Het overlijden in 1833 van Otto baron van Randwijck, heer van Rossum enz., is bij de inventarisatie van de archieven van de familie van Randwijck aangenomen als jaar van afsluiting van het oud archief; datzelfde jaar vormt dus tevens het begin van de periode die het "nieuw" archief bestrijkt (tot c. 1955). Het bleek niet altijd mogelijk deze caesuur konsekwent aan te houden: bij de inventarisatie van het nieuw archief werden bv. bij sommige bescheiden stukken met betrekking tot Otto van Randwijck, dus van vóór 1834, aangetroffen; deze zijn echter bij het nieuw archief gelaten omdat de inventarisatie van het oud archief inmiddels al voltooid was. Bovendien konden enige andere stukken niet gesplitst worden; ook die zijn in het nieuw archief geplaatst.
Dit gedeelte van het archief bevat in hoofdzaak 19e-eeuwse bescheiden; het aantal 20e-eeuwse is vrij gering. Waarschijnlijk berust er bij de familie nog veel.

In dit gedeelte werden voorts aangetroffen:

1 Particuliere stukken van H.J. van der Dussen met betrekking tot zijn werkzaamheden als notaris te Rossum (1821-1864); als rentmeester eerst van Otto, daarna van Goderd Adriaan Jacob baron van Randwijck; rentmeester van de Geestelijke Beurs en van het Manhuisfonds, beide te Rossum enz. Deze particuliere stukken betreffend zijn verschillende financiële werkzaamheden en daarmee verband houdende stukken zijn als een zelfstandig geheel bijeen gehouden en in een afzonderlijke inventaris beschreven (0610 H.J. van der Dussen).

2 Stukken afkomstig van Hermanus Bosch. Deze is gedurende de jaren c. 1760-1795 niet alleen rentmeester geweest voor verschillende heren van Rossum, maar bovendien ontvanger van de verponding (= grondbelasting), van ambts- en dijklasten, enz., en hij is schout van Rossum geweest. Zijn particuliere notities betreffend deze financiële werkzaamheden en daarmee verband houdende stukken zijn vermoedelijk door zijn opvolger als rentmeester o.a. van de heer van Rossum overgenomen en zo terecht gekomen in de archieven van de familie Van Randwijck.

3 Partikuliere en ambtelijke papieren afkomstig van de familie Van Dockum, waarvan leden in de 18e en 19e eeuw rentmeester van de familie Van Randwijck geweest zijn. Wellicht zijn deze stukken na het overlijden in 1813 van de rentmeester J. van Dockum aan de heer van Rossum overgedragen, zonder dat men nagegaan had of er zich ook partikuliere bescheiden onder bevonden.

4 Een aantal stukken afkomstig van S. van Dedel, die o.a. gezant te Württemberg en te Madrid geweest is. Een van zijn kleindochters huwde in 1879 Frans Willem, baron van Randwijck, heer van Rossum. Vermoedelijk zijn deze stukken dus door vererving in het bezit van de familie van Randwijck gekomen.