De familie (Staats) Evers heeft in Gelderland in het algemeen en in Arnhem in het bijzonder een belangrijke rol gespeeld op politiek en maatschappelijk terrein. Zo werd Jan Willem Evers (1756-1832) in 1796 gekozen tot volksrepresentant in Gelderland en als zodanig lid van de Nationale Vergadering. Hij maakte deel uit van verschillende belangrijke gewesteljke en nationale commissies, waaronder de Commissie tot de Binnenlandse Correspondentie. Vanaf 1812 was hij president van de Rechtbank van Koophandel te Arnhem. Zijn autobiografische aantekeningen werden - na flinke bewerkingen- onder de titel 'Dagboek van een Patriot' door zijn kleinzoon Willem Staats Evers (1785-1864) in de Arnhemsche Courant van 16 oktober 1882 gepubliceerd en zijn onlangs integraal opnieuw uitgegeven (zie inv.nr 14). Zoon Willem Staats Evers werd na zijn promotie in de rechten in 1807 als advocaat ingeschreven bij het Provinciaal Gerechtshof te Arnhem. In hetzelfde jaar werd hij tot koninklijk notaris aangesteld. Hij was niet alleen praktiserend jurist; sinds 1809 was hij aan het gerecht van Nederveluwe als 'preadviserend rechtsgeleerde' verbonden. In 1838 werd hij procureur-generaal bij het provinciaal gerechtshof in Gelderland. Tal van lidmaatschappen van commissies, stichtingen en verenigingen geven evenzovele blijken van zijn maatschappelijke betrokkenheid. Ruim veertig jaar zou hij deel uitmaken van school- en andere onderwijscommissies, en was hij sinds 1826 rector van de Latijnse School te Arnhem. Hij was vrijmetselaar, zat in het Arnhemse armbestuur en in het bestuur van de gevangenissen aldaar, en stond aan de wieg van de Arnhemse historische vereniging Prodesse Conamur.

Zijn zoon Jan Willem Evers (1828-1894) zette de maatschappelijke traditie van zijn grootvader en vader voort. Na zijn studie rechten te Utrecht werd hij in 1850 tot de advocatuur toegelaten. Ook hij was lid van verschillende commissies, zoals die van de Arnhemse Openbare Bibliotheek en het muziekgezelschap ('Concert') St. Caecilia. Hij was tevens lid van de Raad van toezicht en discipline der Orde van advocaten, en van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden.