Uw zoekacties: Familie Van Sminia

327 Familie Van Sminia ( Tresoar (Frysk Histoarysk en Letterkundich Sintrum) )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Naar boven om te zoeken
327   Familie Van Sminia
Inventaris
0. Het familiearchief Van Sminia (1424) 1431-1858 en van de daartoe behorende collectie Ruerda (1525) 1558-1819 (1828)
1. Inleiding
2. Inventaris
2.1. Archieven geordend per familie
2.2. Stukken door Hobbe Baerdt van Sminia als grietman van Tietjerksteradeel geraadpleegd
2.3. Stukken waarschijnlijk afkomstig van leden van de families waarvan sprake onder A t/m P
2.4. Varia. Stukken waarschijnlijk door Hobbe Baerdt van Sminia en voorzaten verzameld of uit andere hoofde bewaard
2.5. Collectie Ruerda. Stukken die door mevr. Goslinga Lijsen (ten onrechte) buiten de inventaris zijn gelaten
2.6. Regesten
1 Theodericus, rector in Burghwert, en Heltatus, rector in Hertwert, verklaren dat Benedictus Doyngha een testament gemaakt heeft waarbij hij zijn goederen aan de armen vermaakt en aan zijn tweede vrouw Etheke de state te Oosterend, die zij bij haar huwelijk heeft aangebracht.
2 Jacob, heer to Gaesbeeck tApcoude to Putte ende to Stryen vergunt aan Meyster Dammaes Sonck, deken van Geervliet en zijn broeder Jan den Witte van hun goederen gelegen in het land van Putte en in die Vorssche van Poirtegael een provende te maken opbrengend 24 Wilhelmus schilden.
3 Ritscha Jelmera maakt zijn testament, waarbij hij o.a. aan broeder Remmeka Jelmerastate (op Ameland) vermaakt.
4 Thiard Jarixsen Poepkema verklaart verkocht te hebben aan Hette Dekema de state die hij geërfd heeft van zijn tante Sioke Poepkema en geeft kwitantie voor betaling.
5 Sirds Gherbada schenkt aan zijn broeder Eza Huckens al het goed te Braerd onder Wirdum dat hij in ruil voor Gherbadagoed in Oesterwerum van zijn broeder Liwa en Renick Kampstera ontvangen heeft.
6 Yde Heringhe en Haye Saskerzoon verklaren dat Rumka Saskerzoon voor zichzelf en voor Keympa zijn broer afstand heeft gedaan van het derde gedeelte van de erfenis die hun vader Saesker Doeijnga en hun grootouders Ritska op Aemland, en Ael hebben nagelaten behalve van het "foerndeel" waarvan bij arbitrage de omvang zal worden bepaald, terwijl deze beslissing ("kamminga") zal worden uitgevoerd "als ic Haya forscr. to bwekwesta kom".
7 Paulinus Zappe gevolmachtigde van de koning van Cyprus geeft namens paus Nicolaus V aflaat aan Walterus Abbonis, onder opgave van de daarvoor te vervullen voorwaarden.
8 Bocka Harinxsma en zijn vrouw Galthye, Walthya Dekemadochter, verklaren over te dragen aan Hette Dekema en zijn nakomelingen alle recht, dat hun aanbestorven is op Dekamastate c.a. te Weydum.
9 Haring Hotyazoen en Epo Tetozoen, als zoenlieden voor Humma Hummyngha en Wiitya Onama en Atte Bonnyngha als zoenlieden van Kempo Unyngha, en Doka Tijessingha als overman, uitspraak doende in een geschil ontstaan door het bedrijven van wandaden door Jelmer Hummazoon en zijn helpers tegen Kempo en zijn mannen, leggen Humma op om aan Kempo vier en een half honderd Beierse guldens te betalen en drie tonnen bier af te staan.
327 Familie Van Sminia
2. Inventaris
2.6. Regesten
9
Haring Hotyazoen en Epo Tetozoen, als zoenlieden voor Humma Hummyngha en Wiitya Onama en Atte Bonnyngha als zoenlieden van Kempo Unyngha, en Doka Tijessingha als overman, uitspraak doende in een geschil ontstaan door het bedrijven van wandaden door Jelmer Hummazoon en zijn helpers tegen Kempo en zijn mannen, leggen Humma op om aan Kempo vier en een half honderd Beierse guldens te betalen en drie tonnen bier af te staan.
Datering:
22 juli 1459
NB:
Int jeer ons Heren dusent CCCC ende nyoghen ende fiiftich. Sneyndes foer Sint Oloff. Oorspr. Papier. De opgedrukte zegels in groene was van vier zoenlieden en Tsumme Attes "mund", alle verdwenen of zeer geschonden. Gedr. bij Sipma dl. I nr. 157. Gedr. bij De Boer nr. 7. Inv. nr. 2039
Organisatie: Tresoar (Frysk Histoarysk en Letterkundich Sintrum)
laatste wijziging 11-02-2021
10 Seerp Fertza te Petersberem aanvaardt de uitspraak in een geschil tussen hem en Sche(l)ta Lyaukingha over het bezit o.m. van ½ van (Ropta)zijl, door heer Wlbet toenertijd pastoor te Petersberem, heer Baernd, vicarus perpetuus te Sexberem en Dowa Ziarda, hoveling te Franker, waarbij Schelta dit ½ deel is toebedeeld.
11 Gaithie Jwesma op de Gast verklaart een ruil te hebben aangegaan met Hessel Aesgama waarij hij 3 roeden 4 voeten veen achter het huis van broeder Jella gelegen, ruilt met Hessel tegen 2 pondematen wiland gelegen tussen Wetzens en Nyaweer en geeft kwitantie voor betaling.
12 Henrymcus, pastoor te Boxum, Wubba, pastoor te Elaerd en Doka Riingha te Blessem doen uitspraak in een geschille tussen Doka Fondens enerzijds en Eelk Folkertszoon en zijn zuster Siitye anderzijds over de goederen nagelaten door Folkert, waarbij Doka o.a. het goed verkrijgt te Fondens, waarop hij woont en Eelk en Siittye o.a. Spytaelregoed en Scheltingagoed.
13 Wlck Wygersma te Almenum maakt haar testament en bespreekt daarbij o.a. aan haar kleinkind Jetke de landen te Bengeterp en benoemt tot haar erfgenamen Rippert en Hilck. Int jeer Ws Heren MCCCC? ende een ende tsantich up Sinte Brixeiusdey episcopus ende voerd up her lest conformeret int jeer Ws Heren MCCCC? ende twa ende tsantich op Sinte Scholastica dey virginis.
14 Grietman en rechters te Langewer kondigen Tzomma Bonningha te Ghoutum aan wanneer zij rechtsdag houden, indien hij voor hen wil verschijnen wegens een door Jancka Douwama te Langwer verzochte "ferdban" op Wythya Haeblamagoed aldaar en verdere punten waarover Jancka zal willen spreken en bieden vrijgeleide aan.
15 Haija Heringha enerzijds en Zyola Sytszoon Buwingha en zijn vrouw Jetthie Romcka Doijnghiadochter dragen hun geschillen, ontstaan o.a. uit het testament van Ritska Ungha en de erfenissen van Sasker en Goffe Doijnghia, uit vorderingen van Doede Kammingha op Romckes erven en uit gewelddaden voortgekomen uit dit alles, op aan heer Folkerus, oudabt van Lidlum, He... ...lo Hemmama en Jellardus, pastoor te Rauwerth of heer Tzalingh, prebendarius te Mersum voor Haija en broeder Worp, keldermeester te ... Taecka Wnama, heer Gabba "te Tho...naewerth" (Ternaard?) en heer Thialla te Blija voor Zyoala en Jetthie, onder bepaling, dat de uitspraak voor 1 mei moet plaats hebben.
16 Eeda Renickiszoon Kaemstera verkoopt aan zijn broeder Feyka en zijn vrouw Syta twee pondematen land gelegen op het Noord bij Feyka Follingha fennen en kwiteert hem voor betaling.
17 Hera en Peter zonen van Lolla Ockinga verklaren dat zij de goederen van hun grootmoeder Bauk verdeeld hebben onder voorwaarde dat Nye Ockyngha te Borghwerth, vroeger Doyngha geheten en ald Ockingha gelegen bij Siounghadyck, nooit uit hun geslacht zullen gaan.
18 Heer Gerliff, pastoor te Weydum, Watthia Abbazoon en Popka Roorda verklaren dat de broeders Juw en Hette Dekema al de goederen, hun van hun ouders aangekomen, hebben verdeeld, waarbij Hette o.a. Dekemastate verkrijgt, onder bepalingen voorkomende, dat dit ooit in vreemde handen zal geraken.
19 Sywck Winghia te Ness, Thiessa Douwema te Jeslem en broeder Zywrd, hofmeester te Svoen doen uitspraak in een geschil tussen Thiepka Tzalinge en zijn vrouw Wicke te Lithiaweer enerzijds en Piba Kempma te Bentem en de kinderen van wijlen Thede anderzijds, over de door Siitthie, de moeder van Thiepka en Thede nagelaten goederen, waarbij Thiepka en zijn vrouw Wick o.a. worden toebedeeld de state te Lithiaweer en Piba en de kinderen van Thede 10 pondematen land daaruit of naar keuze uit Tjalingagoed te Hanthem.
20 Wigla Sywrdszoon te Aeghum verkoopt aan Feijke Kamstra een rente van twee klinkerden uit Westerburagoed te Waerthena en kwiteert hem voor betaling.
21 Ritsche en Keen echtel. wonende te Rawert verklaren verkocht te hebben aan Tyepke wonende in Lyttieweer en zijn vrouw Wycke twee pondematen land liggende in Sibrand Tamminghe fenne te Pazen op de Wyckwal, de pondemaat voor 10 mark, en geven kwitantie voor de betaling.
22 Broeder Tijmen, wonende te E en Lijwa Bolta geven vidimus van een testament van Ritscha Jelmera, d.d. 17 januari 1450 (zie regest nr. 3).
23 Thiessa Douwama en jonge Willa Doyngha doen uitspraak in een geschil tussen Pyba Kempama en zijn kinderen enerzijds en Thiepstra Fzalingha en zijn vrouw anderzijds, waarbij zij o.a. toebedelen aan Pyba Kempama uit de goederen nagelaten door Sytthia Tamama te Litthiaweer twee pondematen land in Sybrants Tammama fenne en twee pondematen weiland, die Thiepka gekocht heeft van Sinte Fijt te Wotzens, waarbij zij 44 mark uitbetaald krijgen.
24 Awck weduwe van Tiessa, wonende op het Nijeland, haar schoonzoon Oegha en haar dochters, Gattzie en Theede, bevestigen de inlossing door Feijka Kamstra van 2 pondematen land, gelegen in de Eetfennen, eertijds door Feijkes broer Eede aan haar en Tiessa verkocht en regelen het recht van wederinkoop van 12 pondematen vroeger door haar van wijlen Sijttzie Kamstra gekocht.
25 Gaytztya Hoetztyazoen verklaart verkocht te hebben aan Syppa Aettazoen twee pondematen nieuwland liggende op Wytgharderanyland voor 18 Rijnse guldens met recht van wederinkoop.
26 Peter en Feyko, zonen van Renick en Thietie Kampstra maken een scheiding en deling van hun goederen, waarbij Peter Fetzastate te Hielsim en Feyko Kampstrastate ten deel valt en geven elkaar kwitantie.
27 Thiepko Stelingha en zijn vrouw Wick bekennen verhuurd te hebben aan Willem en Thieds zijn vrouw Stzelingha State te Hantum voor 24 oude schilden gedeeltelijk te betalen in boter, voor de betaling waarvan Willem en Thieds 5 pondmaten land in de Harsakamp tot hypotheek geven.
28 Meester Mammo pastoor van de Aldehow in Lyowerth, Dodo pastoor te Dronrijp en Wpke Renickszoon, geven een nadere verklaring van de overeenkomst die, toen zij destijds de huwelijksvoorwaarden maakten tussen Renick Peterszoon Kamstre en Gherlant, Peter en Feyke zeiden te hebben gesloten in die zin dat, mocht een van beiden sterven zonder kinderen of kleinkinderen na te laten, de staten Kampstre te Wirdum en Fetze te Hielsum, terug zouden vallen op de rechtstreekse nakomelingen van de ander welke overeenkomst zij toen in tegenwoordigheid van de oorkonders bevestigden terwijl ze vastgelegd werd in de huwelijksvoorwaarden voornoemd.
29 Vyba Jarchiszoon en zijn "swager" Haeija Renicks geven kwitantie aan Feijka Kampstra voor betaling van de schatting wegens gevangenhouding van de "ald faer" van Vyba en Haeije, Wijba Jelkema.
30 Renick Ritsche Saeckamazoon verklaart aan Thiepko Zeling en zijn vrouw Wick verkocht te hebben 1½ pondemaat land, liggende aan de oostkant van Akerterp voor 12 koopmans Rin(s) gulden met verklaring van ontvangst van de koopsom en voorts onder mededeling, dat bij de koop behoort een recht van "reyd".
31 Auka Keimpazon Wnia en zijn vrouw Ansck verkopen aan Feyke Kamstera zes pondematen nieuwland in Tiercks goed door hen gekocht van Kempa Abbingha, of 3 goudgulden rente gaande uit dat goed en kwiteren voor de koopsom.
32 Gaba Wddemma verklaart aan Botta to Herwey verkocht te hebben twee pondematen zaadland "uppa tarp" voor 16 Rijnse goudguldens en Jalttamastate c.a. eveneens voor 16 Rijnse goudguldens en geeft kwitantie voor de betaling.
33 Sijbith Ublasoen verklaart verkocht te hebben aan Piba Jaddazn. en zijn vrouw Kenscha ½ pondematen zaadland voor 3 grote marken, en geeft kwitantie voor de betaling.
34 Broeder Onna hofmeester op de Egh verklaart aan zijn zuster Wick verkocht te hebben een fenne land liggende bij de Willich, dat hij gekocht heeft van Eynghelbert Konthis voor 60 schilden en geeft kwitantie voor de betaling.
35 Peter Cammyngha en Sijouck zijn zuster enerzijds en Schelto Secko (Feiko)zn. Abijnga en zijn vrouw Hijlck Romckodochter Doynia anderzijds verklaren hun geschillen betreffende Jelmerastate op Aemlant ter beslissing op te dragen aan heer Jelle, pastoor te Rauwert, en Jarich, goudsmid te Leeuwarden, voor Peter en Sijouck en heer Abe, pastoor te Waexens, en Wibren Roerde voor Schelto en Hijlck, onder bepaling dat de uitspraak voor Sinte Matheusmarkt moet geschieden.
36 Renick Peterzoon Kampstra verkoopt Feyko Kampstra en zijn vrouw Syte 8½ pondematen land in Eestragoed te Hiellum en geeft kwitantie voor betaling.
37 Matthijs Douwazn. en Peter Folkertszn. te Thyamarum verklaren dat hun bekend is, dat wijlen Claes Reinerszn. 10 pondmaten land liggende in Peinsraghae, in Lythya Toernthiera gwed en in Gratha Toernthiera gwed, verkocht heeft aan Johan Roerdha en Rink, welke ook de huur gebeurd hebben.
38 Taka Hummazoon verklaart verkocht te hebben aan Goffa Dowuazoon te Steens 9½ pondematen weiland, waarvan 7 pondematen op de Blocken en 2½ pondematen in de "Oexna deel" naast het land van de priesters van Oen thierka voor 41 goudgulden, en geeft kwitantie voor betaling.
39 Wiggle Campstra maakt zijn testament, waarbij hij o.a. zijn kinderen Sasker, Auck en Gauthie tot erfgenamen benoemt en bovendien aan Sasker vermaakt een "forndel", bestaande uit "de" state c.a. en 28 pondematen land.
40 Heer Fedda, persona te Weydum, en heer Laus, vicarius aldaar, zetten in het Fries een Latijnse rechtsregel over, volgens uitlegging van Accursius, betreffende het recht van eedoplegging door de rechter bij gebrek aan andere bewijsmiddelen.
41 Heer Johannes persona en heer Ghielt, vicarius, beiden te Aesterwerum en Wiba Hanszoon te Mantgum, geven vidimus van een schenkingsakte d.d. 30 april 1451 (Reg. nr. 26) door de erven van Antick Ezazoon geproduceerd contra Saesker Heringha.
42 Reenick Wynarichzoon en zijn vrouw Fokel wonende te Pynghiem verklaren verkocht te hebben aan Feyko Kamstra en zijn vrouw Syth vier gouden Rijnse guldens jaarlijkse rente liggende op het goed genaamd upt Werp te Wirdum toebehorende aan Halba Herozoon.
43 Wilhelmus commandeur van het Hospitaal bij Sneeck verzoekt "allen gueden Heeren ende Mannen" af te kondigen, dat hij onder bepaalde voorwaarden aflaat mag geven en tevens aannemen alle geloften uitgezonderd die tot bedevaart naar Hierusalem en die van kuisheid.
44 Renick Wynaerichzoon en Foecul zijn huisvrouw bekennen verkocht te hebben aan Feyke Campstre en zijn vrouw Syth een goudgulden rente gaande uit het goed opt Werp geheten.
45 Wbble, Pieter en Thiepke, Willemszonen Tzalinghe verklaren zeven hoorntjesguldens ontvangen te hebben van Wijck te Lytthie Wier en haar zonen Aelthie en Mynne volgens uitspraak van de scheidslieden Yppt Popte en Wigher Sconmaker, in een geschil over roerend goed Wyck en haar zonen aangekomen van Wisse zoon van Willem voornoemd.
46 Heer Douwa Pybazoon priester te Dronrijp, heer Albert pastoor te Lekkum en meester Hendrick pastoor te Dronrijp oorkonden dat zij in een geschil over 29 pondematen land liggende in Persongiagoed te Wirdum tussen Ffeycka Kampstra en Tiard Buurmangia o.a. aan Feycka de 29 pondematen hebben toegewezen, terwijl deze de rente daarop door Eemka Kampstra gelegd ten behoeve van de priesters te Wirdum moet betalen, waartegenover Tyard zal ontvangen al de rechten en renten die Feycka Kampstera heeft in Sijdzingagued te Wirdum.
47 Goffe Douwezoon Abbinge te Steens en Abbe Douwezoon te Thernss verklaren, met elkaar een ruil te hebben aangegaan, waarbij Goffe 3 pondematen zaadland op Wydrumma hemrik te Steens, waarvan Abbe naastlegger is, aan deze afstaat tegen 3 pondematen zaadland eveneens in Wydrummahemrik, waarvan het land van Offe te Wyns aan de zuidkant grenst en dat van de monniken aan de noordkant.
48 Waelsk Hotthiadochter weduwe van schiper Ylies en haar zoon heer Hotthia praebendaris te Wijtmarsum geven kwitantie aan Feyka Kamstra voor 10 gulden achterstallige rente uit Personyagoed te Wirdum en voor 11 enkele guldens, zijn aandeel in 26 of 28 gouden kronen, hun toebedeeld bij scheidsrechterlijke uitspraak door heer Albert persona te Weydum.
49 Douwa Haersma te Warraghae draagt over aan Feyka Kamstera te Wirddum een vierde van het goed in Westerburen te Waertna min 7 pondematen, in ruil voor een op die 7 pondematen liggende rente.
50 Feycka Camstera hoofdeling te Wirdum draagt aan Tyessa Hayazn. ghameech aldaar een achtste van het goed te Tytzaerd (onder Wirdum) over in ruil voor een vierde min 7 pondematen van Wblemmagued in de Westerburen te Warna.
51 Heer Douwa Tijbeszoon te Dronrijp vestigt bij testametn een "leen jefte-proeven" verbonden aan de kerk van sint "Salvis" te Dronrijp.
52 Goffe Douwe Abbingezoon van Steens maakt zijn testament, waarbij hij zijn vier kinderen tot erfgenamen maakt in voorlopige boedelgemeenschap en als executeuren aanwijst heer Albert pastoor te Wijrdum, heer Diricus, Sacristein te Stiens en Riscka zijn bloedverwant Juckema.
53 Rinthie Hansdochter voor zichzelf en voor haar (onwettige) kinderen bij Goffe Douwazoon enerzijds, Sicka Gratinghe als voogd over de kinderen van Goffe en van Kathryne en Gossa Goffazoon en Rened Foffadochter anderzijds maken een scheiding en deling naar aanleiding van het testament van Goffe Douwazon. (Reg. nr. 52) waaronder dit is geschreven.
54 Heer Heno vicarius te Ferwerd verklaart, dat Vick en haar kinderen te Lyttzie Weer aan Hebele Kempama voor zijn dood alles betaald hebben wat ze deze volgens een baar van hem en Take Bwenghe schuldig waren.
55 Frater Wilhelmus Smyt de Wezalia prior van het Predikheerenklooster te Lewarden verklaart dat hij afstand heeft gedaan van het recht, dat het klooster uit het testament van Katherijn, Goffe Douwezoons vrouw verkregen had, en verklaart, dat Sicko Gratynghe, Katherijns broer, uit goede vriendschap hem gegeven heeft 17 goudguldens, welke betaald zijn door heer Laes, pastoor te Jorvert en geeft daarvoor kwitantie.
56 Floris van Egmont stadhouder van Frieslant oorkondt aan de ingezetenen van de dorpen Wijrdum en Zwichum, dat hij hun have en goed zal vrijwaren en gelast hun op eerste aanzegging in zijn handen de eed van trouw aan de koning te komen afleggen en deze huldigen.
57 Burgemeester en raden van Gronninghen verklaren dat voor hen is verschenen Meijt Sappema, die verklaarde over te hebben gedragen met recht van wederinkoop aan Hermen Kock en zijn erven dire averlandsche Rijnse guldens rente te betalen op midwinter, gaande uit "Sappema heert" gelegen in het kerspel Lutkeghast voor een som, die hem reeds is betaald.
58 Burgemeester en raden van Gronninghen verklaren dat voor hen is verschenen Meyt Sappema IJe Sappema zoon, die bekende over te hebben gedragen met recht van wederinkoop aan Hermen Kock drie gouden averlandsche Rijnse guldens rente te betalen op midwinter, gaande uit Sappemaheert gelegen onder het kerspel Lutkegast voor een som, die hem reeds betaald is.
59 Gberrick Wyghers en Sywert Wigghelens verklaren als scheidslieden een verdeling van de goederen nagelaten door Goeffe Dowens te Steens te maken tussen Dowe Goffens enerzijds en Pyr Meintens en Ciricgen, Gosse Goffens nagelaten weduwe anderzijds, waarbij Dowe land verkrijgt in de Mylsmeer en in Schuringhe hoerne en Pyr en Ciricgen veenland te Hardegaryp.
60 Dowe Donye grietman en hoveling in Dantumadeel, Janko Unama olderman van de stad Dockum, hoveling en grietman van Ferwerderadeel, doen als scheidslieden uitspraak in de geschillen ontstaan tussen Deytie Wynia en Jasper Aesgema over de nalatenschap van Jettije Poynge en wijzen o.m. aan Jasper toe een derde deel van de nagelaten renten, in Ferwerderadeel, Dongeradeel of Dantumadeel, aan te wijzen door Deytie en zijn broeder Rombert.
61 Burgemeester en raden van Gronninghen verklaren dat voor hen is verschenen Meyt Sappema IJe Sappemazoon, die bekende over te hebben gedragen met recht van wederinkoop aan Hermen Kock en zijn erven drie gouden averlantsche Rijnse guldens rente te betalen op elf duizend maagdendag, gaande uit Sappemaheert gelegen onder Lutkegast, voor een som, die hem reeds is betaald.
62 Meynt Heeckema en Abele Haerckema grietmannen in Langewolt oorkonden dat Meyt Sappema en Sytke Sytthyema bij huwelijkse voorwaarden zijn overeengekoemn o.a. dat aan Sytke bij vooroverlijden van Meynt een rente van 24 goudguldens wordt toegewezen uit Sappema heert terwijl aan meyt bij vooroverlijden van Sytke een rente van 13 goudguldens uit land op de Jouwer bij Dokkum zal toekomen.
63 Meynt Hekema grietman in Lannckwolt oorkondt, dat Meyt Sappema heeft overgedragen "in ene lieffgaeve" aan Sytka Sytkema zijn vrouw een rente van 24 goudguldens uit 24 grazen land gelegen "up den Pijnappel", met bepalingen betreffende deze inkomsten als Sytka Meyt overleeft.
64 Pieter Kammijngha maakt zijn testament en vermaakt zijn nalatenschap aan zijn kinderen Siecke, Wijthie, Haeije en Graethie, waarbij hij o.a. aan Wijthie toebedeeld Jelmerestate op Amlandt onder beding, dat hij die slechts mag verkopen als zijn broeders dit goedkeuren.
65 Epo van Lauckama enerzijds en heer Tzalinck en Gerrolt Herama raden anderzijds met Sicko Gratinga en Poppo to Doyem maken een overeenkomst naar aanleiding van een geschil over Roptazijll en besluiten dat Epo zijl en zijlroede zal afstaan aan Franicker en Ffranickerdeel voor een nader te bepalen som.
66 Gerrolt Herema en Lutthia Zyarda echtel. geven in ruil voor het hun vroeger overgedragen slot Zyarda te Franeker aan Lutthia Harinxma, verschillende goederen te Dronrijp, Schalsum en Achlum.
67 Boeta Haeijazn. verklaart verkocht te hebben aan Jasper Aesgama en zijn vrouw Thyepke twee pondematen zaadland gelegen bij het huis van Jasper voor 8 enkele guldens, met recht van wederinkoop.
68 Broychtert Macklis verkoopt aan Claes Tyedgers en zijn vrouw Bartolt een stuk land gelegen te Broyngergae voor 24 Philipsgulden Hollands.
69 Ffocko Rummers baccalaureus in de rechten, pastoor te Liwerdia en Syrp Syrpzoon (Beyma) baccalaureus in de rechten, K.M. consistoriensis (?) in Friesland, advocaat, doen uitspraak als baarsluiden in een geschil gerezen tussen de broeders Lyuwe en Azert Abinge en delen aan Azert, de jongste, Abingastate te Blije, met hornleger c.a. toe onder voorwaarde dat de Stins door Lyuwe en Azert te samen gebruikt wordt en delen Lyuwe toe twee "gueden" bij de dijk, eveneens in Blije met alle heerlijkheden daarbij behorende benevens Juwerlant te Faert.
70 Het Hof van Vrieslandt geeft op verzoek van Sicke Leeuckama en zijn moeder Lotze consent op de ruil van goederen overeengekomen bij de brief d.d. 22 september 1522 (Reg. nr. 66), waardoor deze is gestoken.
71 Aedzert Abbinga maakt zijn testament, waarin hij, zijn vrouw Tyamck Aebbingastate met de stinsen bijbehorende landen vermaakt en zijn dochter Anna gedurende haar leven zes enkele guldens jaarlijks en, voorzover hij sterft zonder kinderen na te laten benoemd hij tot erfgenamen zijn zusters en de kinderen van zijn broer.
72 Heer Tiaerdt en Douwe van Burmania geven uitspraak in geschillen tussen Sicke Graetnya enerzijds en Douwa Aebinga anderzijds over de erfenis van hun grootvader e.a. en regelen de verdeling van de renten en de goederen te Hychtum, te Arum ("Boppe Ees"), te Pietesbierum en te hytzum en het gereed geld en het goud en zilver en bepalen, dat als Douwe zonder kinderen of kindskinderen na te laten sterft, alles alleen aan Sicke en zijn nakomelingen zal komen.
73 Douwa Abyngha en Sicko Graetnya komen nader overeen, hoe de verrekkening van de verdeling ten zelfden dage gemaakt (vgl. reg. nr. 72) zla geschieden en dat Sicke de onkosten op de scheiding gevallen zal betalen.
73a Fokel Gerlefs (weduwe Gerloff Piers) maakt (waarschijnlijk te Bolsward) haar testament en vermaakt naast enige legaten haar goederen aan haar zonen Sybrin en Abba, haar dochter Thieth, gehuwd met Anna (Pybez..?) en de kinderen van haar voor overleden zoon (grote) Pier, nl. Gerleff, Wobbel en nog een jongetje; Over deze kinderen moet Sybrin voogd worden.
74 Tabbo Yntiezn. en Bauck zijn huisvrouw verklaren gepacht te hebben van Ide weduwe Tabbe Soenmans, en haar kind een steed aan de Marketstraat te Bolswaert voor acht klinkerden jaarlijks met recht om deze pachtsom voor het zeventienvoud te mogen afkopen.
75 Epo Lyackema maakt op Lyakemahuis te Sexberum zijn testament en vermaakt naast enige legaten zijn goederen aan zijn vrouw Hijlck en de kinderen van zijn broeders kind Sicke.
76 Lyupka Renggerma en zijn vrouw Byowck verklaren verkocht te hebben aan Jasper Asgama en Thijepke zijn huisvrouw twee stukken zaadland, "heten Menska habbe" aan de oostkant van Thyedamameer pondemaat weiland gelegen in Morrema Hemryck voor 6½ enkele guldens.
77 Lambert van Rede rechter te Oldenzael oorkondt dat Gertrud Iegers bijgestaan door haar voogd Johan Schulten 5 goudguldens jaarlijkse rente gaande uit goederen gelegen in de buurschap Dornyngen (k. Oldenzael) als huwelijksgift geeft aan Johan Essynck en Katerina echtel.
78 Cathrijn weduwe Juw Dekema maakt haar testament, waarbij ze o.m. de vererving van het huis te Franeker in het geslacht Dekema regelt.
79 Lijwe Hoijtsmae te Hantum verklaart verkocht te hebben aan Sijuwert Jaersme en Popcke Tzijallinghe echtel. al zijn onroerende goederen, waartegenover deze hem zijn leven lang zullen onderhouden en na zijn dood voor zijn zielsrust zorg dragen.
80 George Schenck vryheer tot Tauttenburgh, stadhouder generaal en de Raeden des Keisers in Vrieslant, roepen heer Julius van Botnya ridder te Franeker op om te verschijnen op 15 mei 's morgens te acht uur om te antwoorden op een eis van mrs. Sicke en Jarich Dekema c.s. tot ontruiming van Dekemastate.
81 Ghees Hesselsdr. en haar kind Peer verklaren aan Klavs en Ryoerd Tyedghrszn. over te laten al de landen als wijlen Hessel, hun vader, heeft gebruikt en hem hebben toebehoord in Brongerghae gelegen, welke landen Hessel en zijn vrouw Tyeytgye vroeger aan Tyedgher Klaws verkocht hebben en waarvan Klaus en Rijoerd haar de laatste termijn hebben betaald.
82 Peter Tebbezoon en zijn vrouw Tet verklaren ontvangen te hebben van Tabbe Yntjezn. 68 Hoornse guldens als afkoop van de pachtsom bedoeld in de brief d.d. 28 maart 1525 (Reg. nr. 74) waarachter deze is geschreven.
83 Sasker en zijn vrouw Ffrouck te Bergum verklaren een vierde part van de landen en venen die Frouck geërfd heeft van Betzie, verkocht te hebben aan Nitte Gerbrantzn. en zijn vrouw Gryet voor drieëndertig en een halve goudgulden en geven daarvoor kwijting.
84 Enno graaf en heer van Oest Friesslandt etc. oorkondt dat Honno Lamken te Pylasum een dagmad meedland in Pilsummerhemrik verkocht heeft aan Johan Duerkoep te Embden.
85 Rewart Abinga en Ide Dekama enerzijds en Reiner Smidt en Sciouck anderzijds verklaren een ruil van gronden te hebben aangegaan, waarbij Rewart en Ide afstaan één pondemaat land gelegen in Hallumer buren tegen één pondemaat aan 't Sandpat te Hallum.
86 Eesgha Asgama en zijn moeder Heympk verklaren verkocht te hebben aan Jasper Asghama en Thyepk zijn vrouw een stuk weiland groot 3 pondematen en 2 einsen in Dantumahemryck voor 12 Philipsguldens en 16 stuivers en geven kwitantie voor de betaling.
87 Sypke Hoitthieszn. verklaart over te dragen 4 maden te Ghersloet aan Folkert Gossis en Awck, echtl. tegen zeven pondematen op Terbant, waarbij Aba Jaens getuige is en tevens consent geeft als grietman van Anwerd.
87a Mr. Jarich van Dekama, grietman, en mederechters van Baarderadeel verlenen Hessel Boetyema consent op een perceel bouwland in zijn terp te Oosterwierum, door ruil verkregen van Oechge Gerbenz, Inte Andlez. voor zijn vrouw Suster en Pieter Janckezn. voor zijn vrouw Sijts bij akte van 9 juni 1530 (mede getekend door mr. Eco, pastoor te Bozum), gelegen naast de zijdeur van Sijrck Aylis, 6 treden van de steen bij Oechges "hembed" (=erf?) tot de melkbocht van Bonne, aan de noordzijde tot het land van Ryoerdt Pietersz. en aan de zuidzuide tot de 10 pondematen van Gerryt Dyrckz. laatstelijk geproclameerd 5 dec. 1530, toen zich twee verspieders meldden, van wie Pieter Janckez. en zijn vrouw Sijts op 9 jan. 1531 en Wybe Ryoerdz. op 19 jan. 1532 van hun bezwaren hebben afgezien.
88 Douwe van Burmania Keizerlijken Majesteits grietman van Fferwerderadeel, geeft consent op de ruil van 10 mei 1531 (Reg. nr. 85), waarachter deze is geschreven.
89 Dokter Wpko van Bourmania, meester Sicko Deekema en meester Marten van Naerden, baarslieden, geven uitspraak in een geschil tussen Ryoerdt Abinga en Pieter Aelve als man en voogd van zijn huisvrouw Rycxst als eisers en Harinck Heringa als man en voogd van zijn huisvrouw, Jonckvrouwe Hys en voogd over de door Binnert Abinga en Geel nagelaten kinderen, geven aanwijzing van de wijze van scheiding en deling van de goederen door Feycke en Taecke Abinga nagelaten en dragen verweerder op aan eiser achttien goudguldens jaarlijks rente te betalen.
90 Enno graaf en heer van Oest Frieszlandt oorkondt, dat Johan en Taelka Duerkoep te Embden met Henno te Pilssum een ruil van landen hebben aangedaan, waarbij eerstgenoemden ontvangen hebben tien grazen bouwland genaamd "de Horsste" en bovendien zestig Embder guldens hebben toebetaald.
91 Burgemeester en raden van Gronninghen verklaren dat voor hen is verschenen Meyt Sappema Ye Sappemazoon, die bekende over te hebben gedragen met recht van wederinkoop aan Harmen Kock en zijn erven drie averlantse Rijnse guldens rente te betalen op Paaschachten gaande uit Sappemaheert onder het kerspel Lutkeghast, voor een som die hem reeds is betaald.
92 Anna Wattema maakt, voor zij zich in het klooster Sigerswolde zal begeven, haar testament en benoemt hierin Wijtthijs Camminga en Rijdtske Boelema tot haar universele erfgenamen na uitkering van enige legaten.
93 Dowa van Bwrmanya, Adzert (van) Abynghe en Sijwrdt Heemster, als voogden over hun vrouwen Saepk Wyts en Pokt enerzijds en Jeyg Jan Sickingedr. echtg. Harinck Syttziema anderzijds maken een overeenkomst over het nakomen van de bepalingen van het huwelijkscontract, die wijlen Dowa Doennye ten behoeve van Jeyg in 1511 vastgesteld heeft.
94 Asgha Jantijazoon en Bawck zijn huisvrouw verklaren verkocht te hebben met recht van wederinkoop aan Jasper Asghama en Thyenck zijn huisvrouw 2½ akker zaadland voor 15 enkele Brabantse guldens en geven kwitantie voor de betaling.
95 Auk Pietersdr. echtg. Lieuwe Lieuweszn. vestigt bij testament een weeshuis te Leeuwarden.
96 Kempo van Martna geeft in gevolge opdracht van het Hof van Vrieslandt, uitspraak in een geschil tussen ingezetenene van Vuyttwallingerghae enerzijds en Douwe van Burmania, Goffe Pierzoon en zijn zuster His Douema anderzijds over het onderhoud van een brug.
97 Seerp Seerpzoon Beyma en Johan Rommarts advocaten bij het Hof van Vrieslandt doen als baarslieden uitspraak in een geschil tussen Dowe Abinga als voogd over zijn kind en de stad Leeuwarden, over het bezit van het erf, waar de Westermolen buiten de Sinte Katherijnenpoort staat c.a. en beslissen dat Douwe het land achter het huis in eigendom zal krijgen en partijen samen het andere land met het huis.
98 Enno graaf en heer van Oestfrieszlandt etc. oorkondt dat Honno Lompken te Pilssum verkocht heeft aan Johan Kremer "ofte Duerkoep" te Embden 10 grazen etland in Pilsummerhemrik gelegen aan de Groene Wech.
99 Eeke Sydtsz. en Kempo van Martna gaan een ruil aan van landen te Stiens, volgens bijbeschreven meting ieder ruim 1 pondemaat groot.
100 Aesga Aesgama verklaart verkocht te hebben het recht van reed over een weg bij zijn huis aan Tzepk Aesgama en Gabbe Feddema voor 2½ floreen en deze koopsom ontvangen te hebben.
101 Eyle Eyeszn. en Ffodde Eyes, baarslieden van Roleff Janszn. en Hans Gerbys, en Eppe Gerrytszn. baarslieden van Claes Tyedgers en Rewert Tyedgers, verklaren dat de landen in Brongergae, die indertijd door wijlen Johan Roleffs en Hill, echtl. verkocht zijn aan Tyedger Ymys en Ghes echtl. geërfd door Claes en Rewert Tyedgers voorschreven, in het bezit van deze laatste zullen blijven, doch ter voorkoming van toekomstige geschillen, tegen betaling van vijftien Philipsguldens aan Roleff Janszn.
102 Carsten Piers, als commissaris van het Hof van Friesland, doet uitspraak in een geschil over de uitvoering van een uitspraak van het Hof over het onderhoud van een weg van Rosterhauwle naar Delfsterhuysum tussen ingezetenen van Rottum, Hauwele en Sinte Jansgae enerzijds en Tincke Saekes als grietman van Schoterland en opkomend voor het dorp Roedehell anderzijds, en verklaart op welke wijze de onderhoudskosten moeten geschieden en hoe de omslag moet plaats hebben van de reiskosten naar Leeuwarden bij gelegenheid van de behandeling van de zaak, door de grietman gemaakt.
103 Enno graaf van Oestfriesslandt etc. oorkondt, dat Tyado Oben te Embden verkocht heeft aan Johan Duerkoep en Talcken echtel. aldaar 4½ gras meedland in Hamhuserhemrik.
104 Douwo Wythyes vermaakt bij zijn testament zijn goederen aan zijn zonen Wytthie, Meyle en Merck en zijn dochter Eeuw.
105 Tzialing Mockema verklaart voor zijn dochter Renthie van Tyepk Aesgama _ van de roerende goederen van wijlen Jasper Aesgam (zijn schoonvader) ontvangen te hebben.
106 Tzialyng Mockema verklaart voor zijn dochter Renthie ontvangen te hebben haar aandeel in onroerende goederen en renten, nagelaten door Jasper Aesgama.
107 Reinicus a Burmania verklaart als commissaris van het Hof van Vryslant de uitspraak d.d. 12 oktober 1535 (Reg. nr. 97) waarachter deze is gesteld, te hebben geëxecuteerd door Douwe Abinga in het bezit te stellen van de goederen hem bij de baar toegekend.
108 Maria van Hongryen landvoogdes bevestigt het recht van presentatie van een beneficie op het altaar van Onze Lieve Vrouwe in de St. Martens kerk te Franiker aan de erfgenamen van Tzardema.
109 Tzialingh Mockama en Wyts Mennoltsdochter verklaren te hebben aangegaan een ruilcontract waarbij Wyts een huis in Dantumawalt afstaat tegen een huis te Dockum gelegen op het Blwekhuys.
110 Joannes Wopkezn. grietman over Dantumadeel geeft consent op de eigendomsoverdracht aan Tzialingh Mockama bij akte van ruil d.d. 4 februari 1540 (Reg. nr. 109) waarachter deze is gesteld.
111 Wijtz Aebijngha maakt haar testament en vermaakt o.m. haar man Adzert en hun beide kinderen al haar roerende goed benevens Aebynghe(state), een zate te Bonrehuisum en een te Dantumawolde, terijl haar zonen Johannes en Worp en haar dochter Fraw, kinderen van haar en Wybe Saeckles, worden toebedeeld haar aandeel in Baungehuus te Hantumahusum en een zate "toe Bosma" waaruit haar dochter, die non is te Betlehem jaarlijks anderhalve goudgulden ontvangen zal, en een goed te Dreesum.
112 Epo van Martena en Hilbrant Peters en Syts echtel. verklaren een ruil van landen te hebben aangegaan, waarbij Epo een stuk nijelantsche mieden op Jelzumma nylant groot drie pondematen, 11 eijnsen, 17 penningen, 7 roeden en 4 voeten overdraagt aan Hilbrant en Syts, tegen een stuk nijelantsche mieden op Coornyumma Nylant groot één pondemaat, 8 einsen, 16 penningen, 5 roeden en 8 voeten een stuk mieden aldaar, groot 2 pondematen, 3 einsen, 1 penning, 1 roede en 8 voeten.
113 Heer Julius van Botnya ridder en zijn vrouw Fouckel c.s. enerzijds en Jarich en Sicke Dekema c.s. anderzijds maken een scheiding en deling naar aanleiding van een sententie van het Hof van Friesland van 20 december 1529, waarbij Julius en zijn vrouw Dekemastate zullen behouden waartegenover zij afstand doen ten bate van Jarich en Sicke van hun rechten op enige rechten.
114 Johan Buygirs, grietman van Leeuwarderadeel, geeft consent op de ruil van landen tussen Epo van Martena en Hilbrant Peters en Syts echtel. beschreven in een akte van 13 december 1540 (Reg. nr. 112).
115 Hector van Hoxvier raadsheer in het Hof van Vrieslant doet uitspraak in een geschil gerezen tussen Pieter Douwema te Yrnsum en zijn broeders en zuster enerzijds, homme, Wigle en Wythie Camstra, mr. Seerp Beymaen heer Mercke pastoor te Coydum als voogden over de kinderen van Liuwe Beyma en zijn eerste vrouw, wegens de erfenis van FFeycke en Sydts Camstra hun ouders, resp. grootouders.
116 Burgemeester en raden van Embdenn oorkonden dat Amke, vrouw van Eilcke Aeynts te Ffylmel (kerspel Munte) verkocht heeft aan Johan Roleff de Jonge genaamd Duerkoep 4½ grazen land in Midlummer hemrik nader aangeduid in de brief waardoor deze is getranfigeerd.
117 Feye Goslinge en Johannes Wopkezn. grietman over Dantumadeel, doen als scheidslieden uitspraak in een geschil tussen heer Douwe Bottezn. Tysma c.s. enerzijds en Tzyalingh Mockema als voogd over zijn kind bij wijlen Baet Aesgema en als gemachtigde van Tziepk Aesgema als voogdes over haar dochter Wick anderzijds over een stuk zaadland groot drie pondematen in Dantumwalt, waarvan Douwe beweert, dat zijn vader het aan wijlen Japer Aesgama en Tziepk verkocht heeft met recht van wederinkoop en wijzen aan Douwe zijn eis toe, onder bepaling dat Tzyalingh het in huur zal houden.
118 Arnoldus Veltman, pastoor in Lutkegast, Meynt Hekema en Pabo Herkema doen uitspraak tussen Bartolt Sappema en Bocko Wattema enerzijds en Syttye Aylwa, olderman te Dockum en zijn vrouw Luttye anderzijds in zake de verdeling van de nalatenschap van Meyt Sappema en Syttye, zijn vrouw, de zuster van Luttye.
119 Syttya Aylwa, Bartolt Sappema en Bocko Wattema verklaren zich te zullen neerleggen bij de uitspraak gegeven in zake de nalatenschap van Meyt Sappema c.u. (Reg. nr. 118).
120 Ypo Krusinghe, richter te Toesum, verklaart, dat de erfgenamen van Meyt Sappema partijen in de scheiding van de gelijke datum (Reg. nr. 118) ten overstaan van hem onder ede hebben verklaard, geen goederen onder zich te hebben van het sterfhuis afkomstig, dat de schulden ten laste van alle erfgenamen zullen vallen en dat van de baten, de boedel toekomend, behoorlijk rekenschap zal worden gedaan.
121 Anna etc. gravin Oistfriesland oorkondt dat Gabbo Duitz te Pilzum 3½ grazen land (aldaar) bij de Haumwhersterweg gelegen, verkocht heeft aan Ferste Haien te Pilzum.
121a Karel (V), Rooms keizer, heer van Friesland enz. verleent de schippers van Harlingen het recht vrachten, door vreemde schippers in hun haven aangevoerd, voor dezelfde prijs van hen over te nemen en verder te vervoeren, tenzij die schippers van plaatsen komen waar de Harlingers vrij mogen bevrachten, en op voorwaarde dat zij twee of drie schepen ter beschikking van de stadhouder, het Hof en hun ambtenaren houden, om die te vervoeren tussen Pasen en Bamis naar Medemblik en Enkhuizen voor een goudgulden en naar Amsterdam en Spaarndam voor twee Carolusgulden en de rest van het jaar voor het dubbele tarief.
122 Kaerle, Roomschr. keizer enz. beveelt zijn tresorier generaal van de domeinen en financiën aan Sicke van Liaukema hoofd en kapitein van de stad Sneeck een jaarlijks pensioen te geven, uit te keren door de rentmeester van Vriesland.
123 Meyla Dowuazoon woonachtig in Haerlem verklaart, dat hij en zijn broeder Merck de nalatenschap van hun vader hebben gedeeld waarbij Meyle de keus is gelaten, en hij het goed heeft gekregen aan de oosthoek waar het huis staat, dat hij na zijn moeders dood bewonen zal, waarbij hij aan Merck belooft, dat dat genoemde huis door niemand bewoond zal worden dan na toestemming van Merck en zijn erven.
124 Heer Gheert Gerardus Campensis zangmeester en beneficiatus van de Sint Vituskerk te Oldehoeff, met toestemming van pastoors en de oudste kerkvoogd enerzijds en Hans Douwes als curator van zijn kleinzoon Goffo Abinga anderzijds verklaren naar aanleiding van een uitspraak van scheidslieden overeengekomen te zijn, dat Goffo de eigendom zal krijgen over een steeg tussen de huizen van partijen, waarvoor heer Gheert vijftien goud gulden van Hans zal ontvangen.
124a Johan van Egmondt, drost te Harlingen en grietman van Barradeel, geeft met instemming van zijn bijzitters consent aan Tzalin Rioerdtz. en zijn vrouw Doed op 2 pondematen "notfestich" (=bebouwbaar?) land, merendeels bouwland en enig gras- en rietland, te Minnertsga binnen de oude dijk, strekkende tot het land van Frerick Martenz. en met een uithoek tot de oude dijk, belend aan Lucia van Grombach ten oosten, de erven Bockema ten westen en de vicaris ten zuiden, gekocht van Andries Martenz. te Tjummarum voor 811 goudgulden volgens koopakte van 8 mei 1544.
125 Eylle Thyszn. en Thys Meynezn. uitspraak doend in een geschil tussen Tincko Saeckezn. curator over de wezen nagelaten door Reuwert Thiedgers en zijn laatste huisvrouw Ded, en Thieger Reuwertzn. c.s. enerzijds en Claes Thiedgers anderzijds, over een brief door Claes bezegeld bij gelegenheid van het huwelijk van Reuwert met zijn eerste vrouw, waarbij Claes onder meer aan zijn broer Reuwert een zate te Brongergae heeft afgestaan, beslissen, dat Claes 10 Philipsgulden aan ... geven zal en geen aanspraak meer zal maken op het goed van Geese Theidgers weduwe verkregen.
126 Wijtz Aebbinge wijzigt haar testament van 29 oktober 1540 en vermaakt wegens het overlijden van twee van haar kinderen en Adzert Aebyngha het derde kind Tjemck, hetgeen zij aan Adzert en deze drie kinderen had besproken, van hetwelk Adzert het vruchtgebruik zal genieten. Zij stelt de kinderen van haar dochter Fraw in de plaats van hun moeder en bepaalt, dat de goederen, noch aan de kinderen uit haar eerste huwelijk, noch aan Tjemck nagelaten, mogen worden vervreemd.
127 Reynsk Camstra weduwe Hette van Dekama maakt haar testament, waarbij zij o.a. onder de last van fideïcommies haar oudste zoon Pieter het huis te Jelssum waar zij woont vermaakt en "Eeckemegoedt" c.a. aldaar.
128 Ffrans van Alphen raadsheer, Johan van Aarum en Johan Rommerts advocaten, Johan Pieterzoon en Douwe Wybezoon Cuijper doen uitspraak in een geschil betreffende de huur van een huis c.a. buiten de St. Katherynepoort te Leuwerden, tussen de stad en Douwe Abbinga, als voogd over zijn zoon, enerzijds, en Jan Willemszoon en Oege Ekezoon anderzijds in dien zin, dat Jan en Oege jaarlijks op Allerheiligen een pacht van vier gulden zullen opbrengen aan de stad en Douwe, welke pacht tussen de laatste zal worden gedeeld volgens de uitspraak door meester Seerp en Johan Rommerts gedaan (zie Reg. nrs. 97 en 107).
129 Tincko Saeckezn. grietman van Schoeterland, uitspraak doende in een geschil tussen Oenck, Broers huisvrouw, enerzijds en Claes Thiedgers als curator over de jongste wezen van Oenck bij haar eerste man, Claes Kreyszn. en Anna Hendrickzn. vanwege Itzel zijn vrouw (anderzijds) aangaande de boedel door Claes nagelaten, wijst uit, dat Oenck met haar (zes) kinderen, de twee huizen te Meijlledam en ook de schulden, uit de dagen van Claes daterende en hierbij gespecificieerd, zullen verdelen.
130 Douwa van Burmania, Reuwert Aebbinga en Meijnert Hillema verklaren overeen te zijn gekomen hoeveel schapen zij ieder op Hoegehuystera werp zullen mogen laten grazen en geven voor anderen, van wie rechten uit de aanbreng van Ferwerderadeel of van elders blijken, aan op hoeveel grasingen deze recht hebben.
131 Arnoldus Velman, pastoor op Lutkegast, Meijnt Hekema en Pabe Harkema verklaren uitspraak te hebben gedaan in een zaak tussen Sijtthije Aijluwe of de erfgenamen van Sijttye, Meijt Sappema's huisvrouw, enerzijds en Bartolt Sappema en Bocke Wattema anderzijds over herstellingen aan Sappemahuis te Lutkegast, en beslissen dat laatstgenoemden deze kosten moeten betalen aan Sijthije Auluwe.
132 Het gerecht van Dantumadeel uitspraak doende in een zaak tussen Worp Ropta grietman over Dongerdeel oosterzijde van de Phasens als eiser en Tyepck weduwe Jasper Aesgema en haar dochter Wick gedaagden, over de eigendom van 9 kamp land liggende in Mormehemrick Aeltziemacamp genaamd, in het bezit van gedaagden, waarop eiser aanspraak maakt, aanvoerend dat hij dit geërfd heeft van zijn ouders, verklaart eiser niet ontvankelijk en veroordeelt hem in de kosten van het geding.
133 Ffeye Eysingha oom van Tzalingh Kampstra en Tyepck weduwe Jaspar Aesgema, moeder van Wyck, verklaren dat Tzalingh en Wyck getrouwd zijn onder deze voorwaarden, dat Tzalingh aanbrengen zal al zijn vaders en moeders goederen die hem toekomen, waartegenover Tyepck aan haar dochter Wyck al haar vaders goederen afstaat en als huwelijksgift van haar zelf o.a. een zate land te Lutkewier, waaruit zij zich voorbehoudt 10 goudguldens jaarlijkse rente, benevens het recht om vier dagen turf te laten graven.
134 Watthie van Camminga regelt wegens zijn voorgenomen huwelijk met Frouck Fedde Haerda dochter, zijn tweede vrouw, de vermogensrechtelijke verhouding tussen zijn voorkinderen bij Byouck Sythie Aeluwedochter en die uit zijn tweede huwelijk.
135 Het gerecht van Wijembritzeradeel uitspraak doende in een geschil tussen Wijttije Camstra, Epe Douwema en Feijcke Camstra, erfgenamen van Sijts Camstra, eisers en Gaele Aeukezoon gedaagde over zijn recht om een huis te bouwen op de plaats, die hij gehuurd heeft, verklaart eisers niet ontvankelijk en geeft gedaagde het recht om op zijn verantwoordelijkheid tot bouwen over te gaan.
136 Douwa van Burmania en Haring van Sythaima, uitspraak doende in een geschil naar aanleiding van testamenten van Wyts Aebingha, d.d. 29 okt. 1540 en 14 sept. 1541, door kopieën waarvan deze oorkonde getransfigeerd is, tussen Adzert Aebbingha voor hem zelf en zijn dochter Tijemck, met toestemming van haar man Goffe Aebbingha, enerzijds en Johannes Renskama voor hem zelf en zijn broer Worp en Kempo Wijnia namens de kinderen nagelaten door Ffraw Renskama en Sijuck Wijnia, anderzijds, verklaren als baarslieden, dat Adzert aan Johannes, Worp en Keimpo, ieder afzonderlijk zal betalen 121 goudguldens en 7 stuivers voor verbeteringen en onderhoud van Aebbinghastins, die Adzert en Wyts staande huwelijk hebben aangebracht en voor de roerende goederen en kleinoden, die hij heeft ontvangen en dat Adzert en Tjemck de schade zullen lijden, die ontstaan mocht, doordat het goed te Borndenhusum tussen Adzert en Worp Ropta "in placht staet".
137 Wytthie Camstra en Rema Hermana echtel. wonende op Kamstrasate te Wyrdum vermaken elkander hun goederen en bepalen, dt bij gebreke van nakomelingen in de rechte lijn de goederen aan het naaste bloed moet blijven.
138 Bartholomeus Twenbergen van Coelen, griffier van Overijssel, commissaris en monsterheer van de troepen van Maximiliaen van Egmondt, stadhouder van Friesland, certificeert dat Frederich Kamstra en "sijn jongen Vriese" van Wyrdum thans te Zwolle zijn "gepasseerd" in het vendel van hopman Feycke Heslinga.
139 Adzerdt Abinga verklaart zijn stiefzonen Worp en Johannes Renskema gedurende zijn leven iedere 25 goudguldens per jaar te geven, na zijn dood te ontvangen uit de zate Oppeherne te Blye.
140 Aedzert Aebynghe verklaart verkocht te hebben, met recht van wederinkoop binnen vijf jaar, aan zijn stiefzoon Johannes Renskema drie goudguldens jaarlijkse rente gaande uit een zate 't Joerland te Blij en daarvoor de koopsom zijnde 48 goudguldens ontvangen te hebben.
141 Aedzert Aebyngha verklaart schuldig te zijn aan zijn stiefzoon Johannes Renskema honderd goudguldens, terug te betalen op Paschen (15)49.
142 Dowue Foppes verklaart verkocht te hebben aan zijn neef Merck Douwes en zijn vrouw Gryeteen half dagmad land liggend "buter gyest" hem aangekomen van zijn grootmoeder Foeck, voor 23 Phillipsguldens en geeft kwitantie voor de koopsom. Datum Rottum a? XVcXLVIIIdes Saterdachs na Kersmisse.
143 Bernardus Aggezn. te Bolzswaert verklaart te verkopen aan zijn broer Remmert Aggezn. te Worckum en zijn vrouw Saepck, een aantal pachtrenten liggende op verschillende huizen te Leeuwarden.
144 Tiepck Tiepckedochter van Litthiewier maakt haar testament en benoemt haar dochter Wyck tot erfgenaam onder bepaling van uitkering van zeven legaten.
145 Tiepck Tiepckedr. wijzigt een van de legaten uit haar testament d.d. 8 febr. 1549 (Reg. nr. 144), waarachter deze is gesteld.
146 Het gerecht van de stad Leeuwarden verleent consent op de verkoop van een aantal renten d.d. 24 jan. 1549 (Reg. nr. 143).
147 Frans Buygers grietman van Tzietziercksteradeel verklaart aan Jelcke Meyertszn. te Oostermeer te verkopen een jaarlijkse rente van negen goudguldens gaande uit een stuk land te Haedtghaeryp, aflosbaar binnen vijf jaren.
148 Wattze van Cammyngha te Wirdum als vader en voogd over zijn kinderen bij Byouck Aylwa geeft volmacht aan Oene Sitthiema om op te komen voor zijn vorderingen op Bartolt Sappema en Bocke Wattema.
149 Werp Reinskema en Goffo Abinga namens zijn vrouw Tijanck verklaren al hun geschillen voortkomende uit het testament codicil van Wijts Abbingha, moeder van Werp en Tyanck ter beslechting te hebben opgedragen aan doctor Wpko a Bourmania en Ffrans van Camingha.
150 Dr. Wpka a Bourmania en Ffrans van Cammingha verklaren uit krachte van hun verleende opdracht (d.d. 27 aug. 1549, Reg. nr. 149) dat Goffo Abinga en zijn huisvrouw onder meer het vorndeel zullen hebben hetwelk wijlen Wijts wijlen Aedzaert en Tiaemk heeft besproken, waarvoor Goffo aan Werp honderd negen en dertich goudguldens zal betalen.
151 Tencko Sakeszoon grietman over Schoterland geeft consent op de koop van een halve dagmad land d.d. 29 dec. 1548 (Reg. nr. 142), waarachter deze is gesteld.
152 Pieter en Hette van Dekama, Ryoerd Abingha en zijn vrouw Yde van Dekama, Tiaert van Jongema en zijn vrouw Jel van Dekama en Julius van Botnia en zijn vrouw Marie van Dekema verklaren te zijn overgegaan tot scheiding en deling van de goederen door hun ouders nagelaten.
153 Gabbe Jacoszoon van Selssuma te Leeuwarden verklaart ontvangen te hebben uit handen van mr. Renick van Bourmania als curator van Goffe Abinga, vier en twintig goudguldens, door hem betaald als borg voor de bestuurders van de wagen van Adzert Abinga, welke rijdende door Leeuwarden Arentken, de zoon van Lambert Arentszoon Smid hadden aangereden en 5½ Carolusguldens aan kosten.
154 Werp Rensckema verklaart geen andere papieren te hebben dan een donatiebrief en een testament, die echter in het bezit zijn van zijn broeder Johannes.
laatste wijziging 11-11-2023
3.196 beschreven archiefstukken

Kenmerken

Datering:
1424-1894
Periode:
1424-1894
Auteur:
J.H. Goslings-Lijsen (1932)
Beschrijving:
Familie Van Sminia
Opmerking:
Kaarten en tekeningen zijn gedigitaliseerd, zie Fries Kaartenkabinet
Categorie:
laatste wijziging 11-11-2023
3.196 beschreven archiefstukken