Uw zoekacties: Heren van Borculo

0378 Heren van Borculo ( Gelders Archief )

Archieftoegang

Hier vindt u de inventaris van een archieftoegang. Hierin staat beschreven welke stukken zich in dit archief bevinden. 
 
Het nummer dat voor de titel van het archief staat is het toegangsnummer van dit archief. Het nummer dat voor de beschrijving van een stuk staat is het inventarisnummer. 
  • Bij ‘Kenmerken’ vindt u algemene informatie over dit archief
  • Bij ‘Inleiding’ vindt u achtergrondinformatie over dit archief, denk hierbij aan de openbaarheid, de archiefvormer en de oorsprong en opbouw van het archief.
  • Bij ‘Inventaris’ vindt u de lijst met beschrijvingen van stukken die zich in dit archief bevinden. 

Hoe zoekt u door een archieftoegang?

Klik op de zoekbalk links bovenin en voer uw zoekterm(en) in. Klik vervolgens op ‘zoek’.
Onder ‘Gevonden archiefstukken’ verschijnen de beschrijvingen van stukken uit dit archief waar deze term in voorkomt. Om te zien in welk deel van het archief deze stukken zitten klikt u op ‘Inventaris’. Dor telkens te klikken op het woord/de woorden die vetgedrukt worden weergegeven komt u uit bij de (met geel gemarkeerde) zoektermen. 

Welke archieftoegangen heeft het Gelders Archief?

Bekijk het Archievenoverzicht  om te zien welke archieven zich in het Gelders Archief bevinden. Deze zijn niet allemaal geïnventariseerd en beschikbaar voor inzage. Als er geen inventarislijst beschikbaar is, is dit archief helaas nog niet in te zien. 
 

 

beacon
 
 
Inleiding
1. Auteursrechten en andere rechten
2. Openbaarheid en citeren
3. Verzamelinventaris
4. Geschiedenis van de archiefvormer
N.B. Zie ook A.P. van Schilfgaarde, De graven van Limburg Stirum in Gelderland (Assen, 1961), III, eerste tot derde stuk. Hierin is deze inventaris verwerkt als onderdeel van een groter geheel, met fictieve nummers.
0378 Heren van Borculo
Inleiding
4.
Geschiedenis van de archiefvormer
N.B. Zie ook A.P. van Schilfgaarde, De graven van Limburg Stirum in Gelderland (Assen, 1961), III, eerste tot derde stuk. Hierin is deze inventaris verwerkt als onderdeel van een groter geheel, met fictieve nummers.
Organisatie: Gelders Archief
De heerlijkheid Borculo (welke het gebied der tegenwoordige gemeenten Borculo, Neede, Eibergen en Lichtenvoorde omvat) bestond oorspronkelijk uit de volgende kerspelen: Borculo, Neede, Eibergen, Geesteren en Groenlo. Lichtenvoorde was voor 1616 geen zelfstandig kerspel (al is er in de jaren rond 1600 wel sprake van enige zelfstandigheid), doch behoorde tot het kerspel Groenlo. Eerst vanaf 1616 is het als een zelfstandig, zij het Gereformeerd kerspel te beschouwen.
Ten aanzien van de ambtsindeling viel de heerlijkheid Borculo uiteen in: de stad en het schependom van dien naam en de richterambten of voogdijen Geesteren, Neede, Eibergen en Beltrum. Vóór 1616 was ook Lichtenvoorde een van de voogdijen, waarin de heerlijkheid Borculo was verdeeld. Bij gelegenheid van de inhuldiging van Joost, graaf van Limburg Stirum, als heer van Borculo in 1616 kreeg Lichtenvoorde echter een eigen ambtman, meestal "richter" genoemd, die niet, gelijk tot dusverre de voogd, onder den drost van Borculo geplaatst was. Nog tot in het begin der zeventiende eeuw wordt in officiële akten altijd gesproken van het "ambt" Lichtenvoorde. Pas later wordt het een heerlijkheid. * 
Omtrent de oudste geschiedenis van de heerlijkheid Borculo tast men in vele opzichten nog in het duister. De bewering, dat het gebied der heerlijkheid vroeger deel zou hebben uitgemaakt van het vrijgraafschap Loon, is noch met zekerheid bewezen, noch definitief weerlegd. * 
Over de oudste generaties van het geslacht Borculo is het uitvoerigst geschreven in het maandblad De Nederlandsche Leeuw door J. de Groot, die onder meer voortbouwde op de artikelen van H.G. Harkema en J.S. van Veen in Gelre en bovendien gebruik maakte van dossiers van J.D. Wagner. De hier volgende historische gegevens zijn ten dele aan de genoemde studies ontleend. * 
De oudst bekende (hypothetische) vertegenwoordigers van het geslacht der heeren van Borculo zijn: Rothulfus de Burclo (ca. 1151-1163) en Wernherus de Burchlo (1173-1177), beide voorkomend in Westfaalsche oorkonden. De geregelde stamreeks vangt aan met Henricus de Burclo (1182-1212), gemakshalve aan te duiden als Henrik I. * 
Diens vermoedelijke zoon Henrik II (1232-1236) is vooral bekend, doordat hij in 1236 de villa Groenlo verkocht aan graaf Otto van Gelre, zodat de stad Groenlo sindsdien een enclave vormde in het gebied der heerlijkheid Borculo.
Deze Hendrik II was gehuwd met Eufemia, dochter van burggraaf Rudolf van Coevorden, heer van Drenthe, door welk huwelijk het burggraafschap van Coevorden tijdelijk aan de heeren van Borculo kwam, vervolgens in een zijlinie, waaruit het huidige adellijke geslacht Van Coeverden stamt. Een andere zijtak is die van het huis Dodingweerde, terwijl misschien ook het geslacht Van Gramsbergen hier zijn oorsprong vindt. Nauwe relaties met de graven van Loon kreeg het huis Borculo, doordat Eufemia voornoemd, inmiddels weduwe geworden, hertrouwde met Hermannus I graaf van Loon. Bovendien waren de Borculo's geparenteerd niet alleen aan de nobiles van Velen in het Zuiden en het geslacht van Echten in het Noorden, maar tevens aan hun leenheer zelf, graaf Reinald I van Gelre. Het huwelijk van Jutta van Borculo, dochter van Hendrik III, met Stephanus heer van Wisch, bracht vervolgens nog verwantschap met het huis Wisch. Wegens de minderjarigheid van Henrike van Borculo, dochter van Henrik V, trad Reinald III van Coevorden tijdelijk (van 1350 tot 1358) als heer van Borculo op.
De heerlijkheid ging hierna over aan het geslacht van Bronkhorst door het huwelijk van Henrike van Borculo in 1360 met Gijsbert (I) van Bronkhorst, die na den dood van zijn echtgenoote alle rechten op Borculo wist te verwerven. In 1406 zag Gijsbert II van Bronkhorst zich genoodzaakt de leenheerschappij over Borculo en Lichtenvoorde op te dragen aan den bisschop van Munster. Ook de volgende heeren van Bronkhorst-Borculo hebben den bisschop steeds als hun leenheer erkend. * 
Na het kinderloos overlijden van graaf Joost van Bronkhorst in 1553, trok de bisschop van Munster de heerlijkheid als een vervallen leen aan zijn sticht. De weduwe, gravin Maria van Hoya, behield echter het vruchtgebruik onder nadrukkelijke bepaling, dat dit geen afbreuk zou doen aan de rechten van den bisschop. Toen zij in 1579 stierf, nam de Munstersche regering bezit van stad en heerlijkheid, hetwelk tot langdurige twisten tusschen de Staten van Gelderland en den bisschop aanleiding heeft gegeven. Een nicht van de overleden graaf Joost, Ermgard van Wisch, weduwe van George, graaf van Limburg Stirum, maakte namelijk aanspraak op de opvolging en dienaangaande sloot zij een verdrag met Maria van Hoya. Haar aanspraken werden door het gericht van Borculo als rechtmatig erkend, terwijl die van een anderen pretendent Rudolf van Diepholt (eveneens op verwantschap gegrond) werden afgewezen. Door het leengericht van Munster en het rijkskamergericht te Spiers werd zij evenwel in het ongelijk gesteld. Eerst haar kleinzoon, graaf Joost van Limburg Stirum, die de zaak voor het Hof te Arnhem bracht, heeft daadwerkelijk bezit van de heerlijkheid kunnen nemen, nadat het vonnis van het Hof van 20 December 1615 en de daarop gevolgde inbezitneming door Gelderland (behoudens latere onderbrekingen) een einde aan de Munstersche heerschappij had gemaakt. In 1674 werd Borculo bij het graafschap Zutphen gevoegd en kwam nu voorgoed in het bezit van de Van Limburg Stirums.
De heerlijkheid Lichtenvoorde was door graaf Joost van de heerlijkheid Borculo afgescheiden en vermaakt aan zijn tweeden zoon George Ernst, doch bij de boedelscheiding in 1626 werd dit gebied (met den Wildenborch) aan den derden zoon Willem Frederik toebedeeld. * 
De latere graven van Limburg Stirum namen als heeren van Borculo herhaaldelijk geldsommen op, met de heerlijkheid Borculo - of een deel daarvan - als onderpand. Tenslotte (1726) verkocht graaf Leopold, die diep in de schulden stak, de heerlijkheid aan een vreemdeling, graaf von Flodroff-Wartensleben, gevolmachtigde van den Duitschen veldmaarschalk graaf von Flemming.
Diens kleindochter Isabella gravin von Flemming bracht Borculo (met de inmiddels aangekochte heerlijkheid Lichtenvoorde en de havezate Marhulsen) ten huwelijk aan den Poolschen prins Adam Czartoryski.
Ten laatste werd de heerlijkheid Borculo - met de genoemde bijbehorende bezittingen - aangekocht door prins Willem V in 1777.
De hier volgende inventaris heeft slechts betrekking op een fragment van het archief der heeren van Borculo, en wel op de volgende stukken:
a. Het in 1936 en 1938 door het Staatsarchief te Munster overgedragen "Urkundenarchiv Borkelo", reeds door Blok gesignaleerd in zijn verslag aangaande een onderzoek naar archivalia in Duitschland. Deze collectie omvat ruim 300 stukken, waaronder circa 240 perkamenten charters. * 
b. Een gedeelte van een verzameling stukken, de heerlijkheid Borculo betreffende, in 1837 door Is. A. Nijhoff van het Staatsarchief te Munster overgenomen. *  Hierbij bevinden zich ca. 100 perkamenten charters, meerendeels betrekking hebbend op geestelijke stichtingen binnen de heerlijkheid.
c. Stukken, gevonden bij het Oud-Rechterlijk Archief van Borculo, en verdere aanvullingen onder meer afkomstig uit het archief Bronkhorst en het archief Wisch.
Het grootste gedeelte van het archief van het huis Borculo, (waarvan nog slechts een oude manuscriptinventaris bestaat, zie inv.no. 319), schijnt geheel te zijn verdwenen; het is althans onvindbaar. Wanneer wij lezen, dat het kasteel zich in 1808 in een "deplorabelen en vervallen staat" bevond, zodat het bijna onbewoonbaar was *  , en dat Jacob van Lennep er in 1823 ontvangen werd in een kamer, waar de ratten over de vloer wandelden *  , mag het waarschijnlijk geacht worden, dat het nimmer meer voor den dag zal komen.
Het valt te begrijpen, dat er in dit defecte, fragmentarische archief verschillende stukken werden aangetroffen, welke moeilijk te definiëren waren en daarom ondergebracht moesten worden in een rubriek: "Stukken, waarvan het verband met het archief der heeren van Borculo niet duidelijk is gebleken".
Als eindjaar voor de regesten- en brievenlijst is aangenomen het jaar 1579, het sterfjaar van de gravin-weduwe van Bronkhorst, Maria van Hoya.
5. Genealogische tabellen
N.B. Zie A.P. van Schilfgaarde, De graven van Limburg Stirum in Gelderland (Assen, 1961), eerste stuk en D.P.M. Graswinckel, Het archief van het huis Bronkhorst, tabel I.

Kenmerken

Datering:
1236-1815
Auteur:
H.J.A.M. Schurink, A.P. van Schilfgaarde, W.F.M. Ahoud
Categorie: