Uw zoekacties: College zeemansvoorzorg te Harlingen

130-04 College zeemansvoorzorg te Harlingen ( Tresoar (Frysk Histoarysk en Letterkundich Sintrum) )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inventaris
1. Inleiding
130-04 College zeemansvoorzorg te Harlingen
1.
Inleiding
Het Collegie `Zeemans-Voorzorg' te Harlingen werd op 1 juli 1851 opgericht, nadat er verschillende circulaires aan `de ingezetenen der stad Harlingen' waren rondgestuurd. In deze circulaires, die bedoeld waren om leden te werven, werd het doel van het Collegie uiteengezet:
`Het lot van achtergebleven weduwen en weezen van zeelieden dezer stad te helpen verzachten en verder om in het algemeen eene weldadige strekking te hebben voor zeelieden dezer plaats en zoo veel mogelijk bevorderlijk te zijn voor den bloei van Harlingens zeevaart en koophandel' (zie inv. nr. 18).
Het lot van de weduwen en hun kinderen werd in 1852 verzacht door de schenking van een bepaalde som geld in één keer. Na 1857 kwamen hierin veranderingen, met het gevolg, dat de weduwen gedurende vijf achtereenvolgende jaren en langer een uitkering kregen.
In het Collegie kende men gewone en buitengewone leden. De gewone leden werden in 1852 ingedeeld in twee klassen. De eerste klasse bestond uit gezagvoerders, terwijl tot de tweede klasse behoorden alle zeelieden, die een rang beneden gezagvoerder bekleedden.
Om als gewoon lid toegelaten te kunnen worden moest men tussen achttien en veertig jaar oud zijn, in Harlingen wonen en een bewijs van gezondheid tonen.
Na 1884 deelde men de gewone leden in drie klassen in:
klasse 1: de gezagvoerders;
klasse 2: de stuurlieden en
klasse 3: de zeelieden van lagere rang.
De buitengewone leden waren leden, die jaarlijks een bepaalde contributie betaalden, doch geen aanspraak konden maken op enige uitkering. Zij werden ingedeeld in vier klassen. Als maatstaf gold hier het bedrag, dat zij aan contributie betaalden.
Het bestuur, dat door de buitengewone leden en de gewone leden der eerste klasse werd gekozen, bestond uit vier direkteuren, waarvan een president, een secretaris en een penningmeester was. De direkteuren moesten uit de buitengewone leden benoemd worden. Uit de gewone leden der eerste klasse werden twee commissarissen gekozen. De plaatsvervangers van deze commissarissen waren buitengewone leden.
Het Collegie voerde een eigen vlag in de kleuren rood, wit en blauw. Elk gewoon lid der eerste klasse was verplicht deze vlag op eigen kosten aan te schaffen. In het wit van de vlag werd met zwart zijn nummer ingevuld.
In de jaren twintig werd de belangstelling van de zeelieden voor het Collegie steeds minder, doordat verschillende maatschappijen begonnen zorg te dragen voor een pensioen voor hun gezagvoerders. In 1930 begon het bestuur dan ook over te gaan tot likwidatie van het Collegie. Op 20 mei 1931 werd het Collegie `Zeemans-Voorzorg' te Harlingen officieel opgeheven.

Kenmerken

Omvang:
,58 meter Standaardarchiefdozen
Categorie:
  • Zonder categorie