Uw zoekacties: Secretarie Gemeente Rozendaal, 1818-1929

2750 Secretarie Gemeente Rozendaal, 1818-1929 ( Gelders Archief )

Archieftoegang

Hier vindt u de inventaris van een archieftoegang. Hierin staat beschreven welke stukken zich in dit archief bevinden. 
 
Het nummer dat voor de titel van het archief staat is het toegangsnummer van dit archief. Het nummer dat voor de beschrijving van een stuk staat is het inventarisnummer. 
  • Bij ‘Kenmerken’ vindt u algemene informatie over dit archief
  • Bij ‘Inleiding’ vindt u achtergrondinformatie over dit archief, denk hierbij aan de openbaarheid, de archiefvormer en de oorsprong en opbouw van het archief.
  • Bij ‘Inventaris’ vindt u de lijst met beschrijvingen van stukken die zich in dit archief bevinden. 

Hoe zoekt u door een archieftoegang?

Klik op de zoekbalk links bovenin en voer uw zoekterm(en) in. Klik vervolgens op ‘zoek’.
Onder ‘Gevonden archiefstukken’ verschijnen de beschrijvingen van stukken uit dit archief waar deze term in voorkomt. Om te zien in welk deel van het archief deze stukken zitten klikt u op ‘Inventaris’. Dor telkens te klikken op het woord/de woorden die vetgedrukt worden weergegeven komt u uit bij de (met geel gemarkeerde) zoektermen. 

Welke archieftoegangen heeft het Gelders Archief?

Bekijk het Archievenoverzicht  om te zien welke archieven zich in het Gelders Archief bevinden. Deze zijn niet allemaal geïnventariseerd en beschikbaar voor inzage. Als er geen inventarislijst beschikbaar is, is dit archief helaas nog niet in te zien. 
 

 

beacon
 
 
Inleiding
1. Openbaarheid en citeren
2. Geschiedenis van de archiefvormer
2.1. Het gemeentebestuur van Rozendaal vanaf 1818
2.2. 1818-1825
2750 Secretarie Gemeente Rozendaal, 1818-1929
Inleiding
2. Geschiedenis van de archiefvormer
2.2.
1818-1825
Organisatie: Gelders Archief
Bij Koninklijk Besluit van 11 februari 1817 werd het 'Reglement voor het platteland van de provincie Gelderland' vastgesteld. Dit op 1 januari 1818 in werking tredende reglement had tot gevolg, dat het platteland van Gelderland bestuurlijk werd verdeeld in 17 hoofdschoutambten en 107 schoutambten. Het schoutambt (gemeente) Rozendaal, werd daarmee een feit. Te zamen met de schoutambten Brummen, Renkum, Rheden en Doorwerth ging het deel uitmaken van het hoofdschoutambt van Veluwezoom. De eerste hoofdschout werd jhr. (in 1819 baron) W.G.J. van Rhemen van Rhemenshuizen, vader van de gewezen maire-burgemeester van Dieren.
Het dagelijks bestuur van het schoutambt Rozendaal lag in handen van de door de koning benoemde schout en twee assessoren. De laatsten werden op voordracht door de eigenaar van de heerlijkheid uit de 'gemeente'raad door de Provinciale Staten aangesteld. De raadsleden zelf werden eveneens door de Staten aangesteld; en wel uit de 'vroedste en gegoedste ingezetenen'. De schout was zowel voorzitter van de raadsvergaderingen als van de vergaderingen van het college van schout en assessoren. Bij het staken van de stemmen had hij een beslissende stem. Tevens zorgde hij voor de uitvoering van de raadsbesluiten en de handhaving van de wettelijke bepalingen en verordeningen. De eerste Rozendaalse raad, die inclusief de twee assessoren uit vier personen bestond, *  stelde de plaatselijke verordeningen vast en controleerde de lokale financiën. De vergaderingen voor de vaststelling van de plaatselijke begroting en de jaarrekening waren in het plattelandsreglement verplicht gesteld. Opvallend was daarbij de doorgaans kleine rol die de aloude geërfdenorganisatie in dit verband nog speelde. Vertegenwoordigers van deze groepering uit het schoutambt werden naast de raadsleden opgeroepen om aanwezig te zijn bij de vaststelling van de jaarrekening. *  In Rozendaal betrof dit slechts de eigenaar van de heerlijkheid als enige geërfde ter plaatse. In tegenstelling tot stedelingen bezaten ingezetenen ten plattenlande geen kiesrecht, waardoor zij geen invloed hadden op de verkiezing van bijvoorbeeld de schout of de raad.
In de loop van de jaren twintig gingen stemmen op om de hoofdschoutambten als orgaan tussen de schoutambten en provincie te laten verdwijnen en te vervangen door districten met een veel groter rechtsgebied. Bij Koninklijke Besluiten van 8 januari 1824 en 23 juli 1825 werden achtereenvolgens nieuwe reglementen voor de steden en voor het platteland van Gelderland vastgesteld. Met betrekking tot de hoofdschoutambten werd een 'sterfhuissysteem' gehanteerd, waarbij telkens wanneer een hoofdschout heenging, diens ambtsregio en functie overgingen in een district onder leiding van een districtscommissaris. Door diverse combinaties ontstond in 1837 een nieuwe verdeling in vijf districten. Over-, Middel- en Nederveluwe en Veluwezoom gingen te zamen het district Veluwe uitmaken. * 
In bestuurlijke zin veranderde door het plattelandsreglement van 1825 op lokaal niveau maar weinig. Het schoutambt Rozendaal ging officieel gemeente Rozendaal heten, en de schout heette voortaan burgemeester. De door de gouverneur van Gelderland te benoemen assessoren behielden hun benaming. De raadsleden werden als voorheen benoemd door de Provinciale Staten. Zowel voor de burgemeester als voor de assessoren en gewone raadsleden werd een ambtstermijn van zes jaar vastgesteld. Om de twee jaar trad een derde deel van de gemeenteraad af, maar was weer terstond herkiesbaar. Door het veelvuldig gebruik van deze mogelijkheid tot herkiesbaarstelling bleven vele bestuursleden meerdere aaneengesloten perioden op hun post.
Klein van omvang stond de positie van Rozendaal als zelfstandige gemeente al bijna vanaf het moment van oprichting ter discussie. Zo wensten Gedeputeerde Staten van Gelderland in 1829 de gemeente uit oogpunt van bezuinigingen en administratieve vereenvoudiging te laten samengaan met Rheden. Het gemeentebestuur van Rozendaal weerde deze aanval af door onder meer te stellen dat een ineensmelting de bewoners geen geldelijk voordeel zouden brengen en dat de eigenaren van de heerlijkheid de gemeentelijke tekorten met behulp van particuliere fondsen teniet deden. Bovendien stelde de administratie van deze kleine plaats volgens hetzelfde verweerschrift bitter weinig voor. * 
In 1846 verlangde de toenmalige districts-commissaris van Veluwe dat er in een raadsvergadering de mogelijkheden zouden worden onderzocht tot het aangaan van een vereniging met een naburige gemeente. Rozendaal reageerde wederom heftig en memoreerde in duidelijke bewoordingen het 'gerief, de welvaart en de verfraaiing' der gemeente als gevolg van de inzet van de ambachtsheren van Rozendaal. Zij waren het die hadden gezorgd voor de bouw van een kerk, predikantswoning en een school, en dat het permanente onderhoud daarvan, maar ook van de wegen en duikers, de tractementen van de predikant, koster en voorzanger, organist, schoolmeester en veldwachter, en niet in de laatste plaats de aanzuivering van de gemeentelijke kosten telkenjare voor hun rekening waren. Door deze voorrechten was de financiële gesteldheid voor de Rozendaalse burgers - zeker in vergelijking tot die van de buurgemeenten - prima te noemen. Een combinatie van gemeenten zou alleen in het belang van de eigenaar van de heerlijkheid zijn, en voor die werd een samenvoeging niet verlangd.
In de aanloop tot de nieuwe wet op het gemeentebestuur stak het opheffingsspook in 1848 opnieuw de kop op. Weer kwam volgens een besluit van Gedeputeerde Staten van Gelderland van 16 december van dat jaar Rozendaal in aanmerking om met Rheden te worden verenigd. Het gemeentebestuur van Rozendaal gebruikte nu dezelfde tegenargumenten als in 1846 en voegde er bovendien aan toe dat de eigenaren van de heerlijkheid tevens tegemoet kwamen in de schoolkosten en -behoeften van alle minvermogende kinderen en dat zij werk verschaften aan alle arbeiders binnen de gemeente en zelfs daarbuiten. Bovendien, zo werd ten overvloede opgemerkt, zou in 1830, amper nadat de vorst daartoe had opgeroepen, ambachtsheer Torck zich met 30 vrijwilligers ten dienste van het land hebben aangeboden. * 
Ook na de genoemde jaren heeft de zelfstandigheid van Rozendaal in het algemeen of de omvang van haar grondgebied in de loop der tijden diverse keren ter discussie gestaan. * 
2.3. Vanaf 1851
3. Geschiedenis van het archiefbeheer
4. Bijlage: lijsten van burgemeesters, assessoren/wethouders, raadsleden, gemeentesecretarissen en gemeente-ontvangers

Kenmerken

Datering:
1818-1994
Auteur:
W.J. Meijerink, W.F.M. Ahoud