0650 A.J. Maris ( Gelders Archief )
0650
A.J. Maris
Inleiding
3. Overzicht van leven en loopbaan
0650 A.J. Maris
Inleiding
3.
Overzicht van leven en loopbaan
In 1985 sloot mevrouw dr. A.J. Maris haar lange loopbaan als historicus en wetenschappelijk archiefambtenaar in de rijksarchieven in Utrecht en Gelderland af * . Daarmee beëindigde zij meer dan een halve eeuw wetenschappelijke en publicistische aktiviteiten, waarvan naast talloze artikelen ook enkele boeken, een bronnenpublikatie en verscheidene archiefinventarissen getuigen.
Adriana Johanna Maris werd op 6 juli 1900 te Arnhem geboren als dochter van mr. dr. Cornelis Maris en Jacqueline Lucrèce Fransen van de Putte. Haar vader volgde een loopbaan in de rechterlijke macht, die met het presidentschap van het Gerechtshof te Arnhem afgesloten werd. In dit in religieus en politiek opzicht vrijzinnige en liberale milieu werd haar gelegenheid geboden de Hogere Burgerschool voor Meisjes te doorlopen, en na het afleggen van het Staatsexamen voor toelating tot de universiteit in 1922, zich wetenschappelijk te vormen.
Na haar inschrijving aan de universiteit te Utrecht studeerde zij van 1922 tot 1929 geschiedenis. Die opleiding sloot zij af met het doctoraal examen met als hoofdvak Middeleeuwse geschiedenis (prof. dr. O. Oppermann) en als bijvakken Nieuwe geschiedenis (prof. dr. G.W. Kernkamp) en Staatshuishoudkunde (prof. dr. Verrijn Stuart). In 1930 verwierf zij de bevoegdheid wetenschappelijk archiefambtenaar der eerste klasse. Negen jaar later promoveerde zij in Utrecht bij prof. dr. D.G. Rengers Hora Siccama cum laude tot doctor in de letteren en wijsbegeerte op het proefschrift "De reformatie der geestelijke en kerkelijke goederen in Gelderland, in het bijzonder in het kwartier van Nijmegen". *
In 1938 was zij haar werkzaamheid als chartermeester aan het rijksarchief in Utrecht begonnen. In 1950 volgde haar benoeming aan het rijksarchief in Gelderland, waar zij tot hoofdchartermeester werd bevorderd. Haar hoofdwerk te Arnhem bestond uit de inventarisatie van de archieven van het Hof van Gelre en Zutphen * , een taak die zij van wijlen H.L. Driessen overnam.
In 1965 werd dr. Maris eervol ontslag verleend wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. Dit betekende geen afsluiting van haar werk als historicus en archivaris. Nog omstreeks vijftien jaar bezocht zij het archief aan de Markt zeer frequent om de inventarisatie van de Hofarchieven af te ronden, anderen van advies te dienen en de publikatie van artikelen voor te bereiden.
In 1980 werd haar een bibliografisch overzicht * ) van haar boeken, artikelen en inventarissen aangeboden. Wie dit overzicht doorleest, krijgt een genoegzame indruk van de hoofdrichtingen in haar wetenschappelijke belangstelling en ook van de breedte ervan.
Deze inleiding is niet de plaats om uitvoerig op de betekenis van het werk van dr. Maris in te gaan. De opmerkingen van jhr. mr. A.H. Martens van Sevenhoven, in haar tijd rijksarchivaris in Gelderland, en van dr. C. Dekker, huidige rijksarchivaris in Utrecht, zijn zowel gezaghebbend als illustratief genoeg om de beoordeling van Maris' werk te toonzetten. Martens van Sevenhoven karakteriseerde haar in zijn bespreking * van haar dissertatie als volgt:
"Deze omstandigheid (de gecompliceerde en regionaal verschillende regelingen met betrekking tot de reformatie van de geestelijke goederen, F.G.) heeft er ongetwijfeld toe meegewerkt, dat het onderwerp bij nadere bestudeering de belangstellenden afschrikte. Een doctoranda in de letteren, die met juridisch inzicht begaafd is en die thuis is in de Geldersche archieven, heeft zich nu eens niet laten afschrikken, maar met taaie volharding de haar ten dienste staande bronnen doorgewerkt en den uitslag van haar studie vastgelegd in een lijvig en goed gedocumenteerd proefschrift". (....) "De Geldersche historische literatuur is door dit proefschrift ongemeen verrijkt".
Dekker spreekt zich over haar, op grond van haar Utrechtse werk, als volgt uit: "Het tegenovergestelde is het geval met Maris, die....... als archivaris de traditie van Muller Fz. en Heeringa op een zeer gedegen en erudiete wijze heeft voortgezet. Zij verbreedde het archiefonderzoek en de resultaten daarvan....., ..... zijn veelal nog toonaangevend" * .
In de jaren 1980-1985 heeft mevrouw Maris haar persoonlijk archief, voor zover dat betrekking heeft op haar wetenschappelijke en publicistische activiteiten, aan het rijksarchief in Gelderland geschonken * . Dit omvat notities uit bronnen en literatuur, kladjes en concepten van artikelen en tevens de door haar gevoerde briefwisseling met wetenschappers, amateuronderzoekers, tijdschriftredacties en uitgeverijen.
Bij de ordening is vastgehouden aan de door haar toegepaste methode van samenvoeging van stukken, die op een onderzoeksthema betrekking hebben. Dat geldt ook voor de stukken betreffende de inventarisatie van archieven. Bij de indeling van de inventaris is uitgegaan van een geografische en vervolgens alfabetisch bepaalde orde: Utrecht, Gelderland, de kwartieren en daarin gelegen plaatsen.
Van een consequente verwijzing naar haar publicaties moest worden afgezien, deels omdat de onderwerpen van de "dossiers" niet altijd samenvallen met die van de publicaties, deels omdat in diverse gevallen het verband met een publicatie niet kon worden aangetoond.
laatste wijziging 25-03-2022
121 beschreven archiefstukken
52 gedigitaliseerd
totaal 52 bestanden
Inventaris
laatste wijziging 25-03-2022
121 beschreven archiefstukken
52 gedigitaliseerd
totaal 52 bestanden
Kenmerken
laatste wijziging 25-03-2022
121 beschreven archiefstukken
52 gedigitaliseerd
totaal 52 bestanden