Uw zoekacties: Ambtenarengerecht te Arnhem

3289 Ambtenarengerecht te Arnhem ( Gelders Archief )

Archieftoegang

Hier vindt u de inventaris van een archieftoegang. Hierin staat beschreven welke stukken zich in dit archief bevinden. 
 
Het nummer dat voor de titel van het archief staat is het toegangsnummer van dit archief. Het nummer dat voor de beschrijving van een stuk staat is het inventarisnummer. 
  • Bij ‘Kenmerken’ vindt u algemene informatie over dit archief
  • Bij ‘Inleiding’ vindt u achtergrondinformatie over dit archief, denk hierbij aan de openbaarheid, de archiefvormer en de oorsprong en opbouw van het archief.
  • Bij ‘Inventaris’ vindt u de lijst met beschrijvingen van stukken die zich in dit archief bevinden. 

Hoe zoekt u door een archieftoegang?

Klik op de zoekbalk links bovenin en voer uw zoekterm(en) in. Klik vervolgens op ‘zoek’.
Onder ‘Gevonden archiefstukken’ verschijnen de beschrijvingen van stukken uit dit archief waar deze term in voorkomt. Om te zien in welk deel van het archief deze stukken zitten klikt u op ‘Inventaris’. Dor telkens te klikken op het woord/de woorden die vetgedrukt worden weergegeven komt u uit bij de (met geel gemarkeerde) zoektermen. 

Welke archieftoegangen heeft het Gelders Archief?

Bekijk het Archievenoverzicht  om te zien welke archieven zich in het Gelders Archief bevinden. Deze zijn niet allemaal geïnventariseerd en beschikbaar voor inzage. Als er geen inventarislijst beschikbaar is, is dit archief helaas nog niet in te zien. 
 

 

beacon
 
 
Inleiding
1. Openbaarheid en citeren
2. Geschiedenis van de archiefvormer
3289 Ambtenarengerecht te Arnhem
Inleiding
2.
Geschiedenis van de archiefvormer
Organisatie: Gelders Archief
2.1 Ontstaan van de ambtenarenwetgeving
Reeds bij de Grondwetherziening van 1848 zijn stemmen opgegaan om de grondslag voor een onafhankelijke ambtenarenrechtspraak in de grondwet op te nemen. Het heeft lange tijd geduurd voordat er werkelijk iets aan het regelen van de rechtstoestand van de ambtenaren werd gedaan.
Sinds 1919 hield een staatscommissie zich bezig met een onderzoek om tot een regeling betreffende de rechtstoestand voor ambtenaren te komen. Van de zijde van de ambtenaar was er vóór 1919 een grote behoefte ontstaan aan rechtsbescherming. Reden hiervoor was de enorme uitbreiding van de overheidstaken, waardoor naast de echte ambtenaren ook arbeiders-ambtenaren en functionarissen met nevenfuncties binnen de overheid waren aangetrokken om de vergrote werkdruk aan te kunnen. Hierdoor ontstonden er grote verschillen in de rechten en plichten en in de geldelijke beloning tussen deze groepen.
In 1920 werd een wetsontwerp ingediend ter regeling van de rechtstoestand van ambtenaren. In navolging van het verslag van de staatscommissie zijn in het ontwerp zowel het materiële ambtenarenrecht als de rechtsmiddelen geregeld. Het voorstel ging uit van ten minste zeven Rijksscheidsgerechten met hoger beroep op de Centrale Raad van Beroep. Het wetsontwerp kende voor- en tegenstanders. Vanuit de Kamer is de gedachte ontwikkeld om de rechtspraak in ambtenarenzaken op te dragen aan de raden van beroep. Zij waren niet zo bezet dat de ambtenarenzaken daaraan niet kunnen worden toegevoegd. Bovendien kan dan de Beroepswet geheel worden gevolgd. Dit ontwerp is echter nooit wet geworden.
Een nieuwe poging tot verwezenlijking van deze ideeën kwam tot stand in 1927. Ook in dit ontwerp van wet kwam de minister tot conclusie dat er een regeling moest komen, die de rechten van de ambtenaren waarborgde. Tot dan toe was alleen het pensioenrecht voor de ambtenaren gewaarborgd. De zaken betreffende de geldelijke aanspraken waren weliswaar ondergebracht bij de Burgerlijke Beroepen, maar de minister was van mening dat het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering door gedachten werd beheerst, die niet met de aard van de ambtenarenzaken strookten. Hierdoor werd de bescherming van het volledige ambtenarenrecht en de instelling van een bijzondere rechter voor ambtenarenzaken noodzakelijk. Voor zaken in eerste aanleg werd een nieuw orgaan in het leven geroepen, het zogenaamde Ambtenarengerecht.
Dit ontwerp werd uiteindelijk aangenomen krachtens de wet van 12 december 1929 en werd bekend onder de naam Ambtenarenwet 1929 (Stb. 1929, 530).

2.2 Geschiedenis van het ambtenarengerecht te Arnhem
Waarschijnlijk werd in 1930 ingevolge de Ambtenarenwet 1929 het Ambtenarengerecht in Arnhem ingesteld en opgedragen aan de voorzitter van de Raad van Beroep.
Het Ambtenarengerecht had dezelfde standplaats en het zelfde rechtsgebied als de Raad van Beroep te Arnhem. Het rechtsgebied bestond uit drie delen (Het Koninklijk besluit van 11 juni 1917 (Stb. 1917, 460):
  • eerste deel van het rechtsgebied: het deel van de provincie Gelderland, gevormd door de gemeenten, zoals genoemd in de bijlage (zittingsplaats Arnhem);
  • tweede deel van het rechtsgebied: het overige deel van de provincie Gelderland (zittingsplaats Zutphen);
  • derde deel van het rechtsgebied: de provincie Overijssel (zittingsplaats Almelo) en de gemeente Urk.

Het Ambtenarengerecht was samengesteld uit een voorzitter of waarnemend voorzitter, een of meer plaatsvervangende voorzitters en leden. Zij werden bijgestaan door een griffier of waarnemend griffier en een of meer plaatsvervangende griffiers. De leden van het Ambtenarengerecht werden benoemd door de Minister van Justitie. De benoeming tot lid van het Ambtenarengerecht geschiedde door de Minister van Justitie door middel van plaatsing als lid op de lijst der leden van het Ambtenarengerecht.
Bij het Ambtenarengerecht kon beroep worden ingesteld tegen besluiten, handelingen of weigeringen, waardoor de ambtenaar rechtstreeks in zijn belang werd getroffen: rangverhoging, inschaling in de salarisschalen, vergoeding voor studies, diploma’s, geschillen over declaraties, verlening van een tijdelijk dienstverband, weigering van een vast dienstverband, overuren, verplaatsings- en/of verhuiskosten, ziektekostenvergoedingen, wachtgeldkwesties en toeslagen op invaliditeitspensioenen.
Na de inwerkingtreding van de Algemene Wet Bestuursrecht is het Ambtenarengerecht per 1 juli 1992 samen met de Raad van Beroep te Arnhem geïntegreerd in de sector bestuursrecht van de rechtbank Arnhem (Stb. 1992, 278).
3. Geschiedenis van het archief
4. Literatuur
5. Bijlagen

Kenmerken

Datering:
1946-1992
Auteur:
G.W.J. Bouwman, I.M. van Engelenburg – Kovrizhnykh