Uw zoekacties: Heerlijkheid Ruinen

0605 Heerlijkheid Ruinen ( Drents Archief )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inventaris
1. Inleiding
0605 Heerlijkheid Ruinen
1.
Inleiding
Organisatie: Drents Archief
De heerlijkheid Ruinen omvatte volgens een daarvan voorhanden kaart van 28 november 1628 (aanwezig in de oude statenarchieven) het grondgebied, omsloten ten westen door de Leisloot en ten noorden door de onbebouwde gronden zuidelijk van Reebruggen, Ansen en Kralo; de oost- en zuidoostgrenzen omsloten Weerwille en wellicht Anholt en Gijsselte, doch sloten buiten de heerlijkheid: Nuil, Eursinge, Oostering, Pesse en wellicht ook Bultinge; de zuidgrens bracht nog tot Ruinen Blijdenstein en Tweelo, doch sloot Echten, Struikberg, Koekange, Broekhuizen en Oosterboer buiten. De onbetrouwbaarheid dezer kaart valt echter te bewijzen. Zij is opgemaakt op verzoek van Drost en Gedeputeerden van Drenthe in een tijd, toen Drenthes bestuur ernaar streefde de rechten van de heer van Ruinen in zijn heerlijkheid tot nul te reduceren. De landmeter die de kaart vervaardigde, heeft toen onjuiste inlichtingen van Drenthes bestuur ontvangen, opdat ten minste de heerlijkheid zo klein mogelijk zou schrijnen. De noordgrens behoorde in te sluiten Ansen en Kralo *  en waarschijnlijk ook Reebruggen *  . Pesse lag niet buiten doch in de heerlijkheid *  . Andere gegevens zijn niet voorhanden, tenzij uit de tijd nadat de beslissing in het geschil van Drenthe met de heer van Ruinen over het ressort der heerlijkheid was gevallen. De administratieve grenzen van na die tijd kunnen afwijken van die der heerlijkheid.
Een deel dezer landen was zeer bosrijk; vandaar dat gesproken werd van de Wolden of de Woldstreek, Haaks- en Buddingwolde, in het tegenwoordige Ruinerwold gelegen.
Reeds in de 14e eeuw werd de Bullinge (in Staphorst) tegelijk met Ruinen in leen uitgegeven * 
De heerlijkheid was een leen van de bisschoppen van Utrecht. In de eerste helft der 12e eeuw komt een Otto van Ruinen voor onder 's bisschops ministerialen; zeer waarschijnlijk was deze toen bezitter der heerlijkheid. Sedert vinden wij verschillende heren en vrouwen van Ruinen als 's bisschops leenmannen *  , totdat de afzwering van Philips haar invloed ook deed gevoelen op de belening. De Staten van Overijssel verrichtten de begeving der heerlijkheid als aan hen vervallen *  ; en zo zien wij tot en de tweede helft der 18e eeuw de aanstaande heren van Ruinen (en daaronder ook de Staten van Drenthe) de belening te Zwolle vragen *  . Een poging door de Drentse Staten aangewend om afstand te verkrijgen van dit recht hunner Overijsselse collega's mislukte *  . De revolutie van 1795 vervulde Drenthes wens; sedert die tijd is de heerlijkheid, die reeds feitelijk was opgelost in het Landschap, niet meer in leen uitgegeven *  .
Ruinen was een niet onaanzienlijke heerlijkheid, zodat de heren weer verscheidene hunner bezittingen in achterleen konden uitgeven *  . Maar dat niet alleen. Dank zij het feit, dat het door de Staten van Overijssel in leen werd uitgegeven, weigerde het te delen in de heffingen ter betaling der oorlogslasten over het Drentse grondgebied uitgeschreven *  . Pijnlijk is de hieruit gevolgde procedure voor het landschap Drenthe geweest. Enerzijds de heer van Ruinen, die weigerde te gehoorzamen aan de door Ridderschap en Eigenerfden gestelde voorschriften; anderzijds Drenthe niet souverein en niet hem kunnende dwingen, doch recht moetende zoeken voor de Raad van State en de Staten-Generaal. En dat terwijl de overige provinciën souverein waren in hun gebied.
Doch in verloop van tijd werd de verhouding beter. Overeenkomstig de sententie der Staten-Generaal in de zo-even genoemde geschillen, d.d. 3 januari 1654 *  , werd het Drents landrecht in de heerlijkheid ingevoerd en daarmede dus een stap gedaan naar de oplossing van Ruinen in het haar enclaverend gebied.
Belangrijker voor zulk een oplossing was de aankoop door Drenthe in 1766 van de regalia der heerlijkheid, in de volgende jaren gevolgd door de aankoop der goederen *  . De definitieve overdracht had plaats op 3 januari 1783 *  . Na de aankoop der regalia trad de drost van Drenthe op als leendrager namens Ridderschap en Eigenerfden *  . In 1785 werd door Drost en Gedeputeerden in samenwerking met een commissie uit Ridderschap en Eigenerfden een plan ontworden tot inlijving der heerlijkheid in het landschap *  . In verband daarmede richtte het dagelijks bestuur van Drenthe zich tot Ridderschap en Steden van Overijssel met het verzoek, de leenroerigheid op billijke voorwaarden op te heffen. Bij resolutie van 19 oktober 1787 werd hierop echter afwijzend beschikt *  . Bij de ommekeer der zaken in 1795 trokken de Representanten de benoeming van schulten in de heerlijkheid aan zich. De staatsregeling van 1798, gekant tegen heerlijke rechten en het leenstelsel (artt. 24 en 25) bekrachtigde spoedig daarna Drenthes verlangen.
Wat de rechtspraak betreft stond Ruinen onder een tamelijk zelfstandige bedeling tot zijn inlijving in 1795. Naar afzonderlijke voorschriften werd de heerlijkheid bestuurd: naar het schijnt echter voor de twee grote delen daarvan (Ruinen en het Wold) verschillend, immers een speciaal landrecht (van 24 maart 1428) voor Budding- en Haakswolde is nog bewaard gebleven *  . Dit landrecht werd de ingezetenen verleend door de heer van Ruinen, die ook voorzat in het hoogste rechtscollege van zijn gebied, dat van heer en twaalven, ook wel "het landrecht" genoemd. Daaronder ressorteerden de schulten van Ruinen en het Wold.
Het behoeft nauwelijks te worden betoogd dat dezelfde strijd, die gevoerd werd in het administratieve, ook in het justitiële werd gevonden, en dat dus de etstoel, Drenthes hoogste rechtscollege, meer dan eens trachtte zich te stellen boven het Ruinens landrecht. Het bovengenoemd vonnis der Staten-Generaal bracht ook hierin een vaste regel, door te bepalen dat voortaan revisie van de door heer en twaalven gewezen vonnissen zou openstaan op Ridderschap en Eigenerfden *  .
In verband met de aankoop der heerlijkheid werden verschillende maatregelen beraamd ten opzichte van het bestuur *  . Daarbij werd in het oog gehouden de wenselijkheid ener samensmelting van het bestuur over Ruinen met dat over Drenthe. Zulk een samensmelting heeft echter niet plaats gehad *  . Eerst in de revolutionaire tijd werd het "landrecht" ontbonden, werd daarmede de rechtspraak van Ridderschap en Eigenerfden in revisie van de Ruinense vonnissen opgeheven, en werd aan de etstoel dezelfde macht over Ruinen toegekend als over het overig deel van Drenthe.
Uit het boven medegedeelde blijkt, dat wij in de eerste plaats hebben te onderscheiden tussen het archief van de heer van Ruinen en dat van het landrecht. Dit laatste zal, evenals het eerste, hebben berust op het huis te Ruinen en beheerd zijn geworden door de gerichtschrijver der heerlijkheid, die ook de administratie schijnt te hebben gevoerd.
Omstreeks 1704, toen de markies van Hoensbroek de heerlijkheid kocht, schijnt een inventaris te zijn opgemaakt van het archief. Althans van de hand van de toenmalige secretaris der heerlijkheid *  zijn nummers met een korte omschrijving van de inhoud te vinden op de rug van vele stukken. Een inventaris is echter niet tot ons gekomen.
Toen het landschap in de tweede helft der 18e eeuw de heerlijkheid kocht, is ook het archief overgenomen. Men behandelde het echter met zeer weinig zorg. Zo moest de provinciale archivaris in 1884 en 1885 de stukken "uit diversde hoeken" bijeenzoeken om het heerlijkheidsarchief te reconstrueren *  .
Waarschijnlijk zijn in die eeuw van verwaarlozing vele stukken verloren gegaan. Immers een feit is het, dat in 1877 het provinciaal museum van oudheden in Drenthe van de erven van mr. W.H. Hofstede, griffier der Staten van Drenthe, behalve andere handschriften, bij koop ontving "een oud handschrift *  , houdende vermelding van diverse aan den heer van Ruinen verschuldige pachten, met opgaaf van de namen der pachtschuldigen *  ". Een feit is het ook, dat in 1904 het genoemde museum van de heer C.H.A.A. Engelenberg te Kampen, oud-gedeputeerde van Overijssel en afstammeling van de Drentse assessor Engelenberg, door bemiddeling van de gemeentearchivaris van Kampen mr. J. Nanninga Uitterdijk, ten geschenke ontving een tiental charters en stukken *  , ontwijfelbaar uit het heerlijkheidsarchief afkomstig en merendeels in 1704 daarin aanwezig *  .
Pogingen aangewend om deze stukken te herenigen met het archief der heerlijkheid Ruinen, waaruit zij ter kwader ure zijn afgedwaald, zijn niet met een goede uitslag bekroond. Ten behoeve van de gebruiker van deze inventaris geef ik in een aanhangsel deze stukken op, onder aanwijzing waar zij in de inventaris een plaats behoren te vinden.
De regestenlijst heb ik niet met 1600 besloten, omdat zij een heerlijkheidsarchief geldt en zulke archieven in Drenthe reeds zeldzaam zijn.

Kenmerken

Datering:
1353-1787
Citeerinstructie:
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste eenmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Drents Archief, Assen. Toegang 0605 Heerlijkheid Ruinen
VERKORT:
NL-AsnDA, 0605