Nadat de heer H.L. Driessen in 1937 een voorlopige inventaris had gemaakt van het archief, voor zover het toen berustte in het Rijksarchief in Gelderland, werd schrijver dezes in 1955 belast met de definitieve inventarisatie van het door de heer Driessen reeds voorlopig geordende gedeelte en van de sedert 1937 ontvangen aanwinsten. Na voltooiing van de inventaris werden nog verscheidene aanwinsten verkregen die als bisnummers in de bestaande inventaris zijn ingevoegd.

In de inventaris is de gebruikelijke indeling in een persoonlijk en een zakelijk gedeelte gevolgd. De stukken, bijeengebracht en afkomstig van leden der geslachten Brantsen, Everwijn en Kelffken in en ten behoeve van hun functies in stedelijke en gewestelijke besturen en liefdadige instellingen vindt men, voor zover zij niet geplaatst zijn bij de afzonderlijke personen, achter in het persoonlijk gedeelte.

De zeer sterk doorgevoerde splitsing van stukken betreffende nalatenschappen vond zijn oorzaak in het grote aantal dezer stukken en het meermalen in veelvoud (tot vijfvoud toe) voorkomen van bepaalde acten. Dit laatste is het gevolg van het-vooral rondom 1800-ongehuwd of kinderloos blijven van leden van het geslacht Brantsen, waardoor zeer veel door vererving tenslotte in één hand is gekomen.

Het zakelijk gedeelte begint met Arnhem, Rheden en Angerlo, waar het geslacht Brantsen aanzienlijke belangen had (Zypendaal, Rhederoord en Wielbergen). Hierna volgen de buiten de genoemde, plaatsen gelegen bezittingen in de Kwartieren van Arnhem, Zutphen en Nijmegen, waarbij een alphabetische volgorde in acht genomen werd.

Bij de inventarisatie bleek, dit zeer vele stukken dorsale nummers dragen. Deze nummers corresponderen met die van de inventarissen van gedeelten van het archief, bv. betreffende Zypendaal, Rhederoord enz., en met die van de inventarissen van archivalia, zich bevindende in de verschillende nalatenschappen.

Daar deze laatste inventarissen dikwijls zeer goede omschrijvingen geven van thans niet meer aanwezige stukken, is een opgave dezer inventarissen opgenomen als bijlage III achter de regestenlijst.
De regestenlijst loopt tot 1600, een willekeurig gekozen jaar.
De genealogische staten en de persoonlijke gegevens zijn alle ontleend aan de in dit archief aanwezige genealogieën (o.a. Inv. nr. 5 en 8). Deze gegevens zijn niet aan andere bronnen geverifieerd. Naast de in de inventaris opgenomen gegevens zie men voor de genealogie van het geslacht Brantsen ook het Nederlands Adelsboek en de Nederlandsche Leeuw 1951, kol. 336 en 1952, kol. 114.

Toen de vermenigvuldiging van de inventaris reeds gereedgekomen was, werden (in 1966) van twee zijden aanwinsten verworven. In de eerste plaats gaf de heer C.O.A. baron Schimmelpenninck van der Oye te Ellecom een aantal door hem aangekochte archivalia aan het Rijksarchief in bewaring, waarbij zich stukken, behorende tot dit archief, bevonden, t.w. Inv. nrs. 565 a-j. Vervolgens werd onverwachts een kist met stukken ontvangen die nog bleken te behoren tot het gedeelte van het archief, dat berust heeft onder J.C.J. baron Brantsen. Hierin werden de overige in dit supplement beschreven nummers aangetroffen, alsmede stukken behorende tot het archief van de familie Van Schinne; deze laatste zijn aan het Algemeen Rijksarchief overgedragen.