Het doel van de vereniging was ‘de bevordering van de vrije ontwikkeling van het godsdienstig leven” (statuten januari 1909, art 2). Deze doelstelling is later aangepast tot “de bevordering van de vrije ontwikkeling van het godsdienstig leven in het algemeen en van het vrijzinnig christelijke geloofsleven – zowel binnen als buiten de kerk – in het bijzonder (statuten 1986, art 2).

De vereniging trachtte haar doel te bereiken door:
q “Het houden van godsdienstoefeningen;
b het geven van godsdienstonderwijs;
c het doen houden van voordrachten en lezingen op godsdienstig gebied;
d het stichten en ondersteunen van zondagsscholen, bibliotheek, leesgezelschappen, zangvereenigingen of instellingen van anderen aard, die tot dit doel bevorderlijk kunnen zijn” (art 3 statuten januari 1909).”