Uw zoekacties: ORA Zevenaar en De Lijmers

0214 ORA Zevenaar en De Lijmers ( Gelders Archief )

Archieftoegang

Hier vindt u de inventaris van een archieftoegang. Hierin staat beschreven welke stukken zich in dit archief bevinden. 
 
Het nummer dat voor de titel van het archief staat is het toegangsnummer van dit archief. Het nummer dat voor de beschrijving van een stuk staat is het inventarisnummer. 
  • Bij ‘Kenmerken’ vindt u algemene informatie over dit archief
  • Bij ‘Inleiding’ vindt u achtergrondinformatie over dit archief, denk hierbij aan de openbaarheid, de archiefvormer en de oorsprong en opbouw van het archief.
  • Bij ‘Inventaris’ vindt u de lijst met beschrijvingen van stukken die zich in dit archief bevinden. 

Hoe zoekt u door een archieftoegang?

Klik op de zoekbalk links bovenin en voer uw zoekterm(en) in. Klik vervolgens op ‘zoek’.
Onder ‘Gevonden archiefstukken’ verschijnen de beschrijvingen van stukken uit dit archief waar deze term in voorkomt. Om te zien in welk deel van het archief deze stukken zitten klikt u op ‘Inventaris’. Dor telkens te klikken op het woord/de woorden die vetgedrukt worden weergegeven komt u uit bij de (met geel gemarkeerde) zoektermen. 

Welke archieftoegangen heeft het Gelders Archief?

Bekijk het Archievenoverzicht  om te zien welke archieven zich in het Gelders Archief bevinden. Deze zijn niet allemaal geïnventariseerd en beschikbaar voor inzage. Als er geen inventarislijst beschikbaar is, is dit archief helaas nog niet in te zien. 
 

 

beacon
 
 
Inleiding
1. Openbaarheid en citeren
2. De Kleefsche Enclaves
3. Zevenaar en de Lijmers
0214 ORA Zevenaar en De Lijmers
Inleiding
3.
Zevenaar en de Lijmers
Organisatie: Gelders Archief
Het ambt Lijmers heeft oorspronkelijk meerdere gerichten omvat, n.l. Duiven, Groessen, Zevenaar en Wehl, die elk afzonderlijke schepenen hadden (zie bijv. Ilgen, Quellen II, 1, n°.260). Wehl is later als zogenaamd jurisdictionsgericht blijven bestaan, nadat het eerst geruime tijd, gelijk de andere hier genoemde gerichten, met dat van Zevenaar en de Lijmers was verenigd geweest. De vereniging dier gerichten dateert van 1487, in welk jaar hertog Johan II van Kleef aan Zevenaar stadsrechten schonk, waarbij bepaald werd, dat voortaan de gerichten van het land en het ambt Lijmers en het kerspel Wehl binnen de stad Zevenaar zouden worden gehouden en wel iedere veertien dagen. Bij hetzelfde privilegie werd bepaald, dat de rechtspraak zou worden toevertrouwd aan een richter en acht schepenen, bij te staan door een gerichtsbode (W. Eschenmacher, Annales Clivae, Juliae, etc., Cod. Dipl., n°.XXXII). In het jaar 1717 was het magistraatscollege ingekrompen tot één burgemeester en twee schepene
n. Dit magistraatscollege had in latere jaren de berechting van politiezaken; sedert 1753 sprak, gelijk hierna zal worden aangetoond, de richter alleen recht. (Verslag van de Landdrost van Gelderland aan de Minister van Financiën enz., 16 Nov. 1808).
Tot in het midden der 15e eeuw hebben de drosten of ambtslieden in de Lijmers de diensten der richters vervuld (zie bijv. Ilgen, Quellen II, 1, n°.293). In 1448 wordt een afzonderlijke richter benoemd, die zichzelf nochtans betitelt als in het gericht te zitten op bevel van de drost (Ilgen, Quellen II, 1, n°.318). Na deze eerste afzonderlijke richter is een lijst der richters van Zevenaar en de Lijmers nagenoeg volledig samen te stellen (zie de bijlage). In 1493 gaf de hertog van Kleef aan de toenmalige ambtsman het recht om de ledige richterplaatsen in het vervolg te mogen doen vervullen en stond hem tevens toe om het gerichtsgebied, indien hem dit te groot voorkwam, in twee delen te splitsen (Ilgen, Quellen II, 1, n°.385). Van dit laatste recht is nimmer gebruik gemaakt.
Blijkens een in 1612 vervaardigde lijst van alle gerichten in het vorstendom Kleef (Ilgen, Quellen II, 2, blz.205), omvatte het richterambt Lijmers de stad Zevenaar, Oud- Zevenaar, Groessen, Duiven, Wehl, Babberich, Steenwaard, Grondstein, Hieshusen (?) en Halsaf. Hiervan behoort Grondstein tegenwoordig tot Pruisisch gebied; over de Steenwaard zie men de inleiding.
Als uitvloeisel van de invoering van de Codex Fridericianus in het Kleefse gebied in het jaar 1749, werd wijziging gebracht in de bestaande richterambten. Bij Koninklijke verordening van 3 October 1753 werd ingesteld één gericht voor Huissen, Zevenaar en de Lijmers, bestaande uit een richter en twee gerichtsschrijvers, waarvan een te Zevenaar en de andere te Huissen zitting zou houden (J. J. Scotti, Sammlung der Gesetze und Verordnungen in Cleve-Mark, n°.1682). Aangezien hieruit, zowel als uit de archieven zelve, blijkt, dat ook nà 1753 twee administraties zijn blijven bestaan, zijn de archieven der gerichten Zevenaar en de Lijmers enerzijds en Huissen anderzijds ook na die datum afzonderlijk beschreven, hetgeen niet wegneemt, dat het eerstgenoemde archief na de genoemden datum stukken betreffende het gericht Huissen bevat.
In 1783 werd de toenmalige richter Rappard tevens aangesteld tot jurisdictions-richter van Hulhuizen.
De in de algemene inleiding vermelde vereniging van Zevenaar en de Lijmers met het hertogdom Berg (zie Inleiding) valt vanaf Juni van het jaar 1806 in de stukken op te merken. Nog een half jaar na de overdracht van het gebied aan het Koninkrijk Holland, welke op 21 April 1808 geschiedde, bleef het tot Berg behoren, hetgeen ook uit de stukken is te constateren (vergelijk: Ramaer, De Franse Tijd, blz.71). Op 4 Januari 1809 werd bepaald, dat Zevenaar tot het kwartier van Arnhem zou behoren. Tot aan de inlijving bij Frankrijk in 1810 bleef Zevenaar met de Lijmers deel uitmaken van het Koninkrijk Holland; de protocollen blijven ook na 1810 nog doorlopen en wel tot in Februari van het jaar 1811. Gedurende de bovengenoemde perioden valt er geen verschil met vroeger in de behandeling der zaken op te merken, waarbij komt, dat ook de richter van 1800 tot 1811 dezelfde persoon was. Er was derhalve geen aanleiding om voor die verschillende perioden afzonderlijke afdelingen van het archief te
maken.
Sedert de inlijving bij Frankrijk behoorde het gebied van het gericht tot het arrondissement van de rechtbank te Arnhem, terwijl Zevenaar de standplaats van een vredesgericht werd. Na de verdrijving der Fransen nam de Pruisische regering wederom bezit van het gebied en in April van het jaar 1815 volgde toen de instelling van het Koninklijk Land- en Stadsgericht van Zevenaar, nadat dit voorafgegaan was door een Koninklijk Vredesgericht. Het Koninklijk Land- en Stadsgericht is tot de overdracht van het gebied aan Nederland in 1816 in werking geweest.
Het archief van het voormalige Pruisische gericht werd door de vrederechter van het kanton Zevenaar namens de Keizerlijke procureur van het arrondissement Arnhem blijkens nog aanwezig proces-verbaal op 6 April 1813 overgenomen, nadat reeds op 21 Januari van hetzelfde jaar enige stukken waren overgegeven. De "Deposital Casse" en enige stukken en testamenten werden door de rechtbank van eerste aanleg te Arnhem op 1 Juni 1816 overgenomen en tenslotte werd, als uitvloeisel van het Koninklijk besluit van 17 Juni 1816 (Staatsblad n°.28), het gehele archief, met inbegrip van de stukken over de jaren 1815 en 1816, naar de rechtbank te Arnhem overgebracht. Bij proces-verbaal van overdracht van 23 November 1880 is het archief overgegeven aan het Provinciaal Archief van Gelderland.
Wat betreft de rechtspraak, heeft het gericht oorspronkelijk zowel criminele als civiele rechtspraak uitgeoefend; echter niet altijd. De voluntaire rechtspraak heeft het gericht ten allen tijde bezeten. Sedert de invoering van de Codex Fridericianus in 1749 werd, wat betreft de criminele en civiele rechtspraak, aan het gericht een zeer groot deel der eigenlijke rechterlijke bevoegdheden ontnomen en toegewezen aan het Hof te Kleef, later aan het Hof te Düsseldorp. De rechtspraak van richter en schepenen kwam toen aan de richter alleen. Blijkens het bovengenoemde verslag van de Landdrost van Gelderland aan de Minister van Financiën enz. d.d. 16 November 1808 had de richter de navolgende competentie: In criminele zaken vonniste de richter in alle kleine overtredingen, welke met een geldboete van minder dan 50 rijksdaalders gestraft werden; wanneer de boete hoger zou zijn, moest een speciale commissie van het Hof de richter machtigen om daarover te procederen. Voor het overige moes
t hij in criminele zaken het onderzoek der zaak leiden en de misdadiger doen gevangen nemen.
In het einde der 18e eeuw werden de criminele zaken behandeld voor het "Criminal Gericht" te Wesel. Verder had de richter de instructie van alle contentieuze zaken, welke tot object hadden persoonlijke beledigingen tussen ingezetenen onderling, en kwam hem de uitspraak toe, behoudens de bevoegdheid van partijen om, wanneer 36 gulden of meer geëist werd dan wel, wanneer de boete meer dan 9 gulden bedroeg, te mogen appelleren op het Hof te Kleef, later te Düsseldorp. Beneden deze bedragen werd recht gesproken zonder appel. Nog had de richter de zorg voor onder voogdij of curatele gestelden en was hem toevertrouwd de zogenaamde hogere politie, waaronder behoorde het waken voor de regalia en rechten van de souverein, alsmede de zorg voor het behoorlijk doen naleven der wetten enz.
Teneinde de zucht naar appelleren enigermate te breidelen, was bij verordening van 5 Mei 1573 door hertog Willem van Kleef een nieuwe regeling van de instanties vastgesteld (Ilgen, Quellen II, 2, n°.174). Voor dat appel bij het Hofgericht werd toegelaten, moesten 12 oude schilden in de schepenkist worden gedeponeerd, welk geld verbeurd zou zijn, als het appel verworpen werd. Van het Kleefse Hofgericht gingen de appellen, behalve in "possesoriis" en als de hoofdzaak minder dan 600 gulden waard was, naar het Kammergericht te Spiers, later te Wetzlar (Huis Bergh, B, III, 125).
In de eerste helft der 15e eeuw was men gewoon bij twijfelachtige uitspraken het oordeel van het schepengericht te Kleef te vragen, terwijl bij het bekende privilegie van 1487 bepaald was, dat bij twijfel het oordeel der schepenen van Emmerik zou moeten worden gevraagd.
4. Lijst van richters
Inventaris

Kenmerken

Datering:
1558-1816
Auteur:
D.P.M. Graswinckel