Blijkens de schouwbrief van 1716 bestond het bestuur van Overzeldert vanouds uit twee heemraden en een penningmeester. De heemraden werden gekozen op 22 februari (zoals in alle polders) uit en door de geërfden. De kiezers werden door het lot aangewezen uit de ingelanden *  . De zittingstermijn was twee jaar, waarbij jaarlijks de langst zittende heemraad aftrad. Deze was alleen direct herkiesbaar als hij tussentijds in de plaats van een overledene was gesteld.

Na de invoering van het bijzonder reglement werd het bestuur gevormd door een voorzitter en twee leden onder de naam van schout en heemraden. Deze moesten gegoed zijn met minimaal 2 bunders (ha).

De penningmeester werd benoemd door het bestuur. Nadat de hoogbejaarde Rogier Cornelis de Wijs in 1829 voor het ambt had bedankt, trad in de jaren 1829 - 1834 telkens een der heemraden als zodanig op. Het penningmeesterschap werd van 1862 tot 1881 gecombineerd met het voorzitterschap. Van 1866 - 1878 was de voorzitter-penningmeester tevens secretaris, maar na 1881 werden de drie functies door afzonderlijke personen bekleed. In 1907 werd tenslotte weer een secretaris-penningmeester benoemd. Daarnaast was er een bode in dienst van het waterschap.