2954 Secretarie Gemeente Heteren, 1928-2000 ( Gelders Archief )
2954
Secretarie Gemeente Heteren, 1928-2000
Inleiding
De agrarische sector
2954 Secretarie Gemeente Heteren, 1928-2000
Inleiding
De agrarische sector
De agrarische sector werd in 1950 nog overheerst door het kleinbedrijf. Heteren telde toen 15 tuinbouw- en 265 landbouwbedrijven. Van de landbouwbedrijven was meer dan de helft kleiner dan 5 hectare. Ruim 20% had een oppervlakte tussen de 5 en de 10 hectare, een krappe 14% was tussen de 10 en de 20 hectare groot, terwijl slechts een kleine 13% was groter dan 20 hectare. Ook bij de tuinbouwbedrijven overheerste het kleinbedrijf.
In 1960 was het kleinbedrijf nog steeds toonaangevend in de agrarische sector. Afgaande op het aantal bedrijfshoofden waren er in dat jaar van de 280 land- en tuinbouwbedrijven van 1950 in dat jaar nog 243 over. Gemiddeld werkten er in die 243 bedrijven minder dan twee arbeidskrachten per bedrijf, en in veel gevallen was de tweede man of vrouw een meewerkend gezinslid.
De Heterense tuinbouw teelde onder andere appels, peren, pruimen, en ook kleine vruchten zoals aardbeien, bessen en frambozen. Sinds de jaren dertig nam het belang van de glastuinbouw toe.
De akkerbouwers verbouwden in de jaren vijftig zowat alle gewassen zoals granen en zaden, maar de bol en wortelgewassen overheersten toch. Binnen dit segment waren de voederbieten met 36% toonaangevend. Met 21% van het totaal stonden de suikerbieten op de tweede, en de consumptieaardappelen met 12% op de vijfde en laatste plaats.
De bijna 32.000 hoenders maakten het pluimvee in 1955 tot een niet onbelangrijk segment binnen de Heterense veestapel. Met hun 344 vormden de schapen de kleinste groep bij het grotere vee. De 3450 runderen waren hier de grootste groep, gevolgd door de varkens met 2030 beesten. Tijdens de bezetting werd hun aantal als gevolg van een gebrek aan voedergewassen overigens tot ‘de kleinste proportie teruggebracht’. Tijdens die turbulente periode bleef enkel het aantal melkkoeien op peil.
In 1960 was het kleinbedrijf nog steeds toonaangevend in de agrarische sector. Afgaande op het aantal bedrijfshoofden waren er in dat jaar van de 280 land- en tuinbouwbedrijven van 1950 in dat jaar nog 243 over. Gemiddeld werkten er in die 243 bedrijven minder dan twee arbeidskrachten per bedrijf, en in veel gevallen was de tweede man of vrouw een meewerkend gezinslid.
De Heterense tuinbouw teelde onder andere appels, peren, pruimen, en ook kleine vruchten zoals aardbeien, bessen en frambozen. Sinds de jaren dertig nam het belang van de glastuinbouw toe.
De akkerbouwers verbouwden in de jaren vijftig zowat alle gewassen zoals granen en zaden, maar de bol en wortelgewassen overheersten toch. Binnen dit segment waren de voederbieten met 36% toonaangevend. Met 21% van het totaal stonden de suikerbieten op de tweede, en de consumptieaardappelen met 12% op de vijfde en laatste plaats.
De bijna 32.000 hoenders maakten het pluimvee in 1955 tot een niet onbelangrijk segment binnen de Heterense veestapel. Met hun 344 vormden de schapen de kleinste groep bij het grotere vee. De 3450 runderen waren hier de grootste groep, gevolgd door de varkens met 2030 beesten. Tijdens de bezetting werd hun aantal als gevolg van een gebrek aan voedergewassen overigens tot ‘de kleinste proportie teruggebracht’. Tijdens die turbulente periode bleef enkel het aantal melkkoeien op peil.
laatste wijziging 05-01-2024
3.570 beschreven archiefstukken
Inventaris
laatste wijziging 05-01-2024
3.570 beschreven archiefstukken
Kenmerken
laatste wijziging 05-01-2024
3.570 beschreven archiefstukken