Uw zoekacties: Tekeningenarchief Rijksgebouwendienst en rechtsvoorgangers

1126 Tekeningenarchief Rijksgebouwendienst en rechtsvoorgangers ( Gelders Archief )

Archieftoegang

Hier vindt u de inventaris van een archieftoegang. Hierin staat beschreven welke stukken zich in dit archief bevinden. 
 
Het nummer dat voor de titel van het archief staat is het toegangsnummer van dit archief. Het nummer dat voor de beschrijving van een stuk staat is het inventarisnummer. 
  • Bij ‘Kenmerken’ vindt u algemene informatie over dit archief
  • Bij ‘Inleiding’ vindt u achtergrondinformatie over dit archief, denk hierbij aan de openbaarheid, de archiefvormer en de oorsprong en opbouw van het archief.
  • Bij ‘Inventaris’ vindt u de lijst met beschrijvingen van stukken die zich in dit archief bevinden. 

Hoe zoekt u door een archieftoegang?

Klik op de zoekbalk links bovenin en voer uw zoekterm(en) in. Klik vervolgens op ‘zoek’.
Onder ‘Gevonden archiefstukken’ verschijnen de beschrijvingen van stukken uit dit archief waar deze term in voorkomt. Om te zien in welk deel van het archief deze stukken zitten klikt u op ‘Inventaris’. Dor telkens te klikken op het woord/de woorden die vetgedrukt worden weergegeven komt u uit bij de (met geel gemarkeerde) zoektermen. 

Welke archieftoegangen heeft het Gelders Archief?

Bekijk het Archievenoverzicht  om te zien welke archieven zich in het Gelders Archief bevinden. Deze zijn niet allemaal geïnventariseerd en beschikbaar voor inzage. Als er geen inventarislijst beschikbaar is, is dit archief helaas nog niet in te zien. 
 

 

beacon
 
 
Inleiding
01. Openbaarheid en citeren
02. Algemeen
03. Historisch overzicht
04. De Rijksgebouwendienst
1126 Tekeningenarchief Rijksgebouwendienst en rechtsvoorgangers
Inleiding
04.
De Rijksgebouwendienst
Organisatie: Gelders Archief
Bezuinigingen, streven naar grotere efficiency en een nijvere ambtenaar bij het Ministerie van Financiën, Carel baron van Lynden, leiden tot het ontstaan van de afdeling Rijksgebouwen bij dit departement. Van Lynden heeft de ministers overtuigd van het nut van één dienst onder de verantwoordelijkheid van de minister die de staatsfinanciën beheert. Dit wordt vastgelegd in het genoemde K.B. van 29 juli 1922. Het organisatiebesluit van 28 juli 1924 *  regelt één en ander meer in detail. Onder leiding van een Hoofd (Van Lynden!) komt er één Rijksbouwmeester als hoofd van het 'bouwbureau', één chef van het bureau Onderhoud, één hoofdarchitect, en (de tekst van het K.B. volgend) de nodige architecten, ingenieurs, bouwkundige hoofdambtenaren, districtsbouwkundigen (afwisselend 17 à 18 gevestigd in den lande) ambtenaren (in twee klassen), hulpopzichters, meesterknechts, werklieden en opperlieden en het nodige administratieve personeel. Het hogere personeel zou door de Kroon worden benoemd. Het organisatiebesluit zal, met kleine wijzigingen in de loop der tijd, van kracht blijven tot 1989, als er een nieuw Besluit Rijksgebouwendienst verschijnt. * 
Met het K.B. van 6 september 1945 *  wordt de zorg voor de rijksgebouwen overgedragen aan de Minister van Openbare Werken en Wederopbouw, in 1947 Wederopbouw en Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, nu Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieuhygiëne (VROM).
Het K.B. van 1922 wordt in 1952 vervangen. *  Met name de zorg voor de huisvesting wordt gepreciseerd. De zorg omvat dan:
a) maatregelen ten behoeve van een doelmatig gebruik van de panden welke het Rijk in eigendom of in huur heeft;
b) aankoop en huur van panden en terreinen ten behoeve van de huisvesting van Hoge Colleges, departementen, organen, bedrijven en diensten, behoudens de normale beheersfunctie van de dienst der domeinen;
c) nieuwbouw, aanbouw en verbouw van Rijksgebouwen, alsmede de eerste inrichting van die gebouwen;
d) exploitatie voorzieningen aan en onderhoud van panden, welke het Rijk in eigendom of in huur heeft; alles in overeenstemming met de betrokken ministers.
In het K.B. wordt een lijst opgenomen van objecten waar de RGD geen bemoeienis mee heeft; dit zijn de gebouwen van het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds, de Rijkswerf Willemsoord in Den Helder, het Staats Vissershavenbedrijf in IJmuiden, de Staatsmijnen in Limburg, de onder het Departement van Buitenlandse Zaken en Marine ressorterende dienstonderdelen buiten Nederland, de gebouwen waarvoor het Departement van Oorlog verantwoordelijk is (behoudens die van de bureaus buiten militaire inrichtingen), een aantal objecten van Marine die verband houden met de vliegvelden, de landsverdediging en de waterbouw, de gebouwen van het Loodswezen *  , de Rijkswaterstaat, de Zuiderzeewerken en de dienst Noordoostpolderwerken.
Van 1943 tot 1957 worden in den lande Gewestelijke Huisvestingsbureaus gevestigd (los van de districtsbouwkundigen) met als taak beter en sneller in de huisvesting van de diensten en instellingen te kunnen voorzien. Zij zijn gevestigd in Zwolle, Nijmegen, Breda, Den Haag en Amsterdam en later ook in Deventer en Rotterdam.
Tot dan heeft alles nog plaats gevonden onder de paraplu van de directie in Den Haag. In 1957 besluit de dienst over te gaan tot decentralisatie, vanwege de sterk toegenomen omvang van de huisvestingsbehoefte van de rijksdiensten en -instellingen. Naast een centrale directie in Den Haag komen er vijf regionale directies (vanaf 1962) en negentien districtsbureaus, die bijna allemaal gevestigd worden in de plaatsen van de reeds aanwezige districtsbouwkundigen: * 
1) Directie Groningen, Friesland en Drenthe in Groningen, met districtskantoren in Leeuwarden, Groningen en Assen (met een dependance in Veenhuizen);
2) Directie Gelderland en Overijssel in Arnhem, met districtskantoren in Zwolle, Deventer, Arnhem (later met dependance in Apeldoorn) en recentelijk ook in Wageningen, waar tot circa 1985 een dependance was gevestigd;
3) Directie Noord-Holland en Utrecht in Haarlem, met districtskantoren in Utrecht, Den Helder (later een dependance van Haarlem), Amsterdam en Haarlem;
4) Directie Zuid-Holland en Zeeland in Voorburg, met districtskantoren in Schiedam, Leiden, Dordrecht (later een dependance van Schiedam) en Middelburg;
5) Directie Noord-Brabant en Limburg in Den Bosch, met districtskantoren in Breda, Eindhoven, Den Bosch en Maastricht;
6) Directie 's-Gravenhage en omstreken.
De regionale directies worden uitgerust met een architectenbureau (een ontwerpgroep), de bureaus elektrotechniek, werktuigkunde, constructie, een technische administratie en een secretariaat. Bij de centrale directie wordt in verband hiermee de afdeling onderhouds- en uitbreidingswerken opgeheven en wordt de directeur geplaatst bij de afdeling nieuwbouw. Een andere belangrijke taak van de regionale directies wordt uiteraard de huisvesting. De districtsbureaus worden, voorzover nodig, belast met het onderhoud van de rijksgebouwen en voor de in huur verkregen panden. Bij de centrale directie blijven een overkoepelende afdeling constructie, elektrotechniek, lift en transport, enzovoort.
Bij de centrale directie blijft ook een Bureau Bouwmeester dat zich meer en meer richt op het geven van advies op de verschillende terreinen van het rijksbouwen; onder de rijksbouwmeester ressorteren de Adviesgroep Architectuur en Stedebouw (tot 1988), de Adviesgroep Monumenten in Rijksbezit en de Adviesgroep Beeldende Kunst. Een Rijksbouwmeester als hoofd van een eigenlijk architectenbureau bestaat dus niet meer. Bij de hoofdafdeling, later directie, Bouw van de centrale directie bevindt zich de afdeling Restauratiewerken.
05. Archief
06. Overdracht
07. Inventarisatie
08. Verfilming en vernietiging
09. Bijlagen
10. Literatuur

Kenmerken

Datering:
1860-1958 (1963)
Auteur:
J. Faber