Uw zoekacties: Secretarie Gemeente Arnhem, afdeling Duitse Zaken

2133 Secretarie Gemeente Arnhem, afdeling Duitse Zaken ( Gelders Archief )

Archieftoegang

Hier vindt u de inventaris van een archieftoegang. Hierin staat beschreven welke stukken zich in dit archief bevinden. 
 
Het nummer dat voor de titel van het archief staat is het toegangsnummer van dit archief. Het nummer dat voor de beschrijving van een stuk staat is het inventarisnummer. 
  • Bij ‘Kenmerken’ vindt u algemene informatie over dit archief
  • Bij ‘Inleiding’ vindt u achtergrondinformatie over dit archief, denk hierbij aan de openbaarheid, de archiefvormer en de oorsprong en opbouw van het archief.
  • Bij ‘Inventaris’ vindt u de lijst met beschrijvingen van stukken die zich in dit archief bevinden. 

Hoe zoekt u door een archieftoegang?

Klik op de zoekbalk links bovenin en voer uw zoekterm(en) in. Klik vervolgens op ‘zoek’.
Onder ‘Gevonden archiefstukken’ verschijnen de beschrijvingen van stukken uit dit archief waar deze term in voorkomt. Om te zien in welk deel van het archief deze stukken zitten klikt u op ‘Inventaris’. Dor telkens te klikken op het woord/de woorden die vetgedrukt worden weergegeven komt u uit bij de (met geel gemarkeerde) zoektermen. 

Welke archieftoegangen heeft het Gelders Archief?

Bekijk het Archievenoverzicht  om te zien welke archieven zich in het Gelders Archief bevinden. Deze zijn niet allemaal geïnventariseerd en beschikbaar voor inzage. Als er geen inventarislijst beschikbaar is, is dit archief helaas nog niet in te zien. 
 

 

beacon
 
 
Inleiding
01. Openbaarheid en citeren
02. Een restant-archief "Duitsche Zaken"
03. Het Rijkscommissariaat. Een burgerlijk bestuur in uniform
04. Een nieuwe hiërarchie
05. Gelderland en Arnhem. Burgemeester Bloemers
06. De Gemeente tussen bezetter en bevolking
07. Materiële lasten van de bezetting
2133 Secretarie Gemeente Arnhem, afdeling Duitse Zaken
Inleiding
07.
Materiële lasten van de bezetting
Organisatie: Gelders Archief
Vanaf het begin van de bezetting werden Nederlandse burgers geconfronteerd met materiële eisen van de Duitsers, aanvankelijk vooral van de Wehrmacht, vanaf 1943 ook van het Rijkscommissariaat. Die eisen betroffen zowel goederen als diensten.
Arnhem telde enige kazernes en een militair hospitaal. Ondanks deze niet onaanzienlijke accomodatie moesten toch nog Duitse militairen buiten de kazernes worden ondergebracht. Dat kon door inkwartiering, maar voor de talrijke staven, administraties en werkplaatsen werden meestal gebouwen in beslag genomen. De bezettende macht was daartoe krachtens het Landoorlogsreglement bevoegd en van die bevoegdheid heeft ze de hele oorlog door ruim gebruik gemaakt, zij het doorgaans ook met inachtneming van bepaalde regels.
De inbeslagnemingen beperkten zich niet tot onroerend goed. Mèt woonruimte werd vaak ook de bijbehorende inboedel voor gebruik opgeëist. Allerlei andere roerende goederen konden eveneens van de burger worden gevorderd. Meestal betrof het machines en installaties van enige omvang of vervoermiddelen, zoals auto's en al of niet bespannen wagens. De grootste bekendheid heeft in dit verband de fiets gekregen, maar aan het eind van de oorlog was men ook van andere alledaagse voorwerpen als schoppen, voorhamers en soortgelijk gereedschap niet meer zeker. Behalve goederen verlangden de Duitsers, doorgaans van ondernemers, nog alle mogelijke leveranties en diensten.
In beginsel betroffen vorderingen slechts gebruik en waren ze dus van tijdelijke aard. Wilden de Duitsers iets blijvend verwerven, dan dienden zij eigenlijk over te gaan tot aankoop dan wel naasting. Ook dat is voorgekomen. Voor de aanleg van het vliegveld Deelen werden gronden onteigend en de inbeslagneming van auto's die men kennelijk toch niet meer zou terugkrijgen, is meer dan eens omgezet in een verkoop aan de Wehrmacht.
Dergelijke gedwongen verkopen wijzen er op dat Nederlandse eigenaren niet alleen voor de duur van de vordering alle zeggenschap over hun goederen kwijt waren, maar er in de praktijk ook niet zo zeker van konden zijn dat ze hun roerend goed zouden terugzien. En naarmate de oorlog ongunstiger verliep, werden de scrupules van sommige Duitsers er, zoals we nog zullen zien, niet groter op.
Burgers en vertegenwoordigers van publiekrechtelijke lichamen die van de Wehrmacht geld te goed hadden wegens leveringen, diensten of vordering van eigendom, konden hun declaraties indienen bij de Gemeente, die een bemiddelende en coördinerende rol speelde tussen de aanvrager enerzijds en de Duitse instanties en Haagse departementen anderzijds. Iets dergelijks gold vanaf 1943 bij woningvordering door het Rijkscommissariaat. Tot de "Wehrmacht" werd in dit verband behalve de Waffen-SS ook de Reichsarbeitsdienst gerekend, omdat die onder de Luftwaffe viel, doch niet de Duitse politie en de douane. Vergoedingen door deze instanties waren, althans in de eerste oorlogsjaren, niet geregeld en werden blijkbaar per geval beslist door de Rijkscommissaris!
Dat de Rijkscommissaris regels opstelde voor schadeloosstelling, betekende niet dat die afdwingbaar was. De Wehrmacht kòn schade vergoeden, maar was in feite vrij om naar goeddunken te handelen. Voor volledige compensatie kwam alleen de pachtwaarde van landbouwgrond in aanmerking. Sommige soorten bijkomende schade werden zelfs helemaal niet vergoed. Dat laatste overkwam onder anderen eigenaars van natuurgebieden: schade aan woeste grond was voor de Wehrmacht slechts "ideeller Schaden". De procedures, veelal door Nederlandse secretarissen-generaal nader uitgewerkt en toegelicht, verschilden naar de aard van de vordering. De meest voorkomende gevallen kwamen op het volgende neer. Verordeningenblad 1940, nr. 144, van 20 september 1940, p. 436.
Zie ook 2197 Secretarie Arnhem, serie 1940-1949, inv. nr. 4886, met name de volgnrs. 1005/18, 19 en 22, en inv. nr. 4892. Zie voor besluiten van Nederlandse secretarissen-generaal het "Besluit op de bezettingsschaden", Verordeningenblad 1942, nr. 30, p. 160, het "Besluit op de materieele oorlogsschaden", betreffende schade door oorlogsgeweld, Verordeningenblad 1940, nr. 221, p. 639, en het Besluit bijdragen wederopbouw publiekrechtelijke lichamen, Verordeningenblad 1941, nr. 18, p. 77. De circulaire nr. 12531 over bezettingsschade van 15 mei 1942 van de secretaris-generaal van Binnenlandse Zaken, is te vinden in Archief "Duitsche Zaken", inv. nr. 27. Verdere, meer bijzondere schaderegelingen zijn te vinden in het Verordeningenblad, dat een inhoudsopgave naar onderwerpen bevat en een index. Bij de laatste is voorzichtigheid geboden: het besluit van 1942, nr. 30 is te vinden onder "Bezettingsschaden", maar het nader uitvoeringsbesluit van 1943, nr. 73 onder "Besluit"!
Een voorbeeld van "ideeller Schaden": Archief "Duitsche Zaken", inv. nr. 1, Zusammenstellung 3-e, en van onvergoede kosten na vordering van een pand: Archief "Duitsche Zaken", inv. nr. 12, omslag A, Beaulieustraat 1.
Voor gebouwen en niet-landbouwgrond vergoedde de "Wehrmachtbezirksverwaltung", in Arnhem ook wel aangeduid als "Wehrmachtverwaltungsstelle", slechts tweederde van de huurwaarde. Het resterende derde deel kwam op grond van een regeling uit 1942 ten laste van de "Afdeeling Bezettingsschade" van het Departement van Financiën, waar alle gevallen van bezettingsschade onder een eigen nummer werden geregistreerd. Tot deze afdeling kon men zich ook wenden voor de meeste overige kosten. Evenals de declaraties voor de Wehrmacht kon men ook die voor de "Afdeeling Bezettingsschade" indienen via de gemeenten, die de afdeling tevens van advies dienden. Vóór de aanvullende regeling tot stand kwam, waren veel gemeenten al overgegaan tot voorlopige registratie van bezettingsschade en hadden ze bij wijze van voorschot wel vergoedingen voor bezettingsschade uitgekeerd, die ze nu met "Financiën" konden verrekenen. Wanneer de Wehrmacht onroerend goed in beslag nam, vergoedde ze van de bijkomende on
kosten slechts die voor transport en een bedrag ter grootte van 6% per jaar van de waarde van een gevorderde inventaris.
Voor diensten en leveringen aan de Wehrmacht Verordeningenblad 1940, nr. 49, van 16 juli 1940, p. 156. Zie ook de Arnhemsche Courant van 18 juli 1940, 2e blad. en voor inkwartiering in hotels en pensions Verordeningenblad 1940, nr. 50, van 16 juli 1940, p. 171. Archief Gemeentesecretarie Arnhem, serie 1940-1949, inv. nr. 4861, volgnr. 1015(1005?)/16, circulaire van de secretaris-generaal van Binnenlandse Zaken van 13 augustus 1940. bestonden aparte verordeningen. De diensten en leveringen werden aangeduid als zogenaamde R- verrichtingen. "R" stond voor "regelmatig", maar dat betekende niet dat de regeling altijd even gemakkelijk hanteerbaar was. Een vereenvoudigde weergave van de procedure mag een indruk geven van het soort werk dat de Secretarie door Seyss-Inquart kreeg toegeschoven.
Om te beginnen diende de Gemeente van alle R-verrichtingen een lijst in drievoud bij te houden en die maandelijks af te sluiten. Ze moest declaraties wegens R-verrichtingen verifiëren en de door haar geaccepteerde beneden ? 200,= direct uitbetalen. Wie zijn declaratie zag afgewezen, kon in beroep gaan bij de commissaris der Koningin (zo werd hij medio juli 1940 in de krant nog genoemd!), die ook de declaraties van ?200,= tot en met ? 700,= ter betaling door de Gemeente diende te bekrachtigen. Haar eigen declaraties diende de Gemeente eveneens bij de commissaris in. Declaraties boven ? 700,= moest de commissaris voorleggen aan de secretaris- generaal van Binnenlandse Zaken. Via deze laatste moesten ook bepaalde moeilijke gevallen boven ?200,= worden voorgelegd aan de de hoofdintendant die was toegevoegd aan de bevelhebber van de Wehrmacht in Nederland. Aan deze hoofdintendant moest, wanneer de desbetreffende declaraties waren afgehandeld, via de commissaris der Koningin één exem
plaar van de lijst van R-verrichtingen met de belegstukken worden opgezonden. De hoofdintendant ten slotte besliste over de restitutie aan de Gemeente.
Het was wel eens twijfelachtig wat onder welke van de vele soorten regelingen viel en dus ook wat declarabel was als R-verrichting en wat niet. Interpreteerde de intendant een zaak anders dan de Nederlandse instanties, dan kon dat een schadepost betekenen voor Gemeente. Terugvordering was alleen mogelijk in geval van kwade trouw of grove nalatigheid van de declarant. De verordening liet aan het Rijk over om in geval van "onredelijke belasting" van een gemeente bij te springen, maar dat hing geheel af van de secretaris-generaal van Financiën. Ook kon niet te lang met de verwerking worden gewacht, want er golden voor indiening uiteraard bepaalde termijnen en de Gemeente was aansprakelijk voor schade van aanvragers door onvolkomenheden in de behandeling.
Hoe moeizaam het bureaucratisch verkeer met militaire autoriteiten ook kon zijn, er golden tenminste nog regels voor, in beginsel gebaseerd op een internationale overeenkomst. Daarvan was geen sprake bij de al genoemde vorderi
ngen voor Duitse burgers die waren gedupeerd door geallieerde bombardementen. Die vorderingen waren een zaak van de NSDAP, wat burgemeester en Secretarie voor extra moeilijkheden plaatste.
08. De Afdeling "Duitsche Zaken"
09. Betrekkingen met de Wehrmacht
10. Betrekkingen met het Rijkscommissariaat en de NSV
11. De chef "Duitsche Zaken" kabinetschef van de burgemeester
12. Het gebruik van het archief

Kenmerken

Datering:
1940-1954
Auteur:
J.P. Vredenberg
Thema trefwoorden: