Uw zoekacties: Plaatselijke commissie voor de ruilverkaveling Beoosten de Eem

1937 Plaatselijke commissie voor de ruilverkaveling Beoosten de Eem ( Gelders Archief )

Archieftoegang

Hier vindt u de inventaris van een archieftoegang. Hierin staat beschreven welke stukken zich in dit archief bevinden. 
 
Het nummer dat voor de titel van het archief staat is het toegangsnummer van dit archief. Het nummer dat voor de beschrijving van een stuk staat is het inventarisnummer. 
  • Bij ‘Kenmerken’ vindt u algemene informatie over dit archief
  • Bij ‘Inleiding’ vindt u achtergrondinformatie over dit archief, denk hierbij aan de openbaarheid, de archiefvormer en de oorsprong en opbouw van het archief.
  • Bij ‘Inventaris’ vindt u de lijst met beschrijvingen van stukken die zich in dit archief bevinden. 

Hoe zoekt u door een archieftoegang?

Klik op de zoekbalk links bovenin en voer uw zoekterm(en) in. Klik vervolgens op ‘zoek’.
Onder ‘Gevonden archiefstukken’ verschijnen de beschrijvingen van stukken uit dit archief waar deze term in voorkomt. Om te zien in welk deel van het archief deze stukken zitten klikt u op ‘Inventaris’. Dor telkens te klikken op het woord/de woorden die vetgedrukt worden weergegeven komt u uit bij de (met geel gemarkeerde) zoektermen. 

Welke archieftoegangen heeft het Gelders Archief?

Bekijk het Archievenoverzicht  om te zien welke archieven zich in het Gelders Archief bevinden. Deze zijn niet allemaal geïnventariseerd en beschikbaar voor inzage. Als er geen inventarislijst beschikbaar is, is dit archief helaas nog niet in te zien. 
 

 

beacon
 
 
Inleiding
1. Openbaarheid en citeren
2. Omvang van het ruilverkavelingsblok
3. Totstandkoming van de ruilverkaveling
4. De plaatselijke commissie voor de ruilverkaveling
5. Schatting en toedeling der percelen
6. Het plan van wegen, waterlopen en kaden
7. Uitvoering van werken
1937 Plaatselijke commissie voor de ruilverkaveling Beoosten de Eem
Inleiding
7.
Uitvoering van werken
Organisatie: Gelders Archief
Vanwege de oorlogsomstandigheden kon de uitvoering van werken in het kader van de ruilverkaveling slechts geleidelijk en op kleine schaal plaatsvinden. Met machtiging van de Centrale Cultuurtechnische Commissie was het waterschapsbestuur al overgegaan tot de bouw van de nieuwe gemalen Veendijk en Eemdijk in het voorjaar van 1941. Ook de bouw van de machinistenwoning bij gemaal Veendijk en de voorlopige grondwerken ter verzekering van de watertoevoer naar de nieuwe gemalen werden door het waterschap voor rekening van de ruilverkaveling uitgevoerd. De voorlopige grondwerken omvatten het uitdiepen van het voor de inlaat van gemaal Eemdijk gelegen wiel, het graven van de omlegging van de Bikkersvaart en van het afvoerkanaal van het gemaal naar de Eem, het verruimen van een deel van de Bikkersvaart door beugelen, het gedeeltelijk doorgraven van de Bikkersdwarswetering en het opschonen van die wetering, het graven van de wetering vanaf de Coenraadswetering naar gemaal Veendijk, het verruimen door beugelen van het oostelijk deel van de Coenraadswetering en van de wetering beoosten de Groeneweg en het maken van vijf tijdelijke overbruggingen over de nieuwe wetering en van 15 dammen met duikers in de dwarssloten.
Deze werken kwamen gereed in september 1942. Er werd ook een doorrit gemaakt in de Veldendijk aan een perceel van het waterschap te Eemdijk, dat in gebruik was als opslagterrein voor hoogovenslakken, gebruikt bij de aanleg van wegen in de Oostpolder. De bedoeling was, dat het pontveer naar Eemnes later op dit mennegat zou aansluiten. De nieuwe gemalen konden eind 1942 in werking worden gesteld. De machinistenwoning bij gemaal Veendijk kwam in september 1943 gereed *  .
De plaatselijke commissie voor de ruilverkaveling begon in 1942 met de uitvoering van de werken nodig voor de ontpoldering van de dorpskommen van Bunschoten en Spakenburg. In juli besloot men de werkzaamheden verder onder leiding van de Nederlandse Heidemaatschappij te stellen. Met de aanleg van de oostelijke ringweg en -wetering vanaf de Zuidwenk zuidwaarts werd in november begonnen. De weg sloot aan op de bestaande verharding bij de oude melkfabriek aan de zuidzijde van de kom van Bunschoten. De verharding van de ringweg met hoogovenslakken kwam gereed in oktober 1943. De brug die de weg verbond met de Nieuwe Schans, werd toen afgesloten, omdat men de weg alleen voor landgebruik wilde bestemmen, maar de afsluiting werd in 1944 weer opgeheven. Vanaf de Nieuwe Schans leidde een voetpad naar gemaal Veendijk *  .
Begin 1943 werd de hoge rug van de Westdijk afgegraven. De verharding van de dijkweg werd aan weerszijden met een meter verbreed. In mei werd de Coenraadswetering tussen de Spakenburgergracht en de oostelijke ringwetering gedempt. De gemeente zorgde voor riolering en bestrating. Er werd een begin gemaakt met de aanleg van het schuivenstelsel en de duikers voor de onderbemaling van de lage landen langs de Veendijk. In de nieuwe wetering naar gemaal Veendijk werd een stuw gemaakt, waarop twee windwerken werden aangebracht. Enkele sloten werden verbeterd. De onderbemaling kon in april 1944 in werking worden gesteld.
Het peil was daar circa 30 cm lager dan in de rest van de Oostpolder. De sloot vanaf het gemaal naar het oosten langs de Veendijk en langs het Hok- en Karland werd na de inundatie begin 1946 verbeterd. Door de Groeneweg werd een duiker gelegd *  . In de zomer van 1943 was men begonnen met de verbreding en verbetering van de Smeerweg vanaf de kom van Bunschoten tot de Groeneweg. In december werd het voorste deel van de weg tussen de dorpskom en de oostelijke ringweg verhard met hoogovenslakken. In diezelfde maand werd de duiker door de Veldendijk gelegd voor aansluiting van de Bruggematen op de bemaling van de Westpolder. Begin 1944 volgden de duikers voor de bemaling van de Zwarte Noord en de maatjes bij Wolkenberg.
Bijna alle werken van de Heidemaatschappij moesten in januari 1944 worden stopgezet, omdat de arbeiders werden gevorderd door de Duitse Wehrmacht. Het waterschap nam de uitvoering van de ruilverkavelingswerken voor rekening van de Heidemaatschappij over. De door de aanleg van de oostelijke ringwetering overbodig geworden duikers in de weg ten oosten van de Spakenburgergracht werden (op enkele na) opgeruimd (februari). De tochtsloot ten noorden van de Broerswetering voor het inlaten van IJsselmeerwater ten behoeve van de waterverversing werd gegraven circa 120 m ten westen van de bestaande sloot (maart). Aan de westzijde van de nieuwe tochtsloot werd een weg aangelegd, aansluitend aan de Westdijk bij de Bavinckschool (gereed in augustus). Het bestaande inlaatsluisje in de Poldermaten werd verbeterd, er werden duikers gelegd door de Westdijk en, waar nodig, in de ringwetering. De sloten aan de westzijde van het ontpolderd gebied werden afgedamd en in augustus 1944 kon de waterverversing door de Spakenburgergracht in werking worden gesteld.
Het waterschap en de gemeente Bunschoten sloten daartoe een overeenkomst. In april werd het werk aan de Smeerweg hervat. De verharding werd voltooid en er werden uitwijkplaatsen gemaakt. De noordelijke bermsloot werd gegraven. De Heidemaatschappij kon in juli weer beginnen met het doortrekken van de wetering ten zuiden van gemaal Veendijk vanaf de Coenraadswetering naar de Nijkerkerweg. Voor uitweg van door de wetering afgesneden percelen naar de Groeneweg werden circa 12 dammen gelegd in de westelijke bermsloot van die weg door arbeiders van het waterschap. De Coenraadswetering en de wetering beoosten de Groeneweg - Zevenhuizerweg tot halverwege de Oude- en de Nieuwe Tochtsloot werden uitgebaggerd *  .
Vanwege de oorlogstoestand moesten alle werken in het najaar van 1944 worden stopgezet. Aan het eind van het jaar werd de Oostpolder door de Duitsers geïnundeerd. Ter beveiliging van de dorpskommen werd een kade aangelegd, die in maart 1945 gereed kwam. Begin april werd ook het westelijk deel van het waterschap onder water gezet. Na de bevrijding kon eind mei worden begonnen met het afmalen van het inundatiewater. De kade werd in juli weer afgegraven voor rekening van de Rijksdienst voor landbouwherstel, die ook de verbetering van de sloten in de Oostpolder na de inundatie vergoedde *  .
Het werk aan de Oosterwetering werd in juli door de Heidemaatschappij hervat. De wetering werd doorgetrokken tot de Nieuwe Tochtsloot in de Neerduist. Vanwege de slechte ontwatering van de Bloklandspolder besloot de plaatselijke commissie in november te beginnen met het graven van de geplande nieuwe dwarswetering tussen de oude Bloklandswetering en de Bikkersvaart. Dit werk werd uitgevoerd door het waterschap. De wetering kwam in maart 1946 gereed. Ook het werk aan de Smeerweg werd weer opgenomen. De weg werd afgewerkt met zand en slakken en de zuidelijke bermsloot werd gegraven. Het werk liep vertraging op, omdat de aanwonenden enige malen sleuven in de weg hakten voor de afvoer van afvalwater, daar de gemeentelijke riolering in de weg verstopt was. De weg werd weer hersteld en vervolgens werd in juli 1946 het voorste gedeelte in beheer en onderhoud overgedragen aan de gemeente.
Begin 1946 moest de Oosterwetering tussen de Zuidwenk en de Nijkerkerweg worden afgedamd en drooggelegd, omdat hij niet (meer) de vereiste diepte had. De wellen in de wetering maakten het moeilijk de ondiepten weg te graven en om dit probleem op te lossen werd het werk ingedeeld in dagputten. Vervolgens werden de Oude- en de Nieuwe Tochtsloot en de Zevenhuizerwetering vanaf de Nieuwe Tochtsloot tot aan het opmaalpompje op de juiste afmetingen gebracht (zomer 1946). In juni kon begonnen worden met de Haarse wetering vanaf het gemaal. De watertoevoer naar het gemaal werd enigszins gewijzigd en er werden een betonnen beschoeiing en een nieuw krooshek aangebracht. Het werk aan de Haarse wetering kwam gereed in oktober *  .
De waterverversing in het ontpolderd gebied, vanwege de oorlogstoestand buiten werking gesteld, kon in juli 1946 worden hervat, nadat een duiker door de Dorpsstraat van Bunschoten was gelegd en de sloten aan de westzijde weer waren afgedamd. In juni werd begonnen met het verbreden en onder profiel brengen van de Groeneweg tot Zevenhuizen, nadat in mei met pramen zand was gebracht naar de Zuidwenk. Voor de bestrating werden stenen aangekocht uit de op vliegveld Soesterberg opgeslagen oorlogsbuit. De Bontepoortweg werd verhard met oude steen afkomstig uit de Groeneweg. Voor rekening van de gemeente Bunschoten werden de twee scherpe bochten bij de kruising van de Groeneweg - Zevenhuizerweg met de Nijkerkerweg op een vloeiender tracé verlegd.
De duiker door de Nijkerkerweg voor de wetering beoosten de Zevenhuizerweg kwam daarbij te vervallen. De bestaande duiker werd verplaatst, omdat hij nog nodig bleef voor de afvoer van water uit de zuidelijke bermsloot van de weg. Vanwege de verbreding van de weg moest de duiker die de Oude Tochtsloot met laatstgenoemde wetering verbond, worden verlengd. Het deel van de Zevenhuizerweg tussen de Nieuwlandseweg en boerderij de Lindeboom werd door de ruilverkaveling verbreed en door de gemeente Hoogland bestraat. Het werk aan deze wegen was najaar 1947 gereed *  .
Na de Haarse wetering werd de Achtereemlandse wetering onder profiel gebracht, het eerst het noordelijk deel in De Haar (eind 1946). Daarna werd het werk aan de nieuwe wetering in de Bovenduist in het verlengde van de Nieuwe Tochtsloot, waarmee in mei 1946 begonnen was, hervat. Het tracé van deze wetering werd gedeeltelijk omgelegd. De zuidelijke dwarswetering van de Nieuwe Tochtsloot tot de geplande rijksweg (Rengerswetering) werd eveneens in de zomer van 1947 gegraven. De Roevoetsteeg werd verbreed, omgelegd en bestraat evenals de Calveenseweg (eind 1947). Het werk aan de Achtereemlandse wetering werd in het najaar hervat. Daarna was de Wijde Neerzeldertse wetering aan de beurt *  .
Al in maart 1946 had de plaatselijke commissie geconstateerd, dat de werkwijze bij de uitvoering van de ruilverkavelingswerken - door de Heidemaatschappij met arbeiders van de Dienst uitvoering werken, waardoor het Rijk subsidie op de lonen verleende - onbevredigend was, omdat het allemaal veel te lang duurde. In oktober 1946 werd de DUW verplicht alle arbeiders in Zeeland te werk te stellen. De ruilverkavelingswerken werden verder in vrij werk uitgevoerd, maar toch besloot de plaatselijke commissie in januari 1947 over te gaan tot versnelde uitvoering met toepassing van aanbesteding (ook al verviel daardoor de subsidie op de lonen) en mechanisatie. Er werd een werkschema opgesteld voor de voltooiing van alle werken in drie jaar *  .
Zo vond in juni 1947 naast het werk van de Heidemaatschappij de aanbesteding plaats van bestek I (bouw van drie bruggen over de Wijde wetering, de Achtereemlandse wetering en de Eerste Zeldertse wetering, en aanleg van drie duikers, twee in de Slaagseweg voor de Slaagse wetering en voor de Martjeswetering (ter vervanging van de in de oorlog vernielde Martjesbrug) en één in de Zevenhuizerweg voor de Oude Tochtsloot), en van bestek II (uitdiepen en gedeeltelijk verbreden van de Bikkersvaart en op diepte brengen van de maalkolk voor gemaal Eemdijk). Eind 1947 werd er gewerkt aan de Wijde wetering, bij gemaal Zeldert werden een nieuw krooshek en bordes aangebracht, de brug over de wetering bij het gemaal werd gebouwd (klaar in juni 1948) en de duiker aan de Slaagse wetering werd gelegd (januari 1948). Langs de Bikkersvaart was men bezig met de aanleg van kaden. Het werk van de Heidemaatschappij aan de weteringen in Zeldert werd uitgevoerd met politieke gevangenen uit het kamp Laren als arbeiders *  .
Begin 1948 werd bestek III, het mechanisch graven van de twee dwarsweteringen ten noorden van de Bikkersvaart, aanbesteed. Er werd 65 m per dag gegraven met één dragline. Het werk was in april gereed. Ook het uitbaggeren van de Bikkersvaart werd nu uitgevoerd (gereed in mei), daarna werd bestek IV, het graven van de drie dwarsweteringen ten zuiden van de Bikkersvaart ter hand genomen. Omdat de Bloklandspolder grotendeels was afgesloten, zodat geen water in of uit kon, werd begonnen met de westelijke dwarswetering vanaf de oude Bloklandswetering tot de Haarse wetering (juni). Het noordelijk deel van deze dwarswetering was in 1945/1946 al aangelegd. Met de middelste dwarswetering (Rikvisserswetering) werd in oktober begonnen, gevolgd door de oostelijke dwarswetering (Blokhuiswetering) in december. In oktober werd ook de wetering langs de noordelijke opgaande weg (Frans Jacobsweg) tussen de Veldendijk en de westelijke dwarswetering gegraven. Tegelijkertijd werd begonnen met de wegenaanleg in de Westpolder: het verlengde van de Huijgenlaan (oostelijk deel van de Frans Jacobsweg), de Bikkersvaartweg en de noordelijke dwarsweg (Fokjesweg) waren eind juni klaar.
Aan het westelijk deel van de Frans Jacobsweg en de wegen in de Bekaaide Maatpolder werd gewerkt van augustus 1948 tot maart 1949. De aanleg van de wegen ten zuiden van de Bikkersvaart duurde van maart 1948 tot begin 1949. Bestek V, de bouw van de bruggen over de Bikkersvaart in de Vinkenweg en de Gasthuisweg, van de duiker onder de Bikkersvaart (Noorderwetering), van de brug over de nieuwe Bloklandswetering in de Bloklandsweg, van de brug over de Malewetering in de Mgr van de Weteringstraat, van een stuw in de Rengerswetering bij de Oude Tochtsloot en het restaureren van de duiker de Kleine Slaagse sluis, werd in oktober 1948 aanbesteed. Het werk werd uitgevoerd in 1949 (gereed in november) *  .
In Zeldert en De Slaag werd het werk voortgezet. Aan de bruggen bij de Wijde wetering werden schotbalksponningen aangebracht om de weteringen vanuit Eemland te kunnen afsluiten, wanneer er water werd ingelaten door de Zeldertse sluis (mei 1948). Het werk aan de Tweede Zeldertse wetering kwam klaar in juli, dat aan de Martjeswetering in juni. In de zomer werd verder gewerkt aan de aanleg van de Achtereemlandseweg met bermsloten, de Slaagse wetering naar Krachtwijk, de bermsloot naar de Kleine Slaagse sluis, de Grimmesteinseweg met bermsloten en de Slaagseweg. De oostelijke bermsloot van de Hogesteeg werd in het voorjaar gegraven. In november werden straatstenen aangekocht voor de wegen in De Slaag, de Hogesteeg en de parallelweg langs de rijksweg (Calveenseweg). De verbetering van de Calveenseweg bij de hoek was in januari al gereedgekomen.
Rijkswaterstaat begon in de zomer met de aanleg van rijksweg 1 vanaf het Scheuterbos. Aan de zuidzijde daarvan werd een duiker gelegd door de Bunschoterstraat voor de ontwatering van Calveen en het Nieuweland naar gemaal Zeldert (november). Ook met het verbreden van de provinciale weg tussen Zeldert en de Bisschopsweg (Bunschoterstraatweg) werd een aanvang gemaakt *  . Begin 1949 was men bezig met het graafwerk voor de wegenaanleg in de Bekaaide Maatpolder (gereed in maart).
Het westelijk deel van de Frans Jacobsweg werd tegelijkertijd bestraat. In de Veldendijk werden drie doorritten aangelegd om de wegen in de Bekaaide Maat aansluiting te geven op de dijkweg. Hierin werden schotbalksponningen aangebracht (voorjaar 1951). Met de aanleg van de weg achter de winkel Lido te Spakenburg tussen de Spuistraat en de westelijke ringweg werd voorjaar 1949 begonnen, evenals met de aanleg van de westelijke ringweg zelf en van de ringsloot. De weg werd doorgetrokken tot de nieuwe Sint- Nicolaasweg. De overbodig geworden wetering tussen de zuivelfabriek Eemlandia en het Karelsbrugje in de Westburgwal werd gedicht (augustus 1949). Tot het doortrekken van de oostelijke ringweg vanaf de kom van Bunschoten tot de Nijkerkerweg was in september 1948 al besloten.
In maart 1949 kon begonnen worden met de weg de Hogesteeg. De in 1948 gegraven oostelijke bermsloot was geheel ingezakt en moest verbeterd worden. Tezelfdertijd begon men met het verbreden van de Laak vanaf het IJsselmeer. Dit werk werd uitgevoerd in opdracht van de polder Arkemheen met financiële steun van de ruilverkaveling Beoosten de Eem en de gemeente Nijkerk. In de Slaag werd de wetering naar de Kleine Slaagse sluis doorgetrokken. De brug over de Malewetering aan het eind van de Mgr van de Weteringstraat (bestek V) kwam gereed. De straat zelf werd eind 1949/begin 1950 aangelegd *  . Met de dragline van de Heidemaatschappij werd de verbindingswetering tussen Haarse wetering en Nieuwe Tochtsloot ten westen van de verbrede provinciale weg gegraven (klaar in september 1949).
Daarna kon de bouw van de duikerbrug in de weg (over de Nieuwe Tochtsloot) worden aanbesteed (november). Ook hieraan werden schotbalksponningen aangebracht. Nadat de verbreding van het oostelijk deel van de Bisschopsweg was uitgezet door de provincie, kon ook de verbindingsleiding tussen de Oude Tochtsloot en de Blokhuiswetering worden gegraven. Het graafwerk in Zeldert aan de Eerste Zeldertse wetering, begonnen in 1948, kwam in de zomer van 1949 gereed. De weg langs de wetering werd aangelegd. De Lodijk werd doorgetrokken naar het Kleine Gat. De bermsloot ten noorden van de rijksweg was toen nog niet gegraven. De Zeldertseweg werd uitgezet. In september 1949 werd de uitvoering van bestek VI gegund (bouw van bruggen in de Oude- en Nieuwe Lodijk over de Achtereemlandse wetering, en over de Haarse wetering in de Zonseweg). Aan de duiker in de Zeldertseweg voor de Polwetering werd een ijzeren schuif met draaiwerkje aangebracht. Ook in een sloot naar de Slaagse wetering bij de bosjes werd een dam met schuif gelegd (juli 1950). De Overzeldertse wetering werd najaar 1951 verdiept en omgelegd. Er werd een stuw in gemaakt *  .
Het afgraven van de Veldendijk rond het Grote Gat was in juni 1948 stopgezet, omdat de overige grond gebruikt zou moeten worden voor het rechttrekken van de dijk door het Grote Gat. Dat werk werd uitgevoerd in 1950. De nieuwe dijk kreeg een hoogte van 2.25 m + N.A.P. Ook op andere plaatsen werd de dijk afgegraven en/of omgelegd: ten zuiden van gemaal Eemdijk, aan het Haventje en bij Steven Malestein (najaar 1948 en 1950). Voorjaar 1947 was het binnentalud afgegraven vanaf Oude Pol in de richting van Eemdijk, de wegberm was verbreed en er was een goede ontwatering aangebracht. De grindweg over de dijk had in 1948 erg te lijden van het zware vervoer ten behoeve van de ruilverkavelingswerken in de Westpolder. Met het bestraten werd daarom gewacht tot aan dat vervoer een einde was gekomen. In maart 1951 werd met het straatwerk begonnen. De plaatselijke commissie had in februari 1949 besloten ook het wegdeel tussen Oude Schapenhok en Oude Pol (Westdijk) te bestraten *  .
De kwaliteit van de straatstenen die kort na de oorlog waren aangekocht, liet te wensen over en veel nieuwe wegen hadden schade ondervonden van het zware vrachtverkeer voor de uitvoering van werken. Er moesten dan ook veel weggedeelten herstraat worden.
De plaatselijke commissie besloot in juli 1950 de oostelijke ringweg en de Smeerweg (slakkenwegen) te bestraten. De uitgeschoten steen van de Zevenhuizerweg zou gebruikt worden op de Westdijk en de Smeerweg, evenals die afkomstig van de Calveenseweg (voor zover aangelegd door de ruilverkaveling). Voor laatstgenoemde weg werd de goede kwaliteit steen van de Zevenhuizerweg bestemd. Met de heraanleg van de Nieuwlandseweg en de Zuidwenk werd in de tweede helft van 1950 begonnen. In oktober was 12 km weg herstraat (de weg langs de Zeldertse wetering, de Krachtwijkerweg en de Sint- Nicolaasweg), maar in november 1951 moest dat met ruim 26 km weg nog gebeuren.
Na de kaveltoedeling werden in het voorjaar van 1950 de nodige nieuwe sloten gegraven. Ook de 'boerenwerken' (verbeteringswerken voor particuliere eigenaren in ruilverkavelingsverband) werden in 1950 en 1951 uitgevoerd *  .
Eind 1950 werd de duiker door de Zevenhuizerstraat voor de Calveense wetering gelegd. De duiker werd voorzien van een schuif. De verbindingswetering van daar naar de Eerste Zeldertse wetering, ten zuiden van de rijksweg werd voorjaar 1951 gegraven. Aan de Hogesteeg werd een stuw gemaakt; de wallen van de wetering daar vormden een probleem, omdat ze steeds invielen. In maart besloot de plaatselijke commissie duikers te leggen in de dammen in de oude Neerduisterwetering, langs de Bunschoterstraat (oostzijde) tussen de Haarse wetering en vier streken ten zuiden van de Oude Tochtsloot. Het verzoek van het waterschap om dit ook te doen in het gedeelte tussen de Nieuwe Tochtsloot en de rijksweg werd afgewezen *  .
Met de heraanleg van de weg langs de Eemdijk (Veldendijk) werd in maart/april 1951 begonnen vanuit het zuiden. Het leggen van de duiker door de Bisschopsweg voor de nieuwe Bloklandswetering werd in juni aanbesteed. De Veldhuizenkampjes of Korte Landen werden opgenomen in de polderbemaling in plaats van in het ontpolderd gebied. In november 1951 moesten de volgende wegen nog herstraat worden: de Slaagseweg, Mgr van de Weteringstraat, Oude Lodijk, Zeldertseweg, Nieuwlandseweg, Calveenseweg, Hogesteeg (gedeeltelijk), Zevenhuizerstraat, Vinkenweg, Bikkersvaartweg, Sint-Nicolaasweg bij de zuivelfabriek Eemlandia, Zuidwenk bij de knopenfabriek, Smeerweg (omgedoopt tot Kolkweg), Eemdijkerweg (gedeeltelijk), Westdijk, Zonseweg, Westelijke ringweg.
Daarnaast moesten nog wat kleine werken worden uitgevoerd en hier en daar bij gereedkomen werken worden opgeruimd. Voorjaar 1952 kon de eigendom, beheer en onderhoudslast van de aan het waterschap toegewezen wegen in de Westpolder (behalve de Westdijk), de Bekaaide Maatpolder, Eemland, De Haar, De Slaag, Neerzeldert en de Oude weg worden overgedragen. Een jaar later volgde de formele overdracht door de Centrale Cultuurtechnische Commissie van alle wegen, waterlopen, kaden en kunstwerken aan de betrokken gemeenten en waterschappen. Het beroep dat de gemeenten Hoogland en Bunschoten bij de Kroon hadden aangespannen tegen het besluit van Gedeputeerde Staten tot toewijzing aan hen van de eigendom, beheer en onderhoudslast van bepaalde wegen werd ongegrond verklaard *  .
Het landschapsplan, ontworpen door Staatsbosbeheer in het voorjaar van 1951, was erop gericht de van oudsher kenmerkende wijdheid van het landschap te handhaven. De landwegen werden daarom geheel onbeplant gelaten, behalve in het zuiden op het Hoogland. Overigens diende de beplanting om de bebouwing en de hoofdweg Bunschoten - Hoogland te accentueren. De oostelijke en westelijke ringwegen rond het ontpolderd gebied en de Eemdijk, voorzover daar bebouwing aanwezig was, werden beplant, evenals de Roevoetersteeg, Calveenseweg, Hogesteeg, het zuidelijk gedeelte van de Zevenhuizerweg, de Nieuwlandseweg, Mgr van de Weteringstraat en delen van de Zeldertseweg, Krachtwijkerweg en Slaagseweg.
De plaatselijke commissie stemde geheel in met het plan. De burgemeester van Bunschoten wenste ook beplanting aangebracht te zien langs de Bisschopsweg en de Vaartweg en aan het hoekje aan de Nijkerkerweg. Zijn collega van Hoogland verlangde beplanting in groepsverband langs de Nieuwlandseweg en struiken langs de Calveenseweg tot aan de Roevoetersteeg. De beplanting aan de dijken werd in het voorjaar van 1951 aangebracht, doodgegaan plantmateriaal werd in het najaar vervangen *  .
8. Het archief
9. Bijlagen

Kenmerken

Datering:
1938-1956
Auteur:
M. Mijnssen-Dutilh