Uw zoekacties: Klooster Bethlehem bij Doetinchem

0314 Klooster Bethlehem bij Doetinchem ( Gelders Archief )

Archieftoegang

Hier vindt u de inventaris van een archieftoegang. Hierin staat beschreven welke stukken zich in dit archief bevinden. 
 
Het nummer dat voor de titel van het archief staat is het toegangsnummer van dit archief. Het nummer dat voor de beschrijving van een stuk staat is het inventarisnummer. 
  • Bij ‘Kenmerken’ vindt u algemene informatie over dit archief
  • Bij ‘Inleiding’ vindt u achtergrondinformatie over dit archief, denk hierbij aan de openbaarheid, de archiefvormer en de oorsprong en opbouw van het archief.
  • Bij ‘Inventaris’ vindt u de lijst met beschrijvingen van stukken die zich in dit archief bevinden. 

Hoe zoekt u door een archieftoegang?

Klik op de zoekbalk links bovenin en voer uw zoekterm(en) in. Klik vervolgens op ‘zoek’.
Onder ‘Gevonden archiefstukken’ verschijnen de beschrijvingen van stukken uit dit archief waar deze term in voorkomt. Om te zien in welk deel van het archief deze stukken zitten klikt u op ‘Inventaris’. Dor telkens te klikken op het woord/de woorden die vetgedrukt worden weergegeven komt u uit bij de (met geel gemarkeerde) zoektermen. 

Welke archieftoegangen heeft het Gelders Archief?

Bekijk het Archievenoverzicht  om te zien welke archieven zich in het Gelders Archief bevinden. Deze zijn niet allemaal geïnventariseerd en beschikbaar voor inzage. Als er geen inventarislijst beschikbaar is, is dit archief helaas nog niet in te zien. 
 

 

beacon
 
 
Naar boven om te zoeken
0314   Klooster Bethlehem bij Doetinchem
Inleiding
1. Openbaarheid en citeren
2. Geschiedenis van het archief en de inventarisatie
3. De huidige toegang
4. Literatuur
laatste wijziging 29-09-2021
2.020 beschreven archiefstukken
253 gedigitaliseerd
totaal 9.934 bestanden
Inventaris
1. Algemeen
2. Akten en brieven
N.B. Hierbij ook enkele andere soorten stukken. Het gaat hier om de door Sloet genummerde stukken, voorzover fysiek aanwezig (in ieder geval in de tijd van Sloet) en niet alleen als afschrifit in het cartularium.
2.01. 1200-1300
2.02. 1301-1350
2.03. 1351-1375
2.04. 1376-1400
2.05. 1401-1425
2.06. 1426-1450
2.07. 1451-1475
2.08. 1476-1500
0314 Klooster Bethlehem bij Doetinchem
Inventaris
2. Akten en brieven
N.B. Hierbij ook enkele andere soorten stukken. Het gaat hier om de door Sloet genummerde stukken, voorzover fysiek aanwezig (in ieder geval in de tijd van Sloet) en niet alleen als afschrifit in het cartularium.
2.08.
1476-1500
Organisatie: Gelders Archief
laatste wijziging 29-09-2021
14 gedigitaliseerd
totaal 45 bestanden
612 Quitancie voor diensten van Arnoldus Labay, 1476 april 19 (In den jaere ons Heren dusent vyrhondert seesentsoeventich des neesten vrijdaeges na den heligen Paisschedaege).
613 Gerrit van Mekeren, richter van Arnhem en Veluwezoom, dat Henrick van der Borch, alias Posse, en echtgenote Luytgart van Presickhave aan Sander van Oey als toevenger voor Bethlehem gaven 12 Rijnse gulden uit hun deel van de Grote en Kleine Dyestellweert zoals ze die in pandschap van de hertog bezaten, gelegen in kerspel Rheden, na beider dood te betalen aan proost, prior en Bethlehem, half op St. Maarten, half op Petri ad Cathedram, te lossen met 200 Rijnse gulden. Deze rente was gegeven als een afgescheid van vaders en moeders deel voor hun zoon Derick van den Borch., 1476 juli 26 (Int jair onss Heren dusent vierhondert sessentsoeventich des vrijdages post Jacobi apostoli).
N.B. Zie ook Cartularium (inv.nr. 976) 101v.
615 Bethlehem koopt tiend Ysenvoorde van Oswald van Bergh, 1476 augustus 19. 1 charter + 2 stukken (afschriften)
N.B. Met 15e en 16e eeuws afschrift.
616 Oswalt, heer van Berg, dat een twist bestond tussen Bethlehem en Johan Yngrave over de hof Vethusen. Gerit, Johans vader, had de hof ad vitam et ad vitam uxoris gehad, zodat deze bij diens overlijden aan Bethlehem kwam zonder rechten Johan. Toch was "om nut" met Johan overeengekomen het goed een tijdlang aan hem te verpachten als in de cedulen staat. Bethlehem beklaagt zich nu bij heer Oswald dat Johan zich niet aan de voorwaarde hield, Bethlehem schade berokkende, en dat het dus een ander, Claes Knyest, hof en goed verpacht heeft. Claes klaagt over overlast van Johan. Lude Johan van Rafeler en Bernt Ribbe, 1477 april 11 (In den jaere ons Heren duysent vierhondert sovenindtzoventich upten neesten vridach na den helligen Paessdach).
617 Lucas, episcopus, Sibenicensis en pauselijke nuntius, beschikkende op het verzoek van den proost en de kanoniken van Bethlehem, vergunt hem aan den vollen aflaat, op het jubeljaar te verwerven, deelachtig te worden, ook zonder dat zij op de plaats zelve, die daartoe aangewezen was, persoonlijk verschijnen, 1478 maart 19 (Datum Daventrie anno domini millesimo quadringentesimo septuagesimo octavo, die vero decima nona mensis marty).
N.B. Uitgegeven in Paul Frédéricq, Codex documentorum sacratissimarum indulgentiarum Neerlandicarum: verzameling van stukken betreffende de pauselijke aflaten in de Nederlanden (1300-1600) (Den Haag 1922), Codex nr. 192. Zie ook Archief van't Aartsbisdom Utrecht XXXI blz. 427. i
618 David van Bourgondië, bisschop van Utrecht, kennis genomen hebbende van de verkiezing van Andreas Ampsen, pastoor te Steenre, tot proost van Bethlehem, in plaats van den overleden proost Harmen Buck van Buderich, beveelt daarvan de gewone aankondiging te doen met oproeping van allen, 1478 maart 27 (Anno domini millesimo quadringentesimo septuagesimo octavo die vicesima septima mensis marcii). 2 stukken
618* Rome over aflaatrecht verbonden aan zeven altaren, z.j.
619 De generaal-vicaris der minderbroeders verklaart den proost en de kanoniken van Bethlehem deelachtig aan de goede werken van de broeders en zusters zijner orde, 1480 (Datum in conventia nostra montis caluari in terra monten, anno domini millesimo quadringentesimo octuagesimo).
620 Aelt Mom, richter van Didam, dat Henrick Spaen en zijn zoon Johan pachtten van Bethlehem al hun goed Hoege in kerspel van Didam voor 6 jaar voor 33 malder winterrogge jaarlijks, Bergse maat te leveren binnen Doesburg of binnen Emmerik naar keuze en 12 gulden, het graan op St. Maarten, het geld op Petri ad Cathedram, de rogge tot bepaalde hoeveelheid op St. Lambert. Op straf van peinding. Ze mogen het goed aan niemand verpachten dan met convent Bethlehem. Ze moeten de "gerichte of pande" die Bethlehem jaarlijks in de Liemers heeft innen. Ze moeten dijken, weteringen en hoofdgraven naar landrecht onderhouden. Ze moeten kosten vergoeden op het bouwland zoals andere pachters doen, 1480 februari 1 (Int iaer ons Heren dusent virhondert ind tachtentich up Ons Liever Vrouwen avont to Lichtmissen).
621 Schepenen van Bergh, Rutgher Koerwech, geheten Luwart, en Ingram van Kamphuysen, geheten Posse, dat procurator Bethlehem overeenkomst toonde waarin Symon Kael, schepen van Doetinchem, en echtgenote Alijt en kinderen Wendele, Lyse, Griete, Bele beloofde aan Bethlehem 1 schepel gerst uit Ganserf in Azewijn, welke rente Aleits ouders toebehoord hadden. Jutte en echtgenoot Derick Bavendorp, burgers van Berg, verklaren dat van haar eerste man Henrick ten Ganserff de schepel nog niet betaald werd. Dit zal voortaan geschieden jaarlijks op St. Maarten, 1480 februari 5 (In den jaere ons Heren duysent vierhondert ind tachtentich upten neesten saterdach na Onser Liever Vrouwendach Purificatio).
622 Litera fraternitatis fratrum predicatorum in Hollandia, 1480 september 17 (decima septima septembris anni millesimi quadringentesimi octogesimi).
623 Nicolaas de Leijdis, prior van het convent der predikerorde te Zwolle verklaart den proost en de kanoniken van Bethlehem deelachtig aan de goede werken van de broeders en zusters zijner orde, 1480 september 19 (Datum Zwollis anno domini millesimo quadringentesimo octuagesimo mensis septembris die decima nona).
624 Henrick heer van Homoet geeft voor zaligheid van zijn vrouw Conegunt van Bronchorst, ouders, voorvaderen aan eerbere here Andrees van Ampsen, ter tijd proost van Bethlehem, de tienden uit de goeden Wirrebergh, Schoelbergh, Medynck, het guet Ter Ynden en het guet Nyenhues met allen oeren toebehoir ende hofsteden, dat zijn slege, maete of stucken landen, kempe, gewracht offt ongewracht, hoge off zijde, sementlike dair nyet aff uit genomen woe ze gelegen zijn in de buurschap van Oersell in het kerspel van Doetinchem, en de slegen op de IJssel en het Elgoir oft wair ze gelegen mochten wezen in de buurschap, nae uutwijsinge ende vermoegen oere registeren van oere goederen, mytter hofsteden die nu bewoont Gerit van Hall, gelegen bij het goed Ter Gunne, voor som betaald door proost, 1480 september 20 (In den jaren onss Heren dusent vierhondert ende tachtentich up Sunte Matheus avont apostoli). i
625 Henrick heer van Homoet en van Wisch verkoopt de tienden uit de gueden Wirrebergh, Schoelbergh, Medynck, het guet Ter Ynden en het guet Nyenhues, allen gelegen in de buurschap van Oessell in het kerspel van Doetinchem, en de slegen op de IJssel en het Elgoir, en de hofstede van Gerit van Hall, gelegen bij het guet Ter Gunne, aan het convent en klooster van Bethlehem. Met garantiebedrag, 1480 september 20 (In den jaren onss Heren dusent vierhondert ende tachtentich up Sunte Matheus avont).
N.B. Zie ook Cartularium (inv.nr. 976) 104v. i
626 Henrick van Homoet, heer van Wisch, verkocht aan Andries van Ampsen, proost van Bethlehem, de tienden, grof en smal, uit goed tot Eelbergen, met name uit de Elbergerkamp, geheten den Wyersbergh, uit de Rosenkamp, de Haemvoegell, welke 2 in een gewrecht liggen, de Daedelhorst groot 3½ molder die Gerit van Hall nu bouwt, nog 1/3 van slag tegen Elbergenhuyse in dat Ellegoer, waarvan de andere 2/3 van Bethlehem zijn en der vrou Kemps, voor ziele ouders, mij, kinderen en zekere penning, die betaald is, 1480 september 29 (Int jaer onss Heren dusent vierhondert ind tachtentich op Sunte Michielsdages).
N.B. Zie ook Cartularium (inv.nr. 976) 104. i
627 Het kapittel van St. Marie te Windeshem verklaart de kanoniken te Bethlehem deelachtig aan zijne geestelijke goederen, 1481 (Anno domini millesimo quadringentesimo octuagesimo primo Sedente capitulo nostro generali Wyndesem).
628 Henrik, abt van het kloostercamp der Cistercienser orde verklaart de kanoniken te Bethlehem deelachtig aan de geestelijke goederen van zijn kapittel, 1481 januari 13 (In monastero nro. campen anno domino millesimo quadringentesimo octuagesimo primo in octava Epyphanie domini).
629 Derick van Raesfelt droeg op aan klooster thoe groeten Buerloe, orde St. Bernardus, in kerspel Borcken, alle tienden, grof en smal, geheten Hengetinger tiend zoals vader Bitter bezat en een slag land geheten die Heetkaell op de Toldijk, langs de Toldijk en Wormeldynck slege, tussen die Heetkaell van Griete van Wichmonde en die van Gerrit van Winbergen, beide in kerspel Steenre, met behoud rente 3 herenponden voor klooster prediker orde in Zutphen, nog 46 Rijnse gulden en 20 stuver te besteden aan erfrenten van 20 penningen een, in testament voor hem, ouders en wie hij wil, zo dat jaarlijks in vasten de armen een aam olie en conventsbroeders een aam wijn in die tijd naar priors goeddunken gegeven wordt. Bij last komt Derick met een knecht en 2 reispaarden binnen Bocholt of Borke leisten tot alles is betaald op zijn herbergkosten. Wanneer klooster van renten, tiend en slag door Derick op 18 libri geschat te weinig krijgt kunnen ze op olie en wijn minderen, bij enige jaren achtereen overschot op wijn meerderen, 1481 januari 20 (In den jaer ons Heren duesent vierhondert ende een indtachtentich op Sunte Agneten avont virginis).
N.B. Met transfix betreffende overdracht van de tienden door Groeten Buerlo aan Bethlehem, gedateerd 1481 october 1 (Anno domini incarnationis millesimo quadringentesimo nonagesimo octavo ipso die beati Remigii episcopi et confessoris).
630 Johannes de Cardona, des grootmeesters van het Hospitaal van St. Jan, stadhouder en pauselijke commissaris voor het werk der aflaten in Duitschland, vergunt aan de broeders van Bethlehem, om zich door een eigen gekozen biechtvader den aflaat te doen geven tegen betaling op de daartoe aangewezen plaats, 1481 februari 28 (Datum Daventrie anno domini MCCCC octogesimo primo die vero Mercurii VIII mensis februari).
N.B. Het stuk is gedrukt, met invulling van een naam ende dagteekening. i
631 Grootmeester der predikerorde en zijn kapittel verklaren de kanunniken van Bethlehem deelachtig aan de goede werken van de broeders en zusters der orde en verzekeren hun dat paus Sixtus IV hen vergund heeft een eigen biechtvader te kiezen, 1481 juni 15 (Anno domini MCCCCLXXXI mensis junii die XV Salvus Cassetta de panormo). 2 stukken
N.B. Met een afschrift.
632 Het kapittel van St. Victoris te Xanten neemt voor ½ mansus onder Bislick drie handen aan, 1481 october 5 (Anno domini millesimo quadringentesimo octuagesimo primo veneris post Victoris et Gerconis martiris et sociorum).
633 Notariele akte waarbij Bernardus Meckinck zijne na te laten goederen vermaakt aan het convent van Bethlehem en den proost Andreas van Ampsen nevens den kanonik Johannes van den Gheer tot uitvaarders stelt van zijn laatsten wil, 1481 october 26 (Anno a nativitate domini millesimo quadringentesimo primo indictione decima quarta die vero veneris vicesimo sexta mensis octobris).
634 Proost, prior en convent Bethlehem ontvangen van meester Derick van Rijswick, doctoir en proost te Wisschel 200 golden Rijnse gulden, belegd in goed Zweverdinck, gelegen in kerspel van Doetinchem en de buurschap Ysenvoirt, met toebehoren, van welke som jaarlijks 10 golden Rijnse gulden aan meester Derick of gevolmachtigde in Rees of in zijn woonstad in land Kleef op Pasen, te beginnen 1483, zolang meester Derick leeft, na zijn overlijden niet meer. Bij verzuim op goed klooster te verhalen, 1482 april 4 (In den jair ons Heren MCCCCLXXXII op Sunte Ambrosiusdach des hilligen bisscops die daer is die vierde dach in aprili).
N.B. Zie ook Cartularium (inv.nr. 976) 102v.
635 Frederik van Baer en Derick ten Hoelte, als leenmannen van Henrik van Homoet, verklaren dat Jan van der Wilte als leenvolger van zijn vader Gerit Palicken van der Wilte het goed Zweverdinck waar Arnt Bartoltz nu op woont, zijn leen, aan Henrik heeft opgedragen, 1482 juni 1 (In den iaer onss Heren dusent vierhondert ind tweindtachtentich des manendages na Belaecken Pinxteren).
N.B. Zie ook Cartularium (inv.nr. 976) 103. i
636 Hendrik van Homoet, heer van Wisch, maakt bekend dat Johan van der Wilte, leenman, heeft opgedragen goed Sweverdinck, gelegen in het kerspel van Doetinchem in de buurschap van Ysenvoerde, zo als leenmannen Frederik van Baer, Derick ten Holte recht wijsden. Hierop gegeven her Andries van Amssen, proost van Bethlehem, voor edel eigen. Voorwaarde dat hiervoor memorie en "verluychtinghe" geschiedt als klooster in brieve belooft, 1482 juni 2 (In den jaer onss Heren dusent vierhondert ind tweindtachtentich des naesten dinxdages nae Belaecken Pinxteren).
N.B. Zie ook Cartularium (inv.nr. 976) 103. i
637 Johan van der Hoy, richter van Doetinchem, verklaart dat Johan van der Wylt en echtgenote Mechtolt het goed Sweverdinck, gelegen in het kerspel van Doetinchem en in de buurschap Ysenvoerde, dat Arnt Bartoltz in pacht en bouwinge heeft, aan Bethlehem heeft verkocht, 1482 juni 5 (Int iair ons Heren dusent vierhondert ende tweentachtich op Sente Bonifaciusdach). 4 stukken
N.B. Zie ook Cartularium (inv.nr. 976) 102v. Met een afschrift en een omschrijving van goed Sweverdinck (ook met afschrift).
637* Burgemeesters, schepenen en raad van de stad Doesburg oorkonden, dat zij als collatoren van de vicarie van het altaar van St. Marie en St. Laurencius hun goedkeuring gehecht hebben aan de ruil, aangegaan tussen de proost van Belhem en Johannes Rover, vicaris van genoemd altaar, van een erfrente van 2 heerenponden 's jaars uit het goed Yperen in het kerspel Drempt en een rente van 5 oort rijnsguldens 's jaars uit Goltssmytz maetken in het kerspel Angerloe tegen een half veldslag, grenzend aan het land van Belhem, 1482 juli 8 (Int tjair ons sHeren duesent vyrhondert twe ind tachtentich ipso die Kylianii martiris). 1 charter en 1 stuk
N.B. Met extract op papier (concept?) inhoudende, dat de magistraat van Doesburg met belanghebbenden, in tegenwoordigheid van de commandeur (van het huis te Dieren), overeengekomen is, dat de kerkmeesters van de stad Doesburg gedurende 4 jaren de bovenvermelde rente van 5 oort Rijnsguldens zullen uitbetalen aan proost en convent van Bethlehem en daarna aan heer Johannes Rover, priester en vicaris, in die Kyliany, in anno Domini etc. LXXXII.
638 Schepenen van Emmerik, dat Arnt Lueb en echtgenote Beell verkochten aan Geert van lochem, procurator van Bethlehem, een rente van ½ Rijnse gulden pachtgeld uit een huis en hofstede in de Holmansche straat te Emmerik tussend e begijnen en rijcken steenmetselers en uit de have erachter gelegen, uit welke huis, hofstede en hof Bethlehem al jaarlijks 1 alde schild heeft, te betalen op Pinksteren, 1482 juli 12 (In den jair ons Heren duesent vyrhondert twe ind tachtentich ipso die Odulphi beati confessor).
640 Gherardus Hergart, provinciaal van de orde des Heremiten, verklaart den proost en de broeders van Bethlehem deelachtig aan de goede werken der broeders van zijne orde, 1482 october 20 (Datum Wesalie anno domini millesimo quadringentesimo octuagesimo secundo vicesima die mensis octobris).
641 Johan van der Hoeye, richter Doetinchem, lude Derick ten Holt en meester Kerstken Hoegemaker, dat Derick Wessels en zusters Bette en Jutte verkochten aan Bethlehem een rente van 1 gouden Rijns gulden uit Mouwenslag, gelegen in het kerspel van Doetinchem en in de buurschap Oessel, aan een zijde naast Loirvorst mate en aan andere en met één eind aan de meent, met ander eind op de Boeckelsche strate, op St. Maarten te betalen, 1483 januari 24 (In den jaere ons Heren dusent vierhondert drieendetachtentich op Sunte Pouwels avent Conversionis).
N.B. Zie ook Cartularium (inv.nr. 976) 105v.
642 Johan van Baer, begerende als een kloosterbroeder van Bethlehem door het kapittel begraven te worden, onder voorwaarde dat hij binnen twee mijlen wegs van Bethlehem kwam te sterven, belooft daarvoor 25 Rijnsche gulden na zijnen dood te betalen, hetgeen mede bezegeld wordt door zijnen broeder Frederik van Baer, 1483 maart 8 (In den jaeren ons Heren dusent vierhondert ende drieentachtentich des saterdages voir mydvasten). i
643 Derick van Averhagen, richter van Varsseveld, dat Derick van Veeleggen en Fye, zijn echtgenote, verkochten aan Derick Wijnken de hofstede geheten Coenrets hof met een wei daarbij, gelegen in de heerschap van Wisch in het kerspel van Silvolde tussen proost Bethlehem en de Middelstraat, schietend op de proost en op Doervorster erve. Lude Henrick Wassinck en Henrick Teykelenborch, 1483 april 15 (In den jaer onss Heren dusent vyerhondert ende drie ende tachtentich des dynxdages na den hilligen sonnendage Misericordia domini). i
644 Fraternitas Minderbroeders provincia Keulen, 1483 september 12 (Anni domini MCCCCLXXXIII in profesto Aurelii patris Augustani).
645 Derick van Averhagen, richter van Varsseveld, dat Frederik van Baer gaf aan Bethlehem zijn (gespecificeerde) tienden uit goed Schilderinck 6 schepel, met smalle tiend, uit Seghmeldinck ½ molder en smalle tiend, uit Entynck 1 molder en smalle tiend, uit Kersseler 2 molder en smalle tiend, uit de Ontijt 1 molder en smalle tiend en 1 toernyss groot, uit Willembeest de smalle tiend, uit Groot Scielmeldinck de smalle tiend, voor een memorie tweemaal jaars, op zijn sterfdag, de eerste in de vasten na datum overeenkomst, de andere in de advent daarna. Op memoriedagen moet de prior geven kruit of koeken. Lude Evert tho Berckeler en Wessell Buyll, 1483 augustus 26 (Int jaer onss Heren dusent vierhondert end drieindtachtentich des dinxdages nae Sunte Bartholomeusdach des heilighen apostelen). 3 stukken
N.B. Met afschrift en met bijlage met opmerkingen over de waarde. Zie ook Cartularium (inv.nr. 976) 105.
646 Henrik, heer tot Ghemen en te Wevelkave etc., Henrick van Ense genaamd Snydewynt, Bernt van Wysch en Derick van den Walle, burgemeesters van Zutphen, maken een bestand tusschen het klooster Bethlehem ter eenre en Henrik Ingraven genaamd Vindepant, ter andere zijde, aangaande het goed Vethusen in het land van den Berg, in het kerspel van Zeddem gelegen, 1483 september 9 (In den jaere onses Heren dusent vierhondert ind dreeindtachtich des dinxstedaghes na Onser Liever Vrouwendach Nativitas). i
648 Raymundus, archidyaconus Alnisien, en het kapittel der hoofdkerk te Xanten geven aflaat aan den proost en het kapittel van Bethlehem, 1484 juli 6 (Die sexta mensis juli anno domini MCCCCLXXXIIII). 1 charter en 1 stuk
N.B. Met afschrift. i
649 Gijsbert van Wachtendonck, ridder, verklaart op 1476 februari 22 dat procurator Steven van den Boetzeler gezonden te hebben naar Katherina van Gelre te Lobith, waarbij Bethlehem haar de verwaarloosde wijnuitkeringen kwijtschold en zij beloofde voortaan jaarlijks 6 amen wijn te zullen geven, 1484 augustus 14 (Anno etc. virentachtentich op Onser Liever Vrouwe avent Assumptionis). i
650 Derick van Rijswic, sluiter, aan de procurator van Bethlehem, dat hij om de wijnovereenkomst (uit tol Lobith) een dienaar van de heer (Gelre?) had gestuurd, die woorden met de proost had gehad en opgebroken had toen meester Matheus medicus stierf. Verzoekt om verder gesprek. Te Rees. Zie inv.nr. 649 voor beschrijving wijnuitkering, 1484 september 29.
651 Warner Lerinck, Johan Goltsmit, Henrick van Hagenbeeck, alias Gruter, en Peter van Zelst, scheidslieden, scheiden Bethlehem en de gebroeders Derick en Henrick Ruenoert in hun geschil over de tienden van vier stukken land in Drempterveld, namelijk het stuk van Reyner toe Heker langs de weg in Nortkens mate geheten Rijsacker, het stuk van Reyner toe Heker naast Frederick Davenett, de akker van Reyner toe Heker langs de weg naar Drempt en het stuk land daarbij, zo dat tiend Rijsacker, zo breed doorgaans in Nortkens maat als de Rijsacker is voor de gebroeders Ruenoerd is en die van de 3 andere voor Bethlehem, met goedkeuren van Warner Lerink en Evert Schaeltmans als gelijke "avermans" (richters?), 1485 juni 19 (In den jair ons Heren dusent vierhondert vijffindtachtentich ipso die Gervasii et Prothasii martirem).
652a Burgemeesters, schepenen en raad van de stad Doetinchem, dat in hun stads gerichtsboek staat dat her Kirstken van Bocholt, koster Bethlehem, terecht gepeind heeft huis en hofstede te Doetinchem van Johan van Byngerden en kinderen Mette, Jutte en Elisabeth gelegen aan de muur tussen de Homburgerstraat en de Hesepoort en een have buiten de stadspoort op de stadsgracht, gerechtigd krachtens de schepenovereenkomst van 1375 St. Gregorius en dat hij de panden gesleten en uitvervolgd heeft zover Kirstken ten behoeve van kosterij in huis en hof ingeleid en daar dan angheheert en toegeëigend had. De erfgenamen van Esken then Oever, aangezien Esken bij leven het huis bezat, dat naar gerichte van de bode de panding behoorlijk op behoorlijke tijd was gedaan, 1486 maart 15 (In den jair ons Heren dusent vyerhondert ind seesendetachtentich des wonsdaeges post Judica).
N.B. Vergelijk inv.nr. 275.
652 Bernt van Wisch bastaard en Margareta van Kamphusen, zijn echtgenote, verkopen aan Styne, weduwe van Johan Koenynck, een erfjaarrente van 6 Rijnsguldens 's jaars en een lijfrente van 3 molders winterrogge 's jaars, gaande uit hun halve goed te Moelencamp in het kerspel Zelhem, 1486 april 3 (In den jare ons Heren dusent vyrhondert sessendetachtentich opten manendach na den sonnedach Quasimodo Geniti).
N.B. Bethlehem bezat vóór 1430 (zie goederenlijst van 1379/1427, fol. 46) het Voerland met uitweg over de Molenkamp in Zelhem, vergelijk inv. Sloet no. 662 (1491 juni 28). i
653 Gerit van Ossenbroick, Wilhem Yseren en Aleit, weduwe van Andries Yseren, Gerit als een momber voor Aleit en Wilhem, bevestigen de tolvrijdom van Bethlehem in Zutphen over land en over water, toen de tol aan de raad van Zutphen ten behoeve van stad verpand was, dat Bethlehem daarvan privilegiebrieven van het land van Gelre en Zutphen had getoond, en dat het zo zal blijven, 1486 mei 30 (In den jair onss Heren duysent vierhondert sessentachtentich opden dinxdach na des heiligen Sacraments).
654 Sweder van Doedynckwerden, richter van Doetinchem, lude Frederic van Baer en Ingrym Poesse, dat jonker Johan van Wisch en Margaretha, zijn echtgenote, bekennen aan proost Andries van Ampen, prior Adolph van Rijswijck en convent Bethlehem schuldig te zijn 8 enkel golden Rijnsche gulden jaarlijks uit het goed voir den Dijcke, gelegen in het kerspel van Doetinchem in het buurschap Oessell, half op pasen, half op St. Victor te betalen op straffe van peinding, waarna binnen 14 dagen die pande te beschudden. Terug te kopen elke golden gulden voor 16 golden gulden, 1486 november 3 (In den jaere ons Heren duesent vierhondert ind seesendetachtentich opten maenendach nae Sunte Martensdach in den wynter). 1 charter en 3 stukken
N.B. Met twee notariële afschriften, de een door notaris Johan van Wisch, de ander door Bernardus Gryse, alias Moerbeck, van heer Wisch. En een register van ontvangsten, 19e-32e jaar uit dit goed. i
655 Schepenen van Doetinchem, Goessen Huetynck en Johan Moerbecke, dat Henrick Vyerhuys en Wendell, zijn echtgenote, schuldig zijn aan Derick van Holt en echtgenote Eelsben jaarlijks 1 koupmans gulden uit hun huis achter te stadsmuur tussen huis en hofstede van Egbert Haitger en Engelbert Meckynck, op midvasten te betalen, 1487 maart 14 (In den jaer ons Heren duesent vierhondert end soevenendetachtentich op wonsdach post Reminiscere).
657 Andreas, proost, beklaagt zich bij Johannes Hoekel, vicaris te Emmerik en deken Veluwe, over diens diens verdachtmakingen aan zijn broer, 1489 mei 29.
658 Johan van Dinxpaeren en Gerlaech van Hummel willen Bethlehem gratis dienen, wanneer ze als andere lekebroeders worden verzorgd, 1489 october 2 (Int jair ons Heren duysent vyerhondert ind negenendetachtentich ad per manendach post Victoris et sociorum euis).
658* Drie notariële afschriften van de oorkonden d.d. 1234 oktober 1, 1252 en 1292 januari 6 (zie inv.nos. 28, 75 en 119), ongedateerd (vóór april 1490), 1234 oktober 1, 1252, 1292 januari 6. 3 stukken
N.B. Gemerkt A, B en C.
Waarschijnlijk staat het opmaken van deze notariële afschriften in verband met een geschil tussen het klooster Bethlehem en de rector van de Varsseveldse kerk (vergelijk inv.no. 659).
659 Benoeming van Johan Giebinck van Aenholt tot pastoor te Versevelt, na regeling van een twist met de vorige pastoor, ontstaan om pacht uit Weytcamp, 1490 april 20.
660 Joerys van Lennep, richter van Gendringen, dat Johan ten Paer en echtgenote Swene wisselde met Bethlehem, gaf de kamp Heynnenbreidt circa 2 molder tussen Bethlehems huis Velthunten waar nu Johan ten Brinck op woont en erf Moppenhoeff en nog deel in de 40 screden waar Bethlehem 1 molder heeft en ontving 1 molder upten Haem, schut uit Goir tussen land van heren Emmerik gelegen,, ½ molder upten Haem, schut int Goir tussen land heren Emmerik en Wisch, een deel van Hoppersmaet waar Johan 6 schepel in den Huernen, toe Wyckenwert van den paal aan de Hurne, te Velwert van de grave, voortaan van Hoppermaat tot de graft gegraven tussen Johans en kloosters deel. Johan zal grave en gewrecht onderhouden zonder last Bethlehem. Lude Engelbert Toelner en Sueder Waessinc, 1490 juli 23 (Int jair ons Heren dusent vierhondert ind negentich des anderen dach nae Sunte Marie Magdalenedach).
N.B. Zie ook Cartularium (inv.nr. 976) 105.
660* Gerit van Trier en Gerit Gruter, schepenen te Doisborch, geven vidimus van de brief d.d. 1488 juli 1 (des Dinxdages post Conversion is Sancti Pauli apostoli), waarvan de inhoud hierin is opgenomen.
De inhoud luidt: Wilhelmus Haestricht, priester, commandeur en cureit van de moederkerk binnen Doisborch, en Gerit Gruter, burgemeester dier stad, scheidslieden vanwege Johan opten Oirde en Derick Smyt, kerkmeesters van de moederkerk, eenerzijds, en Warner Lerinck en Johan Goltsmit, burgemeesters, scheidslieden vanwege Arnt Daveneit en Otte, Arnts echtgenote, eerder weduwe van Roloff Sprenger anderzijds, uitspraak doende over de nalatenschap van Roloff Sprenger, bepalen, dat de kerkmeesters voor een bedrag van 225 Rijnsguldens afstand zullen doen van deze erfenis, welke door hen gekocht was van de stad Scoenhaven als voogd over de onmondige kinderen van wijlen Johan Sprenger, zusterszoon van de erflater, en waartoe onder meer zeker hertogelijk leen behoort, 1491 januari 22 (altera die post Agnetis virginis).
N.B. In het leenactenboek F van de Geldersche leenkamer over 1492-1513, fol. 150, staat onder de beleningsacte van 1500 voor Henrick van Beeck met het goed ter Borch bij Doesburg een aanteekening, inhoudende, dat Otta van Beeck, vrouw van Arnt Davenyet, met het klooster Bethlehem, waarin Arnts zoon geestelijke was, overeengekomen was, dat zij en haar erven het leengoed zullen behouden. Na Otta's dood werd haar broeder Henrick van Beeck ermede beleend. Deze zoon van Arnt Davenyet moet zijn geweest Johan Daveniet, pastoor van Steenderen en conventuaal van Bethlehem.
Vergelijk: Register op de leenaktenboeken van het Vorstendom Gelre en Graafschap Zutphen. Het Kwartier van Zutphen, uitg. Ver. "Gelre" 1917, no. 61. Goed ter Borch te Beynhem onder Doesburg:
Arnt Daveniet bij cope van den fabricquen voorn. anno 1492 (kerkfabriek Doesburg).
Otte van Beeck, erve hares mans Arnts, beleent, anno 1498.
Henrick van Beeck, erve sijner suster Otte uut crachte eens maechgescheyts, mits Arnts soon geestlick is, anno 1500.
661 Notariële akten, waarbij de lekebroeders Hermannus Prijslof, Gerhardus Rensynck, Gerhardus Hoevener, Nicolaas van Aken, Dirk van Lochem en Henrik van Gennip in het kapittel te Bethlehem worden opgenomen, 1491 mei 1 (Anno millesimo quadringentesimo nonagesimo primo indict. nona mensis may die prima).
662 Burgemeester en schepenen en raad der stad Zutphen doen uitspraak in de geschillen tusschen den proost en het convent van Bethlehem, vertegenwoordigd door Gerit van Lochem en Johan Davenyet, ter eener, en Bernt van Wisch met zijn zoon Jasper, ter andere zijde, aangaande het bezit van het erf en goed Huenynck in het kerspel Zelem, 1491 juni 28 (In den jair onss Heren duysent vierhondert eijn ende tnegentich, dess dinxdaiges na Sunte Johan baptistusdaige te midzomer).
662A Burgemeester en schepenen en raad der stad Zutphen doen uitspraak in de geschillen tusschen den proost en het convent van Bethlehem, vertegenwoordigd door Gerit van Lochem en Johan Davenyet, ter eener, en Bernt van Wisch met zijn zoon Jasper, ter andere zijde, aangaande het bezit van het erf en goed Huenynck in het kerspel Zelem, 1491 juni 28 (In den jair onss Heren duysent vierhondert eijn ende tnegentich, dess dinxdaiges na Sunte Johan baptistusdaige te midzomer). 1 charter en 3 stukken
N.B. Met twee identieke verslagen van de zitting van 1491 mei 24, die een maand later vast zou komen, en een stuk betreffende de klacht van Bethlehem dat Bernt van Wysch afspraken over het goed Hunynck schond.
663 Overeenkomst tusschen Andreas van Ansem, proost van Bethlehem, en Marcellus van den Graeve, pastor te Steenre, ter eener en de gildemeesters van het gild der kapel op den Toldijk, aangaande de bediening der mis in die kapel en het genot van de voordeelen daaraan verbonden, 1492 november 3 (In den jaeren ons Heren dusent vierhondert ende twe ende negentich op saterdach nae Alle Heiligen).
663* Karel, hertog van Gelre, bevestigt de vrijheden en voorrechten van het convent van Bethlehem, 1493 januari 23 (In den jair onss Heren dusent vierhondert drije ende negentich des guesdages na St. Agnetendach virginis). 1 charter + 2 stukken
N.B. Met 2 afschriften.
663** Vergoedingsbrief van Marcellus Vlynt uit Rome aan proost van Bethlehem, 1493 juli 15.
664 Brieven van commissaris in Keulen, 1494 april 23, 1496, 1497, 1498, 1501, 1503. 15 stukken
665 Wessel van Ermen, drost van Bergh, dat Henric Rijssbusch en Hille, zijn echtgenote, wisselden met Johan Davenyet, procurator, en convent Bethlehem, ze gaven stuk land van circa 4 molder in Klein Azewijn tussen land Bethlehem, schut op jofferen Elten, waarvan 6 schepel leengoed was, gevrijd in ruil voor 6 andere schepel; een maat dat Loemaetken circa 4 molder in kerspel Zeddam tussen kinderen Wynolt ten Brynck en de wetering, schut op Willem van Aeswijn in goed Ten Brink en op jonferen Elten; maat Smedemaetken circa ½ molder in Braamt schut op joncfrouw Beedtbern en kinderen Tengnagel in Bergh, dat in pandschap staat van Derick van Tiell, wanneer geen lossing plaatsvindt nog ½ molder tussen Bethlehem en joffere Elten, schut op Beedtbern en kinderen Tengnagel, van kerk Zeddam, en ontvingen Hertwicksmaete in Klein Azewijn bij goed Holthusen van Tengnagels kinderen, schietend aan goed Vethuizen naast goed te Veerdelen, waarvan 6 schepel leengoed wordt van Bergh. Johan en zijn zoon Johan van Byverden wisselden met dezelfde procurator Bethlehem, ze gaven circa 1 molder in goed Vethuyse voor de mestvaalt tussen land Bethlehem, schietend op de heelweg van Klein Asewijn naar Doetinchem, en ontvingen circa 1 molder in Werm langs het erf van Johan en Johan en Bethlehem en langs de Grote Wetering en bij elkaar 1 molder op de Loe. Het omgewisseld land van Johannes hoort in tijnsgoed en zal gevrijd worden. Lude Johan Splynter en Henrick Visscher, 1494 october 23 (In den jaers onss Heren duysent vierhondert vierindnegentich up ten neesten donredach nae Sunte Gallendach). 1 charter en 1 stuk
666 Aflaatbrief door prior predikheren Haarlem krachtens pauselijke brief (1492) + pauselijk afschrift (1495), 1492 october 14, 1495 juli 7. 4 stukken
N.B. Van beide brieven is een afschrift aanwezig.
666* Andreas de Ampsen.
667 Henrick Reyers, schout, Aert van Hell, Tomaes van Pyll en Geryt Henricks, schepenen van Amersfoort, dat Roeloff Henrics krachtens een magescheidsovereenkomst heeft ontvangen van Vrede van Bloemendaell en haar dochter Weym 50 Rodolphus postelaets gulden uit haar erve en goed te Bidderschoten, 1494 november 4.
667* De Gratia Speciali, 1495 december 13.
668 Brief van Karel van Gelre aan Derick Posse, proost te Bethlehem, omdat hij Johan Weirtz in het klooster wil doen opnemen, wat Bethlehem niet wil doen, 1496 april 11.
669 Johan van der Hoern, richter van Doetinchem, lude Coenraet van den Berge en Henrick Willemss, dat Gerit Wythaegen junior heeft som gelds ontvangen van heer Kerstken van Boeckholt, koster Bethlehem, waarvoor onderpand 1/3 van slag waarvan Bethlehem 2/3 heeft, gelegen tegen Elberger huis tussen Derick die Gryse en weduwe Derick Gumpertz, schietende aan Ellegoir, vrij te kopen met 24 enkel averlandse golden Rijnse gulden op St. Petersdag ad Cathedram, in munt geslagen vóór datum des briefs, 1496 augustus 25 (In den iaeren onss Heren dusent vierhondert sessindtnegentich des anderen daghes nae Sunte Bartholomeusdagh des heiligen apostels).
669* Theodericus, proost van Bethlehem, tijnsheer, dat Henrick Eijkenborch hem als tijnsheer opdroeg een stuk land in Roterdynck om over te geven aan Henrick Semeldynck in Varsseveld, hetgeen hij heeft gedaan zoals het tijnsboek voor juist aangeeft. Tijnsgenoten Oersel Heerzync en Gerrit ten Berghe, 1496 december 6. 2 stukken
670 Otto van Keeken, richter van Steenderen, dat Lubbe, Neele en Lute Cappenberge, gezusters, met momber Otte Besselinck Luten man, ook voor hun broer Egbert die buitenslands vertoefde verkochten aan de procurator van Bethlehem, Johan Davenyet van Doesborch, hun huis op kloosters erf in het dorp Steenre, 1497 juni 19 (In den jaire onses Heren dusent virehondert sovenindnegentich opten manendage post Viti et Modesti martyrum dage).
671 Henricus ten Koer, kanunnik van Zutphen, ontvangt 10 Rijnse gulden van proost Bethlehem, 1498 maart 10.
672 Brief van hertog Karel van Gelre over de opname van Johan Weirtz in het klooster te Bethlehem, 1498 juli 4.
N.B. Vergelijk inv.nr. 668.
673 Hertog Karel van Gelre over schatting, 1498 september 30.
674 Johan van Ulfft, drost op de Schuilenburg, bemiddelt in twist tussen Bethlehem en Rutger Gansers (1499 februari 11). Rutger Gansers bekent door Bethlehem genoegdoening ontvangen te hebben (1499 februari 20), 1499 februari 11 en 20. 2 stukken
675 Johan van Ulfft, ambtman van Schulenborch, bekent voor 25 en 45 Rijnse gulden aan quitancies van Bethlehem ontvangen te hebben voor Dingtaell vanwege de hertog van Kleef, 1499 februari 14 en 24. 2 stukken
676 Schuldbekentenis door proost aan Johan van Ulfft, 1499 juni 2.
676* De notaris Gerardus Roetbart instrumenteert, dat magister Wichmannus de Woest, vicaris van de St. Walburgis kerk te Zutphen en de parochiekerk van St. Katherine te Doetinchem, tot zijn procuratoren aangewezen heeft Alphardus Kreynck, kanunnik, en Arnoldus Gruter, vicaris van de St. Walburgis kerk, om namens hem afstand te doen van de vicarie op het altaar van St. Nicolaus in Doetinchem ten gunste van heer Laurentius Zuderhuess, 1499 december 5 (Zutphanie - indictione secunda, die vero Martis quinta mensis Decembris, pontificatus .... domini Alexandri ... pape sexti anno octavo).
677 De acquisitione bonorum censualium in Doetinchem, z.j.
N.B. Afschrift uit Inventaris-Maris, nr. 8.
678 Correspondentie tussen Johan, hertog van Kleef, en Johan van Ulfft, betreffende Dingtaell, 1500. 3 stukken
679 Frederik, bisschop te Utrecht, bekrachtigt de verkiezing van Gerard van Gestellen tot proost te Bethlehem, in de plaats van wijlen Theodericus Poess, 1500 december 5 (Datum in castro nostro Duerstede anno domini millesimo quingentesimo mensis decembris die quinta).
2.09. 1501-1525
2.10. 1526-1575
2.11. 1576-1595
3. Financieel beheer en goederenbeheer
4. Overige stukken
5. Regesten
N.B. Alle door Sloet genummerde stukken, deels alleen in afschrift in het cartularium, plus enkele ongenummerde verwijzingen.
laatste wijziging 29-09-2021
2.020 beschreven archiefstukken
253 gedigitaliseerd
totaal 9.934 bestanden

Kenmerken

Datering:
1200-1611
Auteur:
I.A. Nijhof, J.J.S. Sloet, P.J.J. Moors, K.J.W. Peeneman
Categorie:
laatste wijziging 29-09-2021
2.020 beschreven archiefstukken
253 gedigitaliseerd
totaal 9.934 bestanden