Het tijdvak 1960-1969 bracht voor de gemeentelijke sociale zorg enige zeer ingrijpende wijzigingen met zich mede.

1. De belangrijkste wijziging was wel de inwerkingtreding van de Algemene Bijstandswet op 1 januari 1965, onder gelijktijdige intrekking van de Armenwet.
De Algemene Bijstandswet bracht het wettelijk recht op bijstand. De Armenwet kende dat recht niet. Evenwel was het in Arnhem reeds lang voor de invoering van de Algemene Bijstandswet mogelijk, bezwaren in te dienen bij het bestuur van de Gemeentelijke Instelling voor Maatschappelijk Hulpbetoon tegen afwijzing van een aanvraag om bijstand c.q. tegen de hoogte (beter gezegd: laagte) of stopzetting van een uitkering.
De in de Algemene Bijstandswet vastgelegde procedure van beroep maakte een einde aan het via allerlei kanalen (wethouder, vakbonden, kerkelijke instellingen, Leger des Heils) indienen van klachten omtrent deze materie.
Zie inventarisnummers 6 (Jaarverslag 1965) en 49 (College voor de Verlening van Bijstand).

2. Per 1 mei 1968 vond een directiewisseling plaats. De heer N.F. Hartland vertrok op genoemde datum wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. Hij leidde de Dienst sinds 9 juni 1940, derhalve gedurende bijna 28 jaren en heeft deze na een moeilijke beginperiode wegens de bezetting uitgebouwd van een steunorgaan tot een dienst, die zich tot doel stelt de hulpvragende mens adequate hulp te bieden en hem zo mogelijk weer tot zelfstandigheid terug te brengen. De heer Hartland werd per 1 mei 1968 opgevolgd door de heer drs. J.Th.M. Keulemans, voordien hoofd Maatschappelijke Zorg bij de Gemeentelijke Sociale Dienst van Eindhoven.
Deze werd al spoedig geconfronteerd met een sterk toenemende werkloosheid. De uitvoering van de Wet Werkloosheidsvoorziening bracht een belangrijke vermeerdering van de werkzaamheden met zich.

3. Per 2 maart 1968 werd de afdeling Werkvoorziening overgebracht naar de Stichting Werkplaats Presikhaaf.

4. Op 1 februari 1968 besloten burgemeesters en wethouders om de zorg voor geestelijk gestoorde patiënten, welke eerder aan hen was voorbehouden, over te dragen aan het College voor de Verlening van Bijstand.
De nieuwe aanvragen om hulp werden met ingang van 1 oktober 1968 door de Dienst behandeld. De reeds lopende gevallen werden na het eerste kwartaal van 1969 aan de Dienst overgedragen.

5. In 1969 werd de hoofdafdeling Maatschappelijke Zorg gereorganiseerd. Daarmede werd een verbetering van de hulpverlening aan de cliënten bereikt.

6. De met de zorg voor bejaarden en extern verzorgden belaste afdeling M3 werd, mede in verband met het toenemende ruimtegebrek, tijdelijk ondergebracht in het gebouw van de Gemeente Spaarbank aan het Gele Rijdersplein (eerste verdieping).

De gestadige groei van de omvang van het personeelsbestand bleef een onderwerp van aanhoudende zorg. Het zou nog tot 1972 duren, alvorens een - voor die tijd - aanvaardbare oplossing werd gevonden door de verhuizing van de gehele Dienst naar het gebouw aan de Koningstraat 29.