Uw zoekacties: Rentmeestersrekeningen

4 Rentmeestersrekeningen ( Tresoar (Frysk Histoarysk en Letterkundich Sintrum) )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inventaris
1. Inleiding
Over de financiële organisatie in Friesland gedurende het Saksische bewind zijn wij slechts spaarzaam ingelicht. Een korte samenvatting met bronopgave geeft Theissen, "Centraal Gezag en Friesche Vrijheid" (Groningen, 1907). pag. 36/37. Op deze organisatie is in grote trekken voortgebouwd door de nieuwe landsheer in 1515.
De rentmeester-generaal, dien de Saksische hertogen met de inning van renten, accijnzen en verdere inkomsten belastten onder verplichting van het houden van register en het doen van rekening en verantwoording op verlangen *  ging als ambtenaar over in de staatsregeling van Karel V. Hertog Albrecht had reeds in 1499 als zodanig Jhan von Pauppenfelt aangesteld; in 1501 treedt Hans of Johan Rataller, voordien Kammermeister, in deze functie op *  , die in 1504 werd opgevolgd door Mathias Nykamer, voordien drossaard van Emden in dienst van graaf Edzard.
Reeds in december van hetzelfde jaar overleed Nykamer, waarna niet Rataller, voorgedragen door de regenten in Friesland, doch de Friese raad Frans Minnema op aandringen van hertog George zijn opvolger werd. Toch zou Rataller het ambt ten tweeden male bekleden; 9 feb. 1508 *  is Minnema nog in functie, doch in juli van hetzelfde jaar schijnt Jan Rataller hem weer te zijn opgevolgd *  , vermoedelijk tot de overdracht van Friesland aan de nieuwen landsheer. En als eerste rentmeester-generaal van "Oost"-Friesland treffen we hem van 1515 tot 1530 onder het Bourgondische bewind aan. Over de organisatie van de financiën in dit tijdvak vindt men uitvoerige gegevens in het zesde hoofdstuk van Theissen, a.w., pag. 203-252.
Afzonderlijk moet hier kortelings gesproken worden over het Bildt, waarvoor men vgl. Theissen, pag. 57 vv. en 222 vv. Van een afgescheiden desbetreffende administratie behoefde in de Saksischen tijd geen sprake te zijn, waar alles zo kort na de bedijking nog slechts in wording was. In 1515 wordt een afzonderlijk rentmeester van het Bildt aangesteld. Tjaerd van Burmania, ridder, was als zodanig tot in 1523 in functie, waarna de Bildtadministratie aan Rataller werd overgedragen. Deze verantwoordt dat beheer aanvankelijk in een verzamelpost van zijn algemene domeinrekening totdat te beginnen met de oogst van 1527 (jaar 1527/28)-om de bij Theissen, pag. 227, uitvoerig vermelde redenen-daarnaast afzonderlijke gespecificeerde Bildtrekening en worden ingediend. Rataller's opvolger Gerrit van Loo voerde van 1530 tot 1551 de beide administraties; in laatstbedoeld jaar ging het Bildt- beheer over op zijn zoon Boudewijn, die hem in 1556 ook als rentmeester-generaal opvolgde en als zodanig nog aan het einde der Bourgondische periode in functie was.
Is ons van de contrôle der rekeningen onder het Saksische bewind vrijwel niet bekend, sinds 1515 moesten domein- (en Bildt-) rekeningen jaarlijks worden afgehoord door de Rekenkamer van Holland. De in dezen inventaris beschreven exemplaren, voor de kamer bestemd, dragen als regel het opschrift "om `t Hoff" *  . Zij werden veelal eerst enige jaren later ingediend door of namens de rentmeester: vóór 1543 "ten hove" daarna *  , "ten bureele" van de Rekenkamer, waarna afhoring door laatstgenoemd college (voor 1572 te `s Gravenhage, daarna te Utrecht) als regel binnen enige maanden volgde.
De laatstbewaarde rekening is die van 1574/75, welke werd ingediend op 13 febr. 1578 en afgehoord 30 mei 1579. Nog één hierna, zijn 20e, die verloren is, zal Boudewijn van Loo te Utrecht hebben laten afhoren, vermoedelijk in 1579. De latere n.l. werden blijkens een inventaris van de rekeningen enz. berustende in de Rekenkamer van Friesland (ongedateerd, doch als jongste rekeningtermijn 1 Mei 1657 vermeldende) aldaar bewaard, t.w. zijn 21e (1576/77) tot zijn 31e (1586/87). Dat die van 1579/80 de 3e en niet de 24e genoemd wordt en dat de aanwezige "behoeften" (= bijlagen) eerst met die van 1577/78 aanvangen, zou erop kunnen wijzen, dat de 21e rekening nog ter afhoring naar Utrecht gezonden is, doch in Friesland teruggekeerd zonder bijlagen, terwijl dan die van 1577/78 voor `t eerst onder het nieuwe bewind in Friesland zou zijn gecontroleerd. Nadere zekerheid hieromtrent is niet te krijgen, daar de in het archief der Friesche Rekenkamer aanwezige rentmeestersrekeningen niet verder dan 1629/31 (Aanw. 1927 Nr. 11-1) teruggaan.
Wel is bekend dat Boudewijn van Loo bij de veranderden staat van zaken in Friesland in de aanvang van 1580 zijn commissie als rentmeester en raad ter beschikking stelde, doch op last van de Staten-Generaal door de Staten van Friesland voorlopig gecontinueerd werd *  , dat hij 5 dec. 1581 de nieuwe eed na de afzwering des konings aflegde *  en ondanks tijdelijke ernstige strubbelingen *  gehandhaafd bleef tot 1587.
Begin 1580 zullen ook de Staten de financiële contrôle aan zich getrokken hebben *  -het regeringsreglement van de Prins van Oranje d.d. 7 April 1581 *  stelt het afhoren der rekeningen van rentmeesters en ontvangers in handen van de door de Staten "gecommitteerden of nog te committeeren" -; doch van de rekening van Boudewijn van Loo over 1581/82 weten wij voor `t eerst met zekerheid dat zij op 4 maart 1583 werd afgehoord door daartoe expresselijk door landen en steden gecommitteerde rekenmeesters *  .
De rekeningen die bij de Rekenkamer waren ingediend en afgehoord bleven onder dat college berusten. De Staten van Friesland der 17e eeuw hebben niet het voorbeeld van die van Overijsel gevolgd, welke die van hun gewest op hun verzoek voor een deel tijdelijk in depôt ontvingen *  . Wel hadden reeds in 1564 Ged. Staten zich bij request tot de koning gewend om uit de Rekenkamer van Holland van de Friesche domein- en bederekeningen, die daar berustten, extracten te mogen ontvangen, om bij geschil met de rentmeester over gegevenste kunnen beschikken *  . Of deze zijn gemaakt valt niet meer na tegaan, maar de volledige rekeningen hebben vrij zeker in `s Gravenhage (tijdelijk in Utrecht) berust tot de tweede helft der 19e eeuw.
Blijkens het 31e jaarverslag van het Friesch Genootschap drong Mr.W. W. Buma er in de vergadering van 26 April 1859 op aan dat het bestuur te zamen met de Provincialen Archivaris pogingen zou aanwenden de domeinrekeningen van 1515-1574 van het Rijksarchief te`s Gravenhage in Friesland in depôt te krijgen wegens het grote belang dat zij voor beoefening der Friesche geschiedenis hadden. Een verzoek in die richting aan de minister van binnenlandse zaken werd al aanstonds met succes bekroond. Bij missive van 11 Juni 1859, 180, 5e afd., beschikte Z. Exc. gunstig op het verzoek van bestuur en archivaris en machtigde de archivaris van het rijk de rentmeestersrekeningen te zenden aan Ged. Staten van Friesland, ter vereniging met het archief der provincie, onverminderd het eigendomsrecht van het rijk. Ingevolge deze machtiging berustten sindsdien de "Friesche Rentmeestersrekeningen", omvattende alle nummers van de hier volgenden inventaris met uitzondering van de nrs. 1, 37 en 50, in het provinciaal, later rijks-archief in Friesland. Was oorspronkelijk overeengekomen, dat eventueel nog nader opgespoorde rekeningen aan het depôt zouden worden toegevoegd *  , tot in 1932 kwam hiervan niets. Thans zijn bij navraag daar nog voor de dag gekomen de drie genoemde nummers, welke voorlopig bij de andere zijn gevoegd.
De verwachting moge hier inmiddels worden uitgesproken dat geen uitvoering worde gegeven aan de blijkbaar in beginsel op het algemeen rijksarchief bestaande plannen de aan Friesland en andere provincies in depôt afgestane gedeelten van het archief der Hollandsche Rekenkamerweer naar `s-Gravenhage te doen terugkeren. In de inventaris van dat archief behoren ze zeker in meer of minder uitvoerige beschrijving teworden opgenomen, maar wat de berging betreft gelden nog steeds de woorden van de archivaris van het rijk in 1866 *  , dat deze archivalia in de provinciale depôts "meer nut kunnen stichten". Speciaal voor Friesland is dit klemmend aangezien deze rekeningen met bijlagen de hoofdbron voor de geschiedenis van dit tijdvak vormen en voor wat betreft het Bildt de enige.
Voor het allergrootste deel op deze bron steunen o.a. het reeds herhaaldelijk aangehaalde werk van Dr. Theissen, "Centraal Gezag en Friesche Vrijheid", alsook de "Nalezing op de Nieuwe Naamlijst van Grietmannen", van Mr. A. J. Andreae (Leeuwarden 1893). Zeer veel worden ze vooral de laatsten tijd geraadpleegd, nu meer en meer wordt ingezien welk een schat van unieke gegevens ze op velerlei gebied bevatten.
De rekeningenreeks is, zoals uit de inventaris blijken zal, verre van volledig bewaard gebleven, terwijl enkele bovendien beschadigd zijn. Algemene Domein- en Bildtrekeningen zijn bij elkaar in afd. A beschreven; veelal zijn ze per jaar in één band verenigd of verenigd geweest. Een drietal bederekeningen vindt men onder C, enige diverse rekeningen onder D beschreven, terwijl het op zich zelf staande consent-geldenregister, dat niet als bijlage van een bepaalde rekening is ingediend, onder E afzonderlijk gehouden is.
Tenslotte iets over de bijlagen. De overgrote meerderheid hiervan, per jaar in liassen met de rekeningen overgelegd, blijkt verloren te zijn. Een uitzondering vormen allereerst de bijlagen, beschreven in de afd. B. De daar vermelde grietenij-rekeningen (geenszins volledig) danken hun behoud vermoedelijk aan het feit, dat ze, om de een of andere reden,later (alle vertonen liasgaten) over een tijdvak van 6 jaren in een trousse verenigd zijn (inv. nrs. 35-47). Daarnaast nog als enkelingen één bewaard gebleven rekening van zegelrechten (inv. nr. 49), één latere grietenij-rekening (inv. nrs. 50) en één verpachtingsregister van het Bildt (inv. nr. 48). Overigens zijn de liassen verdwenen met uitzondering van enige zeer weinige quitantiën en andere stukken, die kennelijk om bijzondere redenen later eruit zijn gelicht of na afsluiting van de lias nagekomen en bij de betrokken post in de rekeningen geschoven. Ze zijn bij iedere rekening vermeld met opgave van vindplaats aldaar of c.q. bij het regest, waarbij de kladaanteekeningen van de Rekenkamer evenwel verwaarloosd zijn.
Tenslotte worde nog het volgende opgemerkt. Jan Rataller en Gerrit van Loo tot 1545 waren tevens rentmeester-generaal des keizers in de Ommelanden. In inv. nrs. 4, 5a, 6a en 7 komt hieromtrent een memorie- post onder de inkomsten voor, aangezien de jaartax aldaar door de hertog van Gelre geïnd werd, terwijl in de nrs. 9a, 10a, 11a en 12 verwezen wordt naar de afzonderlijke rekening van de Friese rentmeester, daarna naar die van Jan van Rennoy, rentmeester der Ommelanden.
- Zo worden (hierop is in de inventaris gewezen) in nrs. 4, 5a en 6a ook enige inkomsten (haver- en roggepachten) uit Steenwijk en onderhorige dorpen en buurschappen vermeld, terwijl daarna naar de desbetreffende rekening van de drossaard van Vollenhove wordt verwezen.-Op het feit tenslotte, dat in enige rekeningen uitgaven *  ten behoeve van enige sterkten in Overijsel zijn verantwoord, is in de inventaris telkens ter plaatse de aandacht gevestigd.
Aan de inventaris is een regestenlijst over het gehele betrokken tijdvak alsmede een index van persoons- en plaatsnamen toegevoegd.

Kenmerken

Periode:
1515-1575
Auteur:
A.L. van Heerma van Voss
Beschrijving:
Rekeningen en andere stukken betreffende Friesland, afkomstig uit de Hollandsche Rekenkamer (1515-1575)
Omvang:
3,5 meter Platte dozen, bijz. form.
Categorie:
  • Zonder categorie
Archiefvormer(s):