Het Waterschap had toezicht op circa 250 km B-watergangen, 1100 km A-watergangen ( waarin circa 180 km beken en sprengen), 70 km hoofdwaterkeringen en 90 kilometer zomerkeringen.
Er waren 3 gebieden te onderscheiden:
1. Noordelijk: hoogtelijnen lopen voornamelijk evenwijdig aan de IJssel. De afwatering vindt grotendeels plaats via het gemaal te Wapenveld.
2. Zuidelijk: een ‘scheef’gebied. Het water stroomt hier rechtstreeks in de IJssel. De bodem bestaat uit dekzand en beekdalgronden.
3. Ten westen van het Apeldoornsch kanaal. Dit kanaal is in de 19e eeuw gegraven ten behoeve van de scheepvaart. In 1996 werd het eigendom overgedragen van Rijkswaterstaat aan het Waterschap (zie inv. nrs. 636-652). Tijdens het graven is een grift aan het kanaal toegevoegd.

Het gebied van het Waterschap Oost-Veluwe kent vrij veel hoogteverschillen. De hoog gelegen gebieden hebben meestal geen wateroverlast, omdat het regenwater (sneeuw/ijs) of via sprengen, beken en andere open watergangen, dan wel onzichtbaar door de ondergrond naar de lager gelegen gebieden stroomt.
De 8 hoofdgemalen (Antlia-Hattem, Hoenwaard-Hattem, P.Bakhuis-Wapenveld, A.C. Baron van der Feltz-Terwolde, Colenbrander-Cortenoever, Bolwerksmolen-Deventer, L.A.S.J. van der Feltz-Middelbeek en Baron van Sytzama-Leuvenheim) pompen het teveel aan water in de lage gebieden weg. Zowel de lager gelegen als de hoger gelegen gebieden zijn verantwoordelijk voor de kosten. De beken en sprengen zijn zo uniek, dat het Waterschap hiervoor een beheers - en onderhoudsplan heeft opgesteld.