Uw zoekacties: Schepenbank en heerlijkheid Broekhuizen, 1508-1808

01.032 Schepenbank en heerlijkheid Broekhuizen, 1508-1808 ( Historisch Centrum Limburg, te Maastricht )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Broekhuizen in het Overkwartier van Gelre: Beknopt overzicht
01.032 Schepenbank en heerlijkheid Broekhuizen, 1508-1808
Inleiding
Broekhuizen in het Overkwartier van Gelre: Beknopt overzicht
De vroegste geschiedenis van kerspel en schepenbank, huis en heerlijkheid Broekhuizen is in nevelen gehuld. Leden van de familie Van Broekhuizen worden het eerst als heren van de gelijknamige heerlijkheid vermeld in de dertiende eeuw. Dit geslacht Van Broekhuizen, dat al vroeg in verschillende linies was vertakt, behoorde tot de aanzienlijkste onder de Gelderse adel. De betekenis ervan tot het begin van de zestiende eeuw is onlangs nog door M. Flokstra gedetailleerd beschreven en naar deze publicatie wordt hier voor nadere bijzonderheden verwezen. * 
Broekhuizen hoorde samen met negentien andere dorpen/gehuchten tot het zogenaamde Land van Kessel, een gebied tussen Peel en Maas, begrensd door Kessel en Helden in het zuiden en Venray, Geysteren, Wanssum en Blitterswijck in het noorden. *  Ieder van deze plaatsen, dus ook Broekhuizen, vormde een (soms zeer kleine) bestuurlijke eenheid, kerspel of gemeente genaamd. * 
De geërfden of eigenaren van grond binnen de gemeente zorgden voor de behartiging van belangen als het beheer van de gemeenschappelijk gebruikte heide- en weidegronden, wegen en waterlopen, het onderhoud van een school etc. Een buitengewoon belangrijke plaats nam de belastingheffing in, zowel ten behoeve van de financiering van de eigen gemeentelijke taken als ook voor de centrale overheid. Iedere gemeente werd immers voor een bepaalde, van te voren vastgestelde bijdrage in de algemene landsmiddelen aangeslagen, waarna de plaatselijke bestuurders zorgden voor verdeling van de belasting en inning bij de inwoners. De rechtspraak werd uitgeoefend door de plaatselijke schepenbank, bestaande uit zeven schepenen, onder leiding van een schout of scholtis als vertegenwoordiger van de heer of hertog. De schepenbank was bevoegd voor zowel civiele procedures als strafzaken. Bij deze laatste categorie wordt onderscheid gemaakt tussen overtredingen, die met een boete konden worden afgedaan en ernstige vergrijpen of misdrijven. Schepenbanken die over deze delicten oordeelden, bezaten de zogenaamde 'hoge rechtspraak', hetgeen inhield dat zij lijfstraffen of zelfs de doodstraf mochten opleggen. Vrijwel alle schepenbanken in het Land van Kessel hadden deze hoge rechtspraak
Het gebied van kerspel/gemeente en schepenbank kunnen samenvallen, maar noodzakelijk is dit niet. *  Zo vormden bijvoorbeeld de grote kerspelen Kessel en Helden tot 1674 één schepenbank, evenals Swolgen en Broekhuizenvorst of Tienray en Meerlo. Vanaf de tweede helft van de zeventiende eeuw nam het aantal schepenbanken toe, omdat vanaf die tijd de koning van Spanje als hertog van Gelre overheidsgezag over een aantal kerspelen als 'heerlijkheid' verkocht aan particulieren. Zij kregen daarmee het recht voor die plaats ook een eigen schepenbank op te richten
In dit verband verdient het begrip 'heerlijkheid' een korte toelichting. De 'heerlijkheid' omvatte een (naar tijd en plaats wisselend) complex van overheidsrechten, die oorspronkelijk van landsheerlijke herkomst zijn, maar die door de vorst of landsheer aan vazallen, in combinatie met grond, in leen werden uitgegeven. Men kan daarbij denken aan jacht- en visrecht, recht op diensten, de verplichting gebruik te maken van de molen van de heer, soms ook het recht op het veer of tolheffing, etc. Kern van iedere heerlijkheid was evenwel het recht op de rechtspraak, dat wil zeggen het leiden van de terechtzittingen van de schepenbank, het opsporen en vervolgen van strafbare feiten en het recht op de opbrengst van een deel van de opgelegde boetes. Aangezien die heerlijke rechten over een bepaald gebied werden uitgeoefend, wordt het woord heerlijkheid vaak gebruikt in combinatie met een plaatsnaam
In het Land van Kessel bezat de hertog van Gelre bij een aantal schepenbanken de heerlijke rechten zelf, waarbij hij zich ter plaatse liet vertegenwoordigen door een drost of ambtman. Deze functie werd tot het begin van de zeventiende eeuw vaak vervuld door de heer van Horst. Samen vormden deze dorpen het ressort van het Ambt Kessel. *  Daarnaast lagen met name langs de Maas een aantal dorpen (Grubbenvorst, Broekhuizen, Ooijen, Meerlo, Blitterswijk), waarover de heerlijke rechten van de hertog in leen werden gehouden. Daarbij kan in het midden blijven of het oorspronkelijk opgedragen dan wel gegeven lenen waren. Bij opgedragen lenen droeg iemand die ter plaatse heerlijke rechten in eigendom bezat (zogenaamd allodium) deze over aan een machtiger heer (bijvoorbeeld een graaf of hertog) en ontving ze vervolgens weer als leen terug. Van een gegeven leen is sprake wanneer de landsheer heerlijke rechten die oorspronkelijk zijn eigendom waren als leen uitgeeft. Naast kerspel en schepenbank (met heerlijkheid) moet hier nog op een derde territoriale eenheid van kerkelijke aard worden gewezen, de parochie. De parochie-indeling reikte in het land van Kessel terug tot ver in de Middeleeuwen en is tot het einde van de negentiende eeuw maar beperkt veranderd. Het is mogelijk dat de gebieden van parochie, kerspel en schepenbank samenvallen, maar ook andere combinaties zijn denkbaar. *  Zo vormden Kessel en Helden vóór 1674 één schepenbank, maar twee kerspelen en twee parochies. Het kleine kerspel Tienray viel onder de schepenbank Meerlo en de parochie Swolgen
Broekhuizenvorst was oorspronkelijk met het kerspel Swolgen in één schepenbank verenigd, maar kerkelijk omvatte de parochie Broekhuizenvorst het gelijknamige kerspel Broekhuizenvorst, het kerspel tevens de schepenbank Broekhuizen en de combinatie kerspel/schepenbank Ooijen. In 1484 werd Broekhuizen hiervan echter afgescheiden en tot zelfstandige parochie verheven. *  Dit is één van de spaarzame voorbeelden van wijziging in de parochie-indeling. Samengevat kan men dus zeggen dat tot het midden van de zeventiende eeuw het Land van Kessel als deel van het Overkwartier van Gelre in eerste instantie een geografisch begrip was. De binding met het hertogdom kon daarbij op twee manieren tot stand komen. De dorpen waar de heerlijke rechten in handen waren van de hertog hoorden tot het Ambt Kessel, terwijl de plaatsen met een eigen (hoge) heerlijkheid door leenverhoudingen aan het hertogdom waren gebonden
Een zekere centraliserende werking voor de rechtspraak ging daarnaast ook uit van de zogenaamde hoofdvaart. Schepenen die in een bepaald proces geen vonnis konden geven omdat zij de zaak 'niet wijs' waren, gingen ter 'belering' naar een andere schepenbank. Het daar gegeven advies was dan bindend voor de uitslag van het oorspronkelijke geding. De schepenbank van Roermond fungeerde als het centrale hoofdgerecht in het Overkwartier. Sommige schepenen gingen rechtstreeks ter belering naar deze bank, bij andere dorpsgerechten verliep de hoofdvaart indirect via een of meer tussen instanties. *  Van de schepenbank Broekhuizen waren tot nog toe geen hoofdvaarten bekend. Waarschijnlijk werd voor deze kleine plaats ook slechts zelden van dit rechtsmiddel gebruik gemaakt. Bij de ordening van procesdossiers uit het archief bleek echter dat men in het begin van de 17e eeuw hoofdvaart had op de schepenbank Blerick. *  Vandaar kon men dan verder naar Roermond. Het is goed mogelijk dat het nog ongeordende archief van Blerick meer dossiers van hoofdvaarten uit Broekhuizen bevat
Leenverhoudingen en hoofdvaart waren typisch middeleeuwse juridische constructies, maar zwakke bindmiddelen om de territoriale eenheid te bevorderen. Vanaf het midden van de 16de eeuw ziet men een aantal centralistische tendenzen, die meer eenheid moesten brengen in het hertogdom Gelre. Hierbij kan worden gewezen op de instelling in Arnhem van het Hof van Justitie voor het hertogdom in 1547 en de Rekenkamer in 1559. *  Voortaan kon in civiele zaken vanuit schepenbanken in heel Gelre in hoger beroep worden gegaan. De Tachtigjarige Oorlog veroorzaakte een scheiding in het hertogdom, die ertoe leidde dat de drie Nederkwartieren (Arnhem, Nijmegen en Zutphen) als zelfstandig gewest deel gingen uitmaken van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, terwijl het Overkwartier of Kwartier van Roermond onder Spaanse heerschappij bleef. Sedert 1580 verplaatste het koningsgetrouwe hof uit Arnhem zijn zetel naar Roermond en fungeerde vanaf die tijd als hof voor het Gelders Overkwartier. Een belangrijke bijdrage aan de verdere eenwording van het Overkwartier heeft ongetwijfeld het Gelderse Land- en Stadrecht geleverd, een voor die tijd zeer goede codificatie van het gewoonterecht, dat bij alle Gelderse schepenbanken werd toegepast. De mogelijkheid van hoger beroep op het Hof en de invloed van het landrecht zorgen er dan ook voor dat de betekenis van een instituut als de hoofdvaart na 1600 afneemt
De Spaanse Successie-oorlog (1702-1713) zou voor het Overkwartier vèrgaande gevolgen hebben. De uitkomst van de strijd was dat bij de Vrede van Utrecht in 1713, het gebied werd verdeeld tussen Oostenrijk, de Republiek der Verenigde Nederlanden, Pruisen en Gulik. De koning van Pruisen kreeg daarbij op de oostelijke Maasoever onder andere de Ambten Geldern, Straelen en Wachtendonk toebedeeld en aan de westzijde van de Maas het Land van Kessel. Voor dit Pruisisch Overkwartier werd in 1714 een eigen hof van justitie opgericht, gevestigd in Geldern. *  Het bestuur werd door de koning aanvankelijk opgedragen aan Koninklijke Commissies, hetgeen tot diverse competentieconflicten leidde. Pas in 1770 kwam daaraan een einde door de instelling van het zogenaamde Landesadministrationskollegium, bestaande uit afgevaardigden van de Staten en enkele door de koning benoemde functionarissen. * 
Door de verkoop van heerlijke rechten over plaatsen die tot het Ambt Kessel behoorden verminderde de betekenis van het Ambt sedert de tweede helft van de zeventiende eeuw sterk. Anderzijds ziet men wel dat de samenwerking tussen de gemeenten die samen het Land van Kessel vormden toenam, met name wanneer het ging om de behartiging van gemeenschappelijke financiële belangen of de zorg voor de openbare veiligheid. Zeker het Pruisisch bestuur in de achttiende eeuw stimuleerde deze samenwerking. Daarnaast moet worden geconstateerd dat in het algemeen de bemoeienis van de centrale instanties in Geldern met het plaatselijk bestuur en de plaatselijke rechtspraak in de achttiende eeuw steeds intensiever werd, hetgeen ook eenheid bevorderde. Orde in het financieel beheer en verbetering van bijvoorbeeld de rechtspraak stonden hoog aangeschreven. Talrijke pogingen werden ondernomen om de volkswelvaart te bevorderen, met meer of minder succes. Dit laatste werd veroorzaakt door hoge belastingen, gedwongen langdurige legerdiensten en enkele oorlogen. Ook mag niet worden onderschat dat zowel bij de adel als plattelandsbevolking vanuit een bepaald conservatisme weerstand bestond tegen nieuwe ideeën die strijdig werden geacht met de oude rechten, gewoonten en gebruiken. * 
Aan het einde van de achttiende eeuw verdreven de Franse revolutionairen het Pruisisch bewind. Eind 1792 viel de stad Geldern in Franse handen. Anderhalve maand later moesten zij de stad weer ontruimen, maar in oktober 1794 keerden zij terug en nu voor een tijd van twintig jaar. *  Het begin van de Franse tijd is op bestuurlijk gebied een zeer verwarde periode. Nieuwe bestuursinstellingen worden in april 1797 weer opgeheven, waarna de oude centrale instellingen hun werk weer hervatten. Dit duurt echter niet lang. In februari 1798 volgde de definitieve opheffing van het 'Ancien Regime' zowel op centraal als plaatselijk niveau. Daarmee kwam ook een einde aan de schepenbanken. *  Pruisisch Gelre werd toegevoegd aan het nieuwe Franse departement Roer, wat in 1801 met de definitieve aanhechting bij Frankrijk wordt bezegeld
Op plaatselijk niveau was de overgang echter niet zo abrupt. Naast de door de Fransen geïntroduceerde nieuwigheden bleven de oude gemeentes als vooral financiële eenheid en eigenaar van bijvoorbeeld gemeenschappelijke gronden nog lange tijd bestaan
De schepenbank Broekhuizen
De Heerlijkheid Broekhuizen
Geschiedenis van het archief van de schepenbank en verantwoording van de inventarisatie
Geschiedenis van het archief van de heerlijkheid en verantwoording van de inventarisatie

Kenmerken

Datering:
1508-1808
Auteur:
Th.J. van Rensch
Inventaris:
Inventaris van de archieven van de schepenbank en de heerlijkheid Broekhuizen (Maastricht 1999)