Uw zoekacties: Schepenbank Well en Bergen, 1546-1798

01.050 Schepenbank Well en Bergen, 1546-1798 ( Historisch Centrum Limburg, te Maastricht )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Geschiedenis van Well en Bergen
01.050 Schepenbank Well en Bergen, 1546-1798
Inleiding
Geschiedenis van Well en Bergen
1. De oudste gegevens over Well en Bergen.
De plaatsen Well en Bergen behoorden tot het ressort van één schepenbank, tenminste gedurende de periode waarover archiefbescheiden van de schepenbank bewaard zijn gebleven. Well wordt voor het eerst genoemd in een akte van 1251, waarin Mechtildis, weduwe van Geysteren, en haar zoon Ludolphus een grondrente ten laste van goederen te Elster in de parochie Well schenken aan het klooster Bethlehem te Doetinchem. *  Het patronaatsrecht van de kerk van Well werd in 1321 in leen gehouden van de aan Sint-Vitus gewijde abdij te Mönchengladbach. *  Op grond van deze leenverhouding en vanwege het feit dat de kerk van Well eveneens aan Sint-Vitus is toegewijd, heeft men wel gemeend dat de abdij te Mönchengladbach de kerk zou hebben gesticht. *  De oudste vermelding van Bergen is te vinden in een akte van 30 april 1269, waarbij Henricus, priester van de kerk van Bergen, anderhalve hoeve land te Bergen aan het kapittel van Xanten schenkt. *  Bergen en Well vormden dus twee afzonderlijke parochies. Beide worden genoemd in het rond 1300 tot stand gekomen zogenaamde Liber Valoris
Bergen en Well vormden dus twee afzonderlijke parochies. Beide worden genoemd in het rond 1300 tot stand gekomen zogenaamde Liber Valoris *  Voorts is in de nog te bespreken akte van 6 juli 1320 sprake van de parochies Well en Bergen. Tot het ressort van de schepenbank behoorden in ieder geval sedert de zestiende eeuw twee parochies, hetgeen zeer uitzonderlijk is.
2. De heerlijkheid Well.
Op 6 juli 1320 droeg Arnoldus, voogd van Straelen, aan Sigerus de Barle al zijn goederen in de parochies Well en Bergen, te weten de heerlijkheid, de hoge en lage jurisdictie, zijn mannen en het patronaatsrecht van Well over. De heerlijkheid strekte zich blijkens deze akte uit van de Rode Beek bij Arcen tot aan de heerlijkheid van het dorp Afferden. *  Dit oudste gegeven over de heerlijkheid toont aan dat deze zich over Well en Bergen tezamen uitstrekte. Verschillende geslachten zijn tot aan het einde van het Ancien Régime in het bezit geweest van de heerlijkheid Well. *  De heerlijke rechten te Well hebben geen deel uitgemaakt van het domein van de graven, later hertogen van Gelre. Toch worden Well en Bergen in ieder geval sedert de zestiende eeuw geacht deel uit te maken van het Overkwartier van Gelder. Naast de heerlijkheid Well waren er nog ongeveer 15 andere heerlijkheden die ook tot het Overkwartier gerekend werden, maar waar de landsheer evenmin heerlijke rechten bezat. De klassieke theorie dat een gewest ontstaat door verwerving van heerlijke rechten en ambten van rijkswege, biedt geen oplossing voor de vraag waarom Well en de andere heerlijkheden deel uitmaakten van het hertogdom Gelre.
3. De integratie in het Overkwartier.
Rond 1200 bezaten de graven van Gelre in het gebied tussen Maas en Rijn slechts Gelder en omgeving en Roermond; pas in de loop van de dertiende eeuw verwierven zij heerlijke rechten in tal van plaatsen links en rechts van de Maas gelegen. In het eerste kwart van de veertiende eeuw kwam aan deze gebiedsaanwas een einde. De verworven gebieden worden samengesmolten tot één complex, wat in 1318 voor het eerst in de bronnen voorkomt onder de benaming het land "tu Moudich (Mook) ende van Moudich upwart", later Overkwartier van Gelder genoemd. Naast het Overkwartier waren er nog drie Nederkwartieren, te weten de kwartieren van Zutphen, Nijmegen en Arnhem, die met het Overkwartier het hertogdom Gelre vormden. *  Aan weerszijden van de Maas ten noorden van Venlo lagen tal van heerlijkheden zoals Well, Arcen en Walbeck, die ingeklemd waren tussen het ambt Kessel enerzijds en het ambt Straelen en Gelder anderzijds, in welke ambten de hertog de hoge heerlijkheid bezat. In de genoemde heerlijkheden heeft de hertog van Gelre echter geen heerlijke rechten verworven, maar hij slaagde er wel in deze onder zijn invloedssfeer te brengen door aan de de betreffende heren bescherming te bieden. De heren van Well, Arcen etc. raakten daardoor in een afhankelijke positie. * 
Dit proces moet rond het midden van de veertiende eeuw afgerond zijn, zoals blijkt uit de landvrede die op 25 januari 1359 tussen de hertog van Gelre, de graaf van Kleef en de ridders, knapen en steden in de gewesten gesloten werd. Tot de oorkonders van Gerderse zijde behoort Willem van Baerle, welke ook blijkens een conditie van de landvrede in geval van nood net zoals de heren van Arcen en Broekhuizen gewapende mannen te paard zou zenden. *  Willem van Baerle, die in 1363 heer van Well was, *  rekende zich in 1359 tot het hertogdom Gelre. Roelman van Arendael, heer van Well (1404-1449), was lid van de Raad van Zestien van hertog Arnold. *  In 1548 droeg de heerlijkheid Well bij in de bede van het hertogdom Gelre. *  De heren van Well waren lid van de ridderschap van de Staten van het Overkwartier. *  Toen Willem van Baerle op 22 januari 1363 het kasteel Well en de heerlijkheid met het gerecht te Well verpandde aan Hendrik van Honseler, noemde hij de heerlijkheid een leen van de bisschop van Keulen . * 
Als leenman van de bisschop van Keulen kwamen wij hem verder niet tegen. De enige relatie waarin wij hem aantreffen, was dat hij met Hendrik en Arnold van Krikenbeck betrokken was in een geschil met de hertog van Brabant en de stad Aken, in welk geschil de aartsbisschop van Keulen, de hertog van Gelre en de heer van Saffenberg op 2 juli 1358 uitspraak deden. *  In de vijftiende en zestiende eeuw waren de tienden te Well en Bergen Keuls leengoed. *  De akte van 1363 toont ons inziens aan dat in de veertiende eeuw de mogelijkheid aanwezig was dat Well in het keurvorstendom Keulen zou opgaan, een mogelijkheid die waarschijnlijk door het ontbreken van Keuls domeingoed in de onmiddellijke omgeving geen werkelijkheid is geworden. * 
4. Het Overkwartier van Gelder.
In 1543 werd het hertogdom Gelre bij het Verdrag van Venlo afgestaan aan Karel V en behoorde daardoor tot het complex van Habsburgse bezittingen in de Nederlanden. Het Overkwartier van Gelder werd rond 1590 tengevolge van de oorlogshandelingen gedurende de Tachtigjarige Oorlog definitief afgescheiden van de drie Nederkwartieren. Het vormde sedertdien een zelfstandig gewest met een eigen Hof en Rekenkamer te Roermond, behorende tot de Zuidelijke Nederlanden. Na de dood van Karel II brak de Spaanse successieoorlog uit. In het najaar van 1702 werd het Overkwartier bezet door een Staats-Engels leger, terwijl Pruisische troepen in 1703 Geldern veroverden.
Het Overkwartier werd uiteindelijk bij de verdragen van Utrecht (1713), Rastatt (1714), en Antwerpen (1715) verdeeld tussen de Staten-Generaal, de koning van Pruisen en keizer Karel VI. De heerlijkheid Well behoorde bij dat gedeelte van het Overkwartier dat aan de koning van Pruisen was toegevallen. Well kwam daardoor onder een nieuw Hof van Gelder, dat te Geldern werd opgericht, te ressorteren. De Pruisische periode eindigde met de komst van de Fransen in 1794. De Gelderse bestuursorganisatie werd niet aanstonds vervangen door de Franse. Pas op 23 januari 1798 werd een nieuwe administratieve indeling van de Rijnprovinciën gedecreteerd en tevens de departementale organisatie van bestuur en rechtspleging ingevoerd. In verband hiermee werd op 25 februari 1798 het Landes Administrations Collegium de Geldern afgeschaft, en op 14 maart daaropvolgend het Hof van Gelder (Justiz Colleg) en de bestuurlijke organisatie. *  Hiermede kwam een einde aan de oude instellingen van bestuur en rechtspleging
De schepenbank Well en Bergen
Geschiedenis van het archief
Verantwoording van ordening en inventarisatie

Kenmerken

Datering:
1546-1798
Auteur:
F.C.A.M. van Geijn
Omvang m1:
2,5 meter - 19 charters
Inventaris:
Inventaris van het archiefvan de schepenbank Well en Bergen. Inventarissenreeks RAL 28 (Maastricht 1982)