0268 Kantongerecht en Openbaar Ministerie te Apeldoorn 1838-1979 ( Gelders Archief )
0268
Kantongerecht en Openbaar Ministerie te Apeldoorn 1838-1979
Inleiding
2. 1838-1929
2.2. Samenstelling, taken en bevoegdheden
0268 Kantongerecht en Openbaar Ministerie te Apeldoorn 1838-1979
Inleiding
2. 1838-1929
2.2.
Samenstelling, taken en bevoegdheden
De kantonrechter is een zogenaamde alleensprekende rechter. Per kanton werd er één rechter met een of meer plaatsvervangers aangesteld. Vanaf 1910 was het mogelijk dat er meer dan één kantonrechter per kanton werd aangesteld. De kantonrechter werd door de Kroon benoemd. Tot 1877 geschiedde dat telkens voor termijnen van vijf jaar, daarna werd hij voor het leven benoemd. Vanaf dat jaar was ook een aan een Nederlandse universiteit behaald doctoraal in de rechtswetenschap een vereiste.
Ook de griffier werd tot 1877 door de Kroon voor perioden van telkens vijf jaar benoemd. Na 1877 werd hij tot wederopzeggen benoemd en gold voor hem ook de eis van een doctoraal in de rechtswetenschap.
Het Openbaar Ministerie bij het kantongerecht werd tot 1877 waargenomen door de burgemeester in de gemeente waar het kantongerecht zitting hield. In 1877 werd de functie van ambtenaar van het Openbaar Ministerie bij de kantongerechten ingesteld. Ook hij werd door de Kroon benoemd en moest jurist zijn.
Daarnaast waren er deurwaarders. Deze door de minister van justitie aangestelde ambtenaren moesten exploiten uitbrengen en dienst doen ter terechtzitting.
In de door deze inventaris bestreken periode vielen strafzaken, burgerlijke zaken en de zogenaamde buitengerechtelijke taken onder de kantongerechten.
Voor de bevoegdheid in strafzaken moet een onderscheid worden gemaakt tussen de periode voor 1886 en de periode daarna. Voor 1886 behandelde de kantonrechter alle politie-overtredingen en delicten waarop geen hogere straf was gesteld dan een gevangenisstraf van zeven dagen of een geldboete van vijfenzeventig gulden. Daarnaast waren er nog een aantal uitzonderingen met straffen tot veertien dagen hechtenis of straffen tot honderd gulden boete zoals kleine diefstallen en overtredingen van bepalingen van algemene maatregelen of inwendige reglementen van bestuur.
Na 1886 vonnisten de kantonrechters over alle overtredingen, tenzij ze aan andere rechters waren opgedragen. Uitzonderingen waren onder andere bedelarij, souteneurschap en landloperij. *
Uitgezonderd de periode 1886-1926, waarin een door de kantonrechter te vervolgen feit bij de kantonrechter in het kanton waar het strafbaar feit was gepleegd werd berecht, waren er drie mogelijke berechtingsplaatsen. Ten eerste voor de kantonrechter in het kanton zoals het regel was in genoemde uitzonderingsperiode. Ten tweede in het kanton waar de verdachte woonde en ten derde in het kanton waar de verdachte werd gevonden.
De strafprocedure werd ingeleid met een dagvaarding vanwege het Openbaar Ministerie. Tijdens de hierop volgende terechtzitting werd de zaak onderzocht en kwamen de partijen aan het woord. Eventuele getuigen konden gehoord worden. Na de terechtzitting diende binnen acht en sinds 1886 binnen veertien dagen door de kantonrechter een-met redenen omkleed-vonnis gewezen worden.
De bevoegdheid van de kantonrechter in burgerlijke zaken bleef beperkt tot kleine en bijzondere zaken. Voorbeelden zijn onder andere rechtsvorderingen onder de tweehonderd gulden, geschillen met betrekking tot arbeidsovereenkomsten en bijvoorbeeld huurovereenkomsten en zaken als de benoeming van voogden en curatoren. *
Een burgerlijk proces kon worden ingeleid door een dagvaarding van eiser aan gedaagde, uit te brengen door een deurwaarder of door indiening van een rekest. Wanneer beide partijen verschenen, moesten eiser en gedaagde respectievelijk hun eis en verweer mondeling naar voren brengen. Zo mogelijk vonniste de kantonrechter nog ter zitting. Tenzij dit in strijd was met de belangen van de partijen was de zitting openbaar. Een burgerlijke zaak kon ook beginnen met een rekest. Dit was bijvoorbeeld het geval bij de benoeming van voogden. In een dergelijk geval nam de kantonrechter na verhoor van de belanghebbenden een beschikking. De behandeling van een rekest was niet openbaar en vond plaats in de raadkamer.
Onder de buitengerechtelijke taken werden verstaan de taken die de kantonrechter verrichtte zonder dat van hem een beschikking werd gevraagd. De taken lagen zowel op privaatrechtelijk als publiekrechtelijk terrein. Te denken valt hier aan onder andere beëdiging van sommige ambtenaren en militairen en het toezicht op het beheer door voogden en curatoren.
laatste wijziging 05-01-2024
963 beschreven archiefstukken
142 gedigitaliseerd
totaal 151.354 bestanden
Inventaris
laatste wijziging 05-01-2024
963 beschreven archiefstukken
142 gedigitaliseerd
totaal 151.354 bestanden
Kenmerken
Datering:
1838-1979 (2001)
Auteur:
L. Loor, P. van Dun, Centrale Archief Selectiedienst Winschoten
Categorie:
laatste wijziging 05-01-2024
963 beschreven archiefstukken
142 gedigitaliseerd
totaal 151.354 bestanden