Uw zoekacties: Hoofdgerecht Thorn en het kerspel Thorn

01.187E Hoofdgerecht Thorn en het kerspel Thorn ( Historisch Centrum Limburg, te Maastricht )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Algemeen
De abdij van Thorn
Het land van Thorn
De Drie Eijgen
Het kerspel/de gemeente Thorn
Het Thornse landrecht (22)
Landsheerlijkheid en grondheerlijkheid
Voogdij
Meiers
Het hoofdgerecht Thorn als organisatie
Processen en schriftelijke vastlegging daarvan
01.187E Hoofdgerecht Thorn en het kerspel Thorn
Inleiding
Processen en schriftelijke vastlegging daarvan
Oorspronkelijk werd er mondeling voor het hoofdgerecht geprocedeerd. De 'verschriftelijking' begon waarschijnlijk in de vijftiende eeuw, maar eerst vanaf het tweede kwart van de zestiende eeuw zijn 'rollen' bewaard gebleven. Deze bevatten in verkorte vorm de schriftelijke neerslag van hetgeen ter zitting werd behandeld. Aan bepaalde tekentjes in de zestiende eeuwse rollen valt af te lezen dat ze ook werden gebruikt voor de berekening van de proceskosten. Aanvankelijk betrof de rol vooral de mondelinge geformuleerde 'klacht', gevolgd door 'conden' of 'orkonden' waarin partijen of getuigen werden gehoord. Vanaf de zestiende eeuw maakten partijen ook vaak gebruik van procesvertegenwoordigers of procureurs. Lastig voor onderzoek is dat de procedure vaak wordt gevoerd onder de naam van deze vertegenwoordigers, waarbij procespartijen dan niet worden genoemd. De in deze inventaris beschreven rollen uit de zestiende eeuw vormen een chronologische, maar geen aaneengesloten reeks. Voorts maakt de administratie ook een onregelmatige indruk. Daar zijn verschillende oorzaken voor te bedenken. In de eerste plaats werden de verslagen vaak geschreven op losse ('volante') bladen of katernen. Overschrijven in of samenvoegen en inbinden tot registers bleef nogal eens achterwege. Daar komt bij dat door verwaarlozing oorspronkelijk gebonden delen uit elkaar zijn gevallen en de volgorde van de papieren nu niet altijd meer kan worden vastgesteld. Het werken met losse bladen of katernen per proces had overigens ook praktische voordelen. Voor veel zaken werd lering of hoofdvaart dan wel appel ingesteld bij de schepenbank Echt. Voor deze rechtsgang moest een uittreksel uit de rol worden meegestuurd. Dan was het gemakkelijk wanneer de hele zaak reeds in één katern was vastgelegd. Pas vanaf circa 1580-1590 wordt het gebruikelijk dat partijen of hun vertegenwoordigers ook schriftelijke stukken indienen, die leiden tot dossiervorming
Aanvankelijk waren het vaak originele bewijsstukken, die aan de rol worden toegevoegd; naderhand volgden meer toelichtende stukken, waarin standpunten van partijen werden uiteengezet. Het was gebruikelijk de stukken te voorzien van een 'exhibitum' met de datum van indiening. In de tweede helft van de zestiende eeuw levert dit kenmerk wel eens problemen voor de beoordeling van een stuk, aangezien soms ook (ontwerp) teksten van de rol van een 'exhibitum' werden voorzien. Na 1600 worden van processtukken echte dossiers gevormd. De vorm en benaming van de stukken wijken echter in bepaalde opzichten af van hetgeen gebruikelijk is in omliggende territoria, zoals het Overkwartier en de Landen van Overmaze. Zo begint de tekst vaak met een directe aanhef gericht tot de schepenen en ontbreken dikwijls gangbare benamingen uit het procesrecht zoals conclusie van eis, antwoord, dupliek etc. Eeuwenlang bleef de rol de ruggengraat in de gerechtelijke administratie. Om het werk van de secretaris te stroomlijnen, werd in een ordonnatie op het procesrecht uit 1687 bepaald dat procureurs die meer dan drie of vier 'articulen' ter plaatsing op de rol aanboden, deze schriftelijk moesten indienen. (38) 's Morgens tussen 9 en 12 uur hield het gerecht zitting om de pleidooien van de procureurs te aanhoren en de stukken in ontvangst te nemen. De middag was gereserveerd voor het lezen van de stukken en het nemen van beslissingen. Uitdrukkelijk werden beperkingen gesteld aan het eindeloos rekken van procedures en het indienen van nieuwe processtukken. Na de quadrupliek mochten alleen nog nieuwe feiten worden ingebracht, wanneer deze echt relevant waren. Na afdoening van de rol werden partijen of procureurs in gerechtskamer geroepen om te vernemen welke beslissingen de schepenen hadden genomen. De spoedige afdoening van zaken bleef overigens een punt van voortdurende zorg
Zo vaardigde vorstin-abdis Francisca Christina van Pfalz-Sulzbach in 1753 een reglement uit waarbij richtlijnen werden gegeven om de schriftelijke procesvoering in zowel civiele zaken als strafzaken te stroomlijnen en kosten te besparen. (39) De schepenbank hield voor de gewone of ordinaris procedure normaliter eens per veertien dagen zitting, de zogenaamde 'genachten'. In spoedeisende zaken kon sneller of 'extra-ordinaris' worden geprocedeerd. Dit was gebruikelijk bij de berechting van ernstige delicten, die werden gestraft aan lijf en leden of bij het zogenaamde gastrecht, dat werd verleend aan een 'buitenlander' die in een procedure werd betrokken. Naast de gewone genachten werd op bevel van de abdis en het kapittel gezamenlijk eens per jaar het zogenaamde jaarding gebannen. (40) Meestal gebeurde dit op de dag na Driekoningen, de dag waarop de inwoners hun cijnzen bij de rentmeester van het kapittel betaalden. Op het jaarding kwamen bepaalde specifieke zaken aan de orde, zoals de berechting van overtreding van gemeentelijke voorschriften of de invordering van achterstallige cijnzen en golden er ook afwijkende tarieven voor boeten, maar voor de rest was deze gerechtsdag opgenomen in de gewone cyclus van genachtingen.
Consultatie van juristen
Rentmeester van het kapittel/grondmeier en schepenen
Hoofdvaart en appel
Hof van appel of Appellationsraad voor Thorn
De gerechtelijke hervormingen 1781-1791 (73)
Einde van de rechterlijke instellingen
Geschiedenis van het archief
Verantwoording van de inventarisatie
Lijst van gebruikte literatuur

Kenmerken

Datering:
1478-1796
Auteur:
Th. J. van Rensch
Omvang m1:
18,6
Inventaris:
Inventaris van de archieven van het hoofdgerecht Thorn en het kerspel Thorn (Maastricht 2010)