2138 Kabinet van de burgemeester van Arnhem ( Gelders Archief )
2138
Kabinet van de burgemeester van Arnhem
Inleiding
3. Correspondentie van gemeentesecretaris J.L.C. van Essen, 1899-1930
2138 Kabinet van de burgemeester van Arnhem
Inleiding
3.
Correspondentie van gemeentesecretaris J.L.C. van Essen, 1899-1930
De portefeuille "Brieven van den Secretaris", die bij het kabinetsarchief van de burgemeester van Arnhem is aangetroffen, en waarin enkele volkomen soortgelijke los rondzwervende stukken zijn ondergebracht, bevat, naast enige stukken uit 1899, 1918, 1919 en de jaren twintig van de 20e eeuw, voornamelijk bescheiden uit de periode medio 1908 - medio 1917, chronologisch per zaak gerangschikt, en tussen 1911 en 1914 ook zo genummerd. Het opschrift geeft de inhoud niet nauwkeurig weer, want die beperkt zich niet tot brieven van de secretaris; er zijn ook vele ingekomen stukken onder. Meestal zijn die laatste inderdaad gericht aan de secretaris, maar ook wel eens aan anderen, bijvoorbeeld de burgemeester. De secretaris had in dat geval blijkbaar de meeste bemoeienis met de afdoening van de zaak in kwestie. Omgekeerd verhuisden er ook stukken uit de portefeuille van de secretaris naar de Secretarie, zoals in november 1916 het geval was met de correspondentie met notarissen over het beding "vrij op naam" in koopakten.
Wat was tussen de archieven van het kabinet en de secretarie de positie van deze serie stukken? De secretaris zal bij de behandeling van de zaken zo nodig zijn eigen dienst hebben ingeschakeld, mogen we veronderstellen. Het is dus denkbaar dat we hebben te maken met een onderdeel van het (nu verloren) archief van de secretarie, zij het dan ook een onderdeel met een speciale positie. Daar pleit echter tegen dat de stukken niet de te verwachten archiveringskenmerken vertonen, en kennelijk niet bij het secretarie-archief uit dezelfde periode waren opgeborgen. In dat geval hadden ze immers de Tweede Wereldoorlog niet overleefd?
De behandeling van de stukken afkomstig van de secretaris vertoont een sterke gelijkenis met die uit het kabinetsarchief.
Waarschijnlijk werden ze ook op dezelfde plaats bewaard. Zijn ze, al dan niet stilzwijgend, beschouwd als onderdeel van dat kabinetsarchief?
Maar er is ook een mogelijkheid dat de stukken moeten worden beschouwd als een - al dan niet compleet bewaard - afzonderlijk archiefje van de secretaris. In dat geval zou het ontbreken van een consequent volgehouden eigen nummering gemakkelijk kunnen worden verklaard uit de geringe omvang van het bestand.
Dat de serie als zodanig na medio 1917 ophoudt, is wel verklaarbaar: ze was niet goed te verenigen met de zaaksgewijze ordening van de administratie, die ter secretarie werd ingevoerd in het begin van het genoemde jaar. (vergelijk het Secretariearchief 1917-1924, inv.nr. 2376).
Om goed te kunnen verwijzen, zijn de stukken van het begin af per zaak naar hun bestaande chronologische volgorde genummerd. De oude nummering, voor zover aanwezig, is daar tussen haken achter geplaatst.
laatste wijziging 26-03-2024
2.161 beschreven archiefstukken
49 gedigitaliseerd
totaal 764 bestanden
Inventaris
laatste wijziging 26-03-2024
2.161 beschreven archiefstukken
49 gedigitaliseerd
totaal 764 bestanden
Kenmerken
Datering:
(1820) 1884-1949 (1958)
Auteur:
J.P. Vredenberg, K.J.W. Peeneman, G. Maassen
Categorie:
laatste wijziging 26-03-2024
2.161 beschreven archiefstukken
49 gedigitaliseerd
totaal 764 bestanden