minuut meerdere malen gebruikt is, telkens aan dezelfde gemeente gericht, heb ik het stuk op de eerste datum ingevoegd, zonder verwijzing op de volgende data. Wat de zakelijke dossiers (inv. nrs. 12115 -12350) betreft: deze heb ik in grote lijnen laten bestaan zoals ik ze aantrof; ik heb er nog verschillende bijgemaakt van stukken uit de chronologische reeks en de gemeente dossiers, en in deze hele serie enige orde trachten te brengen aan de hand van de code van het registratuur stelsel van de vereniging van Nederlandse gemeenten. De bestaande inventaris van overdracht der archieven door de gewezen districtscommissaris aan de griffier der staten van 19 febr 1850 (inv. nr. 11896), was n.l. niet bruikbaar, omdat er geen logische overzichtelijke volgorde in heerst en omdat er, zoals gezegd, verschillende dossiers bijgekomen zjjn. Het geheel blijft een gebrekkige ordening, en men zal over een bepaald onderwerp zowel in het betreffende gemeente-dossier als in het betreffende zakelijke dossier te zoeken hebben
De herordening van de losse stukken rond de bestaande registers was niet mogelijk: niet rond de indicateurs van ingekomen stukken (inv. nrs. 11898-11903), omdat deze geen voldoende toegang tot het archief vormen, deels omdat verschillende delen ontbreken, deels doordat zij gebrekkig zijn bijgehouden (hiaat van 1841-1847!); ook niet rond de kopieboeken en indicateurs van verzonden stukken (inv. nrs. 11907-11960, 12291-12301), omdat ook deze geen voldoende toegang tot het archief geven, daar de kopieboeken niet beknopt genoeg zijn om overzichtelijk te zijn en in de indicateurs niet alle verzonden brieven zijn ingeschreven (zie b.v. register L, inv. nr. 11933), waar nr. 313 - en veel andere nummers - niet ingeboekt zijn; dit nr. 313 vindt men in het dossier Kessel 4 mei 1846). Het volgende overzicht moge de ordening verduidelijken: A. Algemene series en stukken. 1. Inventaris van overdracht der archieven. 2. Register van besluiten. 3. Correspondentie registers. 4. Statistiek. 5. Serie gemeente dossiers. 6. Chronologische reeks. B. Stukken van bijzondere aard (gerangschikt volgens de code van het registratuur stelsel der vereniging van Nederlandse gemeenten

Kenmerken

Datering:
1814-1926
Auteur:
E.M.Th.W. Nuyens
Inventaris:
Inventaris der archieven van het Provinciaal Bestuur van Limburg, 1814-1913
Omvang m1:
1510,1