Het bestuur bestond uit een voorzitter (schout) en zes leden (heemraden). Bij de inwerkingtreding van het bijzonder reglement in 1949 traden als zodanig op degenen die daartoe door Gedeputeerde Staten waren benoemd: als schout de voorzitter van het bestuur van het opgeheven waterschap de Malesluis en als heemraden twee vertegenwoordigers van elk der drie voormalige waterschappen. Allen werden in 1950 herbenoemd c.q. herkozen door de vergadering van stemgerechtigde ingelanden. De schout bleef in functie tot de opheffing van het waterschap in 1973. Bij de verkiezing van nieuwe heemraden werd er steeds op gelet, dat de vertegenwoordiging van de deelgebieden gehandhaafd bleef, hoewel dit niet reglementair was voorgeschreven *  .

De invoering van het Utrechts waterschapsreglement in 1970 maakte gelijktijdige aanpassing van het bijzonder reglement voor 't Hogeland noodzakelijk. De benoeming van heemraden door de vergadering van stemgerechtigde ingelanden (artikel 3) verviel. In plaats daarvan werd de in het Utrechts waterschapsreglement voorgeschreven procedure van kandidaatstelling en, zo nodig, stembusverkiezing van kracht.

Volgens artikel B 1 van het Utrechts waterschapsreglement werd het totale bedrag aan omslag dat iedere ingeland aan het waterschap verschuldigd was, bepalend voor het aantal stemmen dat hij kon uitbrengen. De bijzondere omslagen werden hierbij dus meegerekend. Binnen 't Hogeland zou daardoor de bijzondere omslag over de landerijen afwaterende op de Laak, de stemwaardering minder juist kunnen beïnvloeden. In het bijzonder reglement werd daarom een bepaling opgenomen, waarbij het aantal uit te brengen stemmen uitsluitend afhankelijk werd gesteld van het verschuldigde bedrag aan algemene omslag *  .